Televisie

De vader van Kefah Allush, Nederlandse tv-maker van Palestijnse afkomst, kende in Nablus een Samaritaan. Als je iets gedaan wilde krijgen bij de Israëlische autoriteiten, dan moest je bij hem zijn. Later begreep Allush dat dit niet louter op barmhartigheid berustte, want de man moest wel ‘omgekocht’. Wat me een rare term lijkt voor bemiddeling. Al is noodzakelijke bemiddeling inderdaad ook weer raar als het om het verkrijgen van elementaire rechten gaat. Hoe dan ook, Allush maakte voor de EO een reeks over ‘vergeten volkeren van het Midden-Oosten’ en begon maandag met de Samaritanen. Die wonen in twee dorpjes, het ene bij Nablus, het ander bij Tel Aviv. Er zijn nog 785 Samaritanen, wat bar weinig is, maar meer dan in 1917 – toen waren er nog 146. Om uitsterven te voorkomen, is recent een strenge wet uitgevaardigd: Samaritaanse mannen mogen nu trouwen met een niet-Samaritaanse, als die zich tot het Samaritaans geloof bekeert.

En zo komt Allush bij een Oekraïense over de vloer wier dochtertje als Samaritaans wordt beschouwd en die na de aanstaande geboorte van haar tweede dochtertje acht maanden geen voedsel zal mogen bereiden en niet mag schoonmaken omdat ze onrein is. Zoals ze dat ook niet mag als ze ongesteld is. Was ze zwanger geweest van een zoontje, dan had de onreinheid na bevalling maar vier maanden geduurd. De vrouw vindt het inderdaad wennen dat in de kleine gemeenschap iedereen weet wie ongesteld is en wie kennelijk in verwachting, maar overigens is ze vol lof over man, kind, schoonfamilie. Interessant dat voor Samaritanen dus de vader bepaalt of het kind tot de etnisch-religieuze groep behoort, terwijl dat bij joden de moeder is. Des te interessanter omdat de eerste Samaritaan aan wie Allush ons voorstelt een Cohen is, succesvol couturier van bruidsjurken. Op zijn naam wordt niet ingegaan. Wel leren we dat het Heilige Boek van de Samaritanen de Thora is, bevattende de eerste vijf boeken van het Oude Testament. De andere boeken dus niet en de Samaritanen zien zich dan ook als de Ware Israëlieten.

Maar om te weten hoe gelovige joden de Samaritanen zien, ook als die Cohen heten, moest ik naar Wikipedia. En terug naar de Assyriërs, die in 722 voor Christus een deel van de joden uit het noordelijk koninkrijk Israël in ballingschap voerden en door nieuwe kolonisten vervingen. Die vermengden zich met de gebleven joden. Het resultaat: Samaritanen en dus niet zuiver. ‘Onzuiveren’ die zichzelf dus als enige zuiveren zien. Maar die nu noodgedwongen de zuiverheid wat oprekken. Althans voor mannen. De jonge Samaritaanse in deze documentaire die voor een jood koos, werd weliswaar niet door haar vader verstoten, maar daardoor werd die vader wel uit de Samaritaanse gemeenschap gestoten en leeft hij in isolement. Ze ziet het verwijt in zijn blik en voelt schuld, schuld, schuld.

Wat kan religie toch mooi zijn. De christelijke omroep kijkt ernaar en verbaast zich respectvol. Want dat moeten we Jezus nageven: die ging het, gezien de barmhartige Samaritaan, niet om etniciteit. Wat niet wegneemt dat ik me om andere redenen en minder respectvol regelmatig over de EO verbaas. Bij voorbeeld over hun hang naar emotie en sensatie. Ook hier wacht Allush te lang en nadrukkelijk op de onvermijdelijke tranen van de Samaritaanse. Hij mag dan niet mijn favoriete presentator zijn, informatief is die eerste aflevering wel. Je kijkt je ogen uit. En met Mandeeërs (Zuid-Iran), druzen (Libanon), kopten (Egypte), bedoeïenen (Jordanië) en jezidi’s (Noord-Irak) nog te gaan zal dat vaker het geval zijn.

