
Televisie – Amy
Ongezien aanbevolen, want alom bejubeld: Amy. Documentaire over leven en loopbaan van de fabelachtige jazzzangeres Amy Winehouse, wier stem en stijl zelfs ik uit honderden herken. De film won Oscar, Bafta en Emmy en trok in Nederland in het eerste draaiweekend de meeste bioscoopbezoekers ooit voor een buitenlandse documentaire. Talent en zelfvernietiging gaan vaker samen en zijn kennelijk aantrekkelijk. Maar niet ongevaarlijk, want – ik citeer het persbericht – ‘Amy’s nummers vormen een emotionele biografie en als ze ons aankijkt via de camera confronteert ze ons uiteindelijk met onszelf.’
Asif Kapadia, Amy, donderdag 5 mei, NTR 3Doc, 21.15 uur
Televisie – De pen en het zwaard
Fidan Ekiz heeft in nauwe samenwerking met Kees Schaap een fraai documentair oeuvre op haar naam, waarin Nederlandse Turksheid een centrale rol speelt. Deze keer is de thematiek breder. In De pen en het zwaard onderzoekt ze het vrije deel van de pers in onvrije landen. Helaas kon ze daarvoor de reeks meteen weer openen met Turkije, waar ze ooit in vier jaar correspondentschap wel met gevoeligheden en onvrijheden werd geconfronteerd, maar waar de journalistiek sindsdien, net als de kritische burger, meer en meer gemuilkorfd wordt. Hebt u die eerste aflevering niet gezien: de moeite van uitgesteld kijken waard. Je kunt natuurlijk zeggen: ik wist het allemaal al, dat van Erdogan en zijn toenemende breidel. Maar het is andere koek om gesprekken met direct betrokkenen te zien en horen. Met mensen die gecensureerd, geïntimideerd, bedreigd en vervolgd worden.
Ik heb Ekiz hoog zitten vanwege moed, intelligentie, nuance en zelfonderzoek. Aan tafel bij DWDD en in eigen werk. Wel was ik een beetje verbaasd over haar openingsbezoek aan de krant Hürriyet, seculiere criticaster van Erdogan, en twee weken voor haar bezoek nog door een menigte onder leiding van een AK-parlementariër bestormd en vernield. Ze wordt in de hal ontvangen door een bureauredacteur, en stelt prompt op luide toon vragen over wie achter die gebeurtenissen kan zitten. Ze is dus niet bang, zo min als Umar, en hoeft dat waarschijnlijk ook niet te zijn – maar het heeft zowel iets bot Hollands als naïefs, want ongevaarlijk voor haar contact lijkt het niet. De mannen van de receptie luisteren mee, verderop staat politie. Pas als, ter redactie aangekomen, een eindredacteur zegt dat je, als je bang bent een buurtsuper moet beginnen maar geen journalist kan zijn, ontspant haar contactpersoon. En beschrijft hij, met zachte stem, afgedwongen ontslagen van te kritische collega’s, afgeluisterde telefoons, nieuwe collega’s die op bevel van hogerhand zijn aangenomen en die mogelijk spioneren. Hij is de eerste van een reeks onheilsbodes, van wie een deel inmiddels werkloos geworden journalisten. En zo wordt de ernst van de situatie uiteindelijk steeds duidelijker en voelbaarder.
Interessant is een ander punt dat ze aansnijdt. In haar taakopvatting als journalist staat objectiviteit centraal. Maar die is in Turkije sowieso moeilijk te vinden. Veel journalisten, juist ook die van de oppositie, zijn tegelijk activist: Koerden, secularisten, socialisten. Zoals de islamisten van Erdogan dat trouwens waren in de kemalistische tijd. En ze vraagt zich af of dat in een onvrij land eigenlijk niet onvermijdelijk is. Zo komt ze uiteindelijk weer terecht bij Oriana Fallaci, met wie ze de serie opent omdat die heldin haar beroepskeuze bepaalde. Fallaci’s axioma was dat je als journalist de kant van de onderdrukten moet kiezen. En dat doen haar Turkse gesprekspartners allemaal. En dat doet Ekiz zelf in deze serie waarin ook Oeganda, Myanmar, Colombia, Rusland en Hongkong nog worden bezocht.

Foto: Benny Jansen
Fidan Ekiz, Kees Schaap, De pen en het zwaard, Vara, zondags vanaf 1 mei, NPO 2, 20.15 uur
WALTER VAN DER KOOI
Film – The High Sun
Het fijnste aan The High Sun van de Kroatische regisseur Dalibor Matanic is de ongewone stijl van drie losse verhalen waarin dezelfde acteurs telkens de hoofdrollen vertolken. Aanvankelijk is dit tamelijk ontregelend. Je hebt immers net ‘geïnvesteerd’ in de personages in het ene verhaal – soms overleven ze het niet eens – of ze duiken al weer op als ándere mensen in het volgende verhaal. Toch werkt het, en wel omdat één thema terugkeert in alle verhalen, en dat is de vraag of de liefde bestand is tegen de verwoesting die oorlog brengt.
Het eerste verhaal speelt zich af aan het begin van de Balkanoorlog, circa 1991. Ivan is Kroaat, Jelena is Servische. En ze houden van elkaar. Het is zomer, de zon schijnt. Zwemmen en seks houden de geliefden bezig – totdat de eerste colonnes worden gevormd en de Servische jonge mannen zich aansluiten bij het leger, óók de broer van Jelena. Die kan de ontluikende liefde van zijn zus voor ‘de vijand’ niet verkroppen, en het eindigt allemaal in tragedie.
In de andere twee verhalen keren dezelfde acteurs – Tihana Lazovic en Goran Markovic – terug in liefdesverhalen waarin de oorlog en de gevolgen ervan centraal staan. Ante is een klusjesman die het huis van Natasa en haar moeder opknapt. Ze vinden elkaar leuk, ze willen elkaar. Maar de pijn van de oorlog, de haat jegens de ander, is groot.
Het laatste verhaal vindt ik het sterkste: Luka, een student, keert uit de stad terug naar zijn geboortedorp waar hij zijn ouders bezoekt. Hij gaat ook langs bij Marija, een jonge vrouw die alleen met haar zoontje woont. Ze hebben een verleden samen, maar wat dat precies inhoudt, wordt pas aan het einde duidelijk.
Regisseur Matanic vermijdt de valkuilen van opzichtige symboliek en een te eenvoudig verteld verhaal zorgvuldig. Hij focust op de erotiek van lichamen en landschappen. Subtiel stuurt hij ons blik in de richting van de kern van het verhaal. Het gaat niet om ‘goed’ en ‘kwaad’, maar om het onvermogen van de personages zich te ontworstelen aan de consequenties van de eigen vooroordelen. Dat laatste vormt de kiem waaruit de oorlog groeit, misschien zelfs niet alleen deze oorlog, maar alle conflicten waarin er sprake is van ‘wij tegen hen’, of ‘ik tegen de ander’. Zo treedt The High Sun voorbij de grenzen van de eigen context. Het mooiste is de vraag: wat als ik verliefd word op ‘de ander’?
The High Sun is te zien vanaf 5 mei
GAWIE KEYSER
Toneel - Nobody Home
Wat ze gemeen hebben is de vluchtelingenstatus en het overleven als een onvervreemdbaar deel van hun geschiedenis. Wat ze ook en vooral delen is een feilloos instinct voor sterk toneel en het vertellen van goeie verhalen. Ze ontmoetten elkaar op de Toneelschool Maastricht. Het resultaat heet Nobody Home en is al geruime tijd een theaterhit.
Het is december 2014. In augustus zijn de luchtaanvallen van de VS in Noord-Irak op stellingen van IS begonnen. In augustus was de onthoofding (van de journalist James Foley) op internet te zien. De Taliban zijn er ook nog – in december plegen ze een aanslag op een school in Pesjawar, 138 doden, waaronder 106 kinderen. De Navo vertrekt uit Afghanistan. Ze laten een ‘trainingsmissie’ achter. En, o ja, in december 2014 wordt de verwarde man gearresteerd die John en Linda de Mol afperste. Wereldnieuws in de maand dat de voorstelling Nobody Home in première gaat.