Van Nablus naar Ninevé. Op zoek naar de vergeten volken van het Midden-Oosten. EO, zes delen, ‘s maandags vanaf 25 juli, NPO 2, 21.15 uur.

Walter van der Kooi


Serie

De nieuwe Netflix-serie Stranger Things, over vreemde ontwikkelingen in het leven van de inwoners van een stadje op het platteland van Indiana, is een ode aan het werk van de Amerikaanse regisseur Steven Spielberg, wiens werk deze zomer centraal staat in een retrospectief in filmmuseum EYE te Amsterdam.

Het verhaal begint wanneer de 12-jarige Will spoorloos verdwijnt en zijn drie vrienden op hun BMX-fietsen op zoek gaan naar hem. Ze vinden hem niet, maar ze stuiten wel op een meisje dat over bovennatuurlijke krachten beschikt. Ze verstoppen haar in het huis van een van de vrienden terwijl de speurtocht naar Will voortduurt.

Wills moeder, Joyce (Winona Rider), vreest dat er iets ergs met haar zoontje is gebeurd. Maar dan lijkt ze ‘contact’ met hem te kunnen leggen via het stroomnetwerk van haar huis. Iedereen denkt terecht dat ze gek wordt, maar het feit dat er een legerbasis in de buurt is waar men allerlei experimenten uitvoert, werpt nieuw licht op de zaak.

Veel in de eerste drie afleveringen van Stranger Things verwijst direct naar het vroege werk van Spielberg, vooral naar E.T. the Extra-Terrestrial (1982). Maar het sterkste aan de serie ligt in de wijze waarop alle sciencefiction-hocus-pocus slechts dient als vorm voor herkenbare, menselijke motieven: enerzijds de angsten van tieners (de eerste keer seks hebben, acceptatie en uitsluiting op school, de wereld als plek vol figuren en gebeurtenissen die je niet kunt begrijpen), anderzijds de onzekerheden van volwassenen (schattige kinderen die tieners worden en daarmee van de ene dag op de andere veranderen in vreemde wezens, en hoe je dán nog kunt of moet functioneren als ouder en als mens).

Het gezin in crisis — daarover gaat Stranger Things, en daarover gaan ook min of meer alle films van Spielberg. Als deze regisseur ons iets heeft geleerd over ouders en kinderen dan is het dat de kloof tussen beiden onoverbrugbaar is. Ze snappen elkaar niet, en uiteindelijk kiezen ze voor zichzelf. Misschien uit zelfbehoud, misschien vanwege het besef dat het verleden nooit kan worden teruggehaald, hoe zoet de herinneringen ook zijn.

Neem de midlifecrisis van hoofdpersoon Roy Neary (Richard Dreyfuss) in Close Encounters of the Third Kind (1977), die ik altijd fascinerend heb gevonden. Hier hebben we een man die vrouw en kinderen achterlaat en zonder blikken of blozen in een ruimteschip met aliens stapt, om goedbeschouwd nooit meer terug te keren. Met zijn relatie met die schreeuwerige vrouw van hem komt het nooit meer goed, zoveel is duidelijk, maar heel erg hard is dat hij op dat moment ook zijn kinderen laat vallen. Neary is een man die de volwassen wereld — het ouderschap, zijn werk, zijn relatie met zijn echtgenote — simpelweg niet aankan. Deze persoonlijke tragedie ligt vlak onder de oppervlakte van de spanning en sensatie die de sciencefictionelementen bieden, waarmee de raakpunten tussen Spielberg en Stranger Things duidelijk zijn.

Stranger Things is nu te zien op Netflix; Steven Spielberg, meesterverteller is nog tot 31 augustus te zien in EYE.

Gawie Keyser


Popmuziek - Mark Lanegan

Mark Lanegan bestaat uit zijn stem. Hij heeft concerten gegeven waarin hij vrijwel niet uit het donker stapte. En had hij het gedaan, dan nog had zijn publiek niet veel meer gezien dan die gestalte met zijn hand om de microfoonstandaard. Maar naar Lanegan gaat geen mens voor spektakel, naar Lanegan ga je voor die stem: diep, donker en gevaarlijk als een mijnschacht, en even grimmig als soulvol. Onvergetelijk waren de concerten van Queens of the Stone Age waar hij als gast opdook: tussen al die fysieke dynamiek op het podium stond daar ineens die ijzige gestalte, die aan Song for the Dead een totaal nieuwe dimensie gaf:

Van zijn band Screaming Trees (minstens zo goed als de andere drie uit Seattle die wél wereldberoemd werden: Nirvana, Pearl Jam en Soundgarden) speelt hij nog wel eens een nummer, net als van zijn werk met The Twilight Singers, en gelukkig ook van zijn meesterwerk Bubblegum uit 2012.

Maar de nadruk ligt deze tournee op zijn recentere albums Blues Funeral en Phantom Radio. Van dat laatste album verscheen een jaar later nog een volledige remix-versie, waarop producers als Moby en UNKLE zich hadden mogen uitleven op Lanegans nummers. Ook dat pakte vaak goed uit, wat de vraag opriep of er ook muziek is waar die stem zich níet mee laten combineren.

Aan de vooravond van zijn twee shows in Nederland: twee prachtige optredens van Lanegan, en twee van zijn meest opmerkelijke duetten (los van de vele die hij met Isabel Campbell opnam).

Minimaal begeleid op een lokale radiozender in Seattle in 2014:

(sla de interviewgedeelten over: Lanegan is geen prater, om het voorzichtig uit te drukken).

Twee jaar eerder, bij het uitkomen van Blues Funeral, met een zeer gedreven versie van vier nieuwe nummers, waaronder het bijna griezelig onheilspellende The Gravedigger’s Song:

Zijn duet met Kurt Cobain: samen zongen ze op Lanegans solodebuut Where Did You Sleep Last Night, dat Nirvana ook opnam voor hun MTV Unplugged-optreden.

En Lanegan samen met PJ Harvey, op zijn album Bubblegum:

28 juli Doornroosje Nijmegen, 29 juli Melkweg Amsterdam

Leon Verdonschot


Muziektheater - Fort Europa door Toneelschuur-studenten

Kathedraalklokken, Schopenhauer en parmaham, natuurlijk

Ruut Weissman is muziektheaterregisseur. Afgelopen seizoen ensceneerde hij onder meer de musical De tweeling en een nieuw programma van Jenny Arean (met Marijn Brouwers). Sinds afgelopen seizoen is Weissman ook een van de artistieke directeuren van het DelaMar-theater aan de Amsterdamse Marnixstraat. Decennia lang was hij het artistieke gezicht van de Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie ATKA. De generatie podiumkunstenaars die zojuist is afgestudeerd kent hij nog van nabij. Toch is het bijzonder dat hij een van de meest opvallende voorstellingen van het in juni jl. georganiseerde Internationaal Theaterschool Festival ITs nu heeft uitgenodigd in ‘zijn’ theater. Ze brengen medio augustus drie voorstellingen van Fort Europa, op een tekst van Tom Lanoye en met muziek van Wilko Sterke. Het materiaal is al van 2005. De wereldpremière was destijds op een onconventionele locatie, het Südbahnhof in Wenen, aankomst- en vertrekstation voor treinen van en naar Praag, Bratislawa en Boedapest. Johan Simons nam met die voorstelling (tijdelijk) afscheid van het Nederlands toneel – hij verhuisde naar Vlaanderen, later naar München, en Simons pakte die dingen toen ook al vrij groots aan. In een doorgangshal van het troosteloze Weense station, waar alles gewoon doorging en alle reizigers toen dwars door de voorstelling heen wandelden, zijn de personages aan het uitzwaaien, afscheid nemen, weggaan.