Er waait een windvlaag, wat heet: een orkaan van verlichting door het Compagnietheater wanneer uit de mond van een medewerker van de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (een nagespeelde medewerker vanzelfsprekend) eindelijk een zinnetje klinkt zónder die blafferige boventonen van ‘daar is het gat van de deur’. Hij zegt iets verlossends. Iets liefs zelfs. Hij zegt dat zij, ‘we’ zegt hij, er alles aan gaan doen om de aangesprokene, Majd Mardo, geboren in Aleppo, Syrië, en op zijn negende naar Nederland gevlucht, hier in Nederland op te nemen en aan de vereiste wettige papieren te helpen. De stille scène werkt als een ware opluchting. Hè, hè, een rustgevend woord, eindelijk, een kleine oase van vriendelijkheid in de zandstormen van harteloosheid.
Het is een voorbijzoevende toneelavond, een gelukkig makende mengeling van stand-up en documentaire, van leerstuk en real life, dit Nobody Home, gemaakt door drie jongens uit twee windstreken (Bosnië, Iran en Syrië), met een regisseur die ook uit Bosnië komt. Gevieren weten ze verdomd goed waar ze het over hebben. Want het is boven alles hun eigen verhaal dat ze hier komen vertellen. Niet larmoyant opgeklopt, maar met de swingende twist van hun verbeeldingskracht. In die titel komt alles samen. Nobody Home is de kern van de slotmonoloog van Vanja Rukavina, die onder de huid van zijn moeder is gekropen om de eenvoudige wijsheid te vinden, dat een vluchteling, een immigrant, een asielzoeker altijd zijn of haar eigen thuisland nog ruimschoots in de bloedbanen heeft. Dus: hoe heerlijk de uiteindelijk met veel moeite verworven Hollandse doorzonwoning ook mag passen als een warme trui, het werkelijke huis, het echte thuis is ver weg, en bovendien wreed en onvrijwillig uit de vluchteling weggesneden.
Nobody Home is ook de song van Roger Waters van Pink Floyd uit de cyclus The Wall – I’ve got wild staring eyes/ And I’ve got a strong urge to fly/ But I got nowhere to fly to. De Bosnische Rukavina, de Syriër Mardo en Saman Amini uit Iran en hun Bosnische regisseur Daria Bukvic, ze zijn allemaal geboren in 1989. Toen de geschiedenis van de ‘korte’ twintigste eeuw (die van 1914 tot dat jaar) is opgehouden en de hunne begon. Een geschiedenis die op hun derde, achtste en elfde een vluchtgeschiedenis werd. Midden in de jaren waarin voor veel mensen dat thuisloze Europa ontstond, in dat globale universum dat voor velen al lang een thuisloze wereld was geworden. We weten er nu van alles van af. Of beter: we denken er van alles van af te weten.
De tomeloze theateravond over vluchtgeschiedenissen Nobody Home, aan het begin van dit seizoen getoond op het Theaterfestival, is nu weer even voor enkele maanden hernomen en op reis. De avond is niet zwaar, omdat de vertellers haar rijkelijk hebben gekruid met de absurditeiten die nu eenmaal aan vluchtgeschiedenissen kleven. Van de weinig verheffende varianten van racistische beledigingen, tot de stuiplachwekkende sitcoms waarin asielzoekers niet zelden belanden. Een van de hoogtepunten van dat laatste is de act waarmee antwoord wordt gegeven op de knellende vraag of je een grotere kans maakt op een verblijfsvergunning wanneer je je voordoet als een homoseksuele jongen uit een islamitisch land. Er klinken sterke teksten (van de jongens zelf en van Simon Weeda), er is een eenvoudige maar effectieve vorm gevonden (Dymph Bos en de Palestijnse lichtkunstenaar alaa minawi), de regisseur had een coach die van wanten weet (Eric de Vroedt). Maar boven alles staan hier drie hoogbegaafde toneelspelers, die een gedenkwaardige avond maken, vol Vergnügen in de brechtiaanse zin van dat woord – een grijnslach met een hoge urgentie.

Foto Casper Koster
Nobody Home vanaf 6 mei in onder meer Amersfoort, Nijmegen, Den Haag, Haarlem, Arnhem en in de eerste week van juni in het Compagnietheater in Amsterdam. Let op, vrijwel alle voorstellingen zijn al uitverkocht, dus houd u rekening met wachtlijsten; nobodyhome.nl
LOEK ZONNEVELD