Het gezelschap bestaat uit een stamcelbiologe, een chassidische jood, een uitgekotste ondernemer en wat afgetrapte hoeren. Ze zoeken rust, steun, aanspraak en troost bij elkaar. Ze willen niet meer bij deze wereld, bij dit Europa horen. Ze verklaren de oorlog aan het ‘oude Europa’. Voor een echte oorlog missen ze de middelen. Ze willen gewoon weg. Ver weg. Of dood. Dat kan ook. Een personage dat de Stervenskunstenares heet, zegt ergens: ‘Ik heb genoeg gewacht. Ik wil mijn dood kunnen kiezen. Als een cadeau. Feestelijk papiertje, strik erbovenop. Ik ben een groot kenner van cadeaus. Alle hoeren zijn grote kenners van cadeaus. En ik zeg jullie één ding, uit ervaring. Wie zelf zijn eigen cadeaus kiest, staat zelden oog in oog met een ontgoocheling. Daarom wil ik een eigen dood. Als een mens al geen eigen dood heeft, wat heeft-ie dan? Waar heeft-ie dan voor geleefd?’

De muziek bestond destijds, bij de wereldpremière van Fort Europa, nog uit een mengeling van Bach, melancholische liederen uit het klezmerrepertoire, en jankende melodieën uit de onderbuik van Europa, de keuze was van Paul Koek. Hier, in Amsterdam, in 2016, op de toneelschool, een paar economische en vluchtelingencrises verder, lijkt de kracht van Lanoye’s teksten ongebroken, ja zelfs hard toe aan een tweede leven, aan een eigen geluid, aan nieuwe stemmen. Er is in het (toen wel erg wijdlopige) script slim gesnoeid, de volgorde is enigszins veranderd. De muziekkeuze van Wilko Sterke (nomen est omen) is associatief. Lange, tekstloze vocale uithalen, gemengd met operateske aria’s en showy evergreens. De acht performers/toneelspelers/zangers, opereren als een koor, waaruit steeds weer iemand ontsnapt, waaruit mensen, stemmen, niet zozeer karakters, eerder mensentypes, zich losmaken, en daarna weer opgaan in het geheel. Dat geheel is niet een gedrilde massa, maar een beweeglijke, kleurrijke entiteit van herkenbare en constant van toon, ritme en gestiek wisselende individuen.

Ik noem de spelers, alle acht: Marlies Bosmans, Jacob de Groot, Jasper van Hofwegen, Marit Hooijschuur, Victor IJdens, Sarah Janneh, Jesse Mensah en Bart Sietsema. Ze hebben intelligente en geestige monologen. Over ondernemen zonder grenzen en het ontmoedigen van talent. Over de diaspora van de joden als antwoord op de natiestaat. Afgewisseld met dialogen die niet zozeer samenspraken zijn, maar tegen elkaar ketsende en stromende opsommingen, een soort litanie, over wat ze zeker gaan missen uit het ‘oude Europa’ dat zij nu de rug toekeren. Kathedraalklokken gaan ze missen, de geuren van de warme bakker, Schopenhauer natuurlijk, en Churchill zeker. Maar ook de parmaham.

Hun tekstbehandeling is helder als vers geblazen glas, hun dictie is verfijnd, muzikaal, vol ritmische verrassingen in de verpakking van een type spelplezier waar de vonken vanaf spatten. Acht heerlijke speelbeesten zijn het, met een eigen geluid, voorkomen, signatuur. De ruimte voor Fort Europa is kaal, echt leeg, geweldig ‘beschilderd’ met licht (Wilfred Loopstra). Het gedurfde kader voor dit licht- en stemmenspel, zo u wilt: de choreografie, de compositie, de samenhang, die komt van regisseur Michiel de Regt, die zich steeds meer ontwikkelt tot een sterke en eigenzinnige muziektheatermaker, met een opmerkelijke schriftuur in zijn oeuvre. Fort Europa is een juweel van een afstudeervoorstelling. Prachtig dat die nu door een groter publiek kan worden genoten.

Fort Europa is te zien in het DelaMar-theater, op 12 en 13 augustus (20.00 uur) en op 14 augustus (15.00 uur). Reserveren: www.delemartheater.nl

Loek Zonneveld

Beeld: Coco Duivenvoorde