Film – Young Wrestlers

Wat jonge, sportende kinderen doen wanneer ze even niet aan het trainen zijn maar aan hun schoolwerk moeten, zien we in de mooiste scène in de documentaire Young Wrestlers van de Rotterdamse regisseur Mete Gümürhan. De jongens zijn in de bibliotheek van een sportinternaat in een Turks stadje. Zich concentreren, huiswerk maken, het zit er niet in. In plaats daarvan: stiekem verboden plaatjes bekijken (‘Ha nee dat doen moslims niet, joh!); bladzijden uit studieboeken scheuren en papieren vliegtuigjes vouwen; elkaar opjutten en rondrennen in het lokaal en joelend op de tafels gaan staan. De jonge worstelaars barsten van de energie, en voor wie naar de film kijkt werkt dat aanstekelijk.

Gümürhans prestatie zit ’m in de wijze waarop je vergeet dat de camera er is, in hoe fictie het overneemt van de werkelijkheid. Meer specifiek: in de subtiele wijze waarop de nuchtere, documentaire vertelling doordringt tot wat de jongens en hun leraren echt beweegt.

Worstelen, zo vertelt Gümürhan in een interview met De Filmkrant, is de nationale sport van Turkije. Je kunt hieruit opmaken dat de jongens grote dromen hebben wanneer hun ouders hen op het internaat afzetten. Misschien dat ze ooit wereldkampioen zullen worden. Of dat ze veel geld met hun sport zullen verdienen. Of dat ze het respect van de gemeenschap zullen krijgen. Maar niet iedereen op de school is zo gedreven. Een jochie heeft heimwee en wil terug naar huis. Troosteloos huilt hij. Een andere jongen heeft last van overgewicht en zit in z’n eentje bij een bushalte cola te drinken en chips te eten terwijl hij weet dat zijn trainer hem dat verboden heeft. Sport, oké, moeten de boys onbewust denken, maar we willen leven, waarvan ook de prachtige scène van de studieperiode in de bibliotheek getuigt.

Tijdens de trainingssessies is de camera dicht bij de sporters. Het fysieke wordt voelbaar, je ruikt het zweet: de verschillende grepen die de worstelaartjes zich eigen moeten maken, de oefeningen die ze moeten doen om hun lichaam sterker te maken, de boosheid van de meesters op momenten waarop de jongens niet zo erg hun best doen; de strijd die ze voeren om op het oog onmogelijke opdrachten uit te voeren zoals optrekken of opdrukken wanneer ze bekaf zijn.

Twee trainers stomen de jongens klaar voor het echte werk. En deze mannen zijn behoorlijk fanatiek. Dat blijkt niet alleen uit hun lessen, maar ook in hoe ze met de persoonlijke omstandigheden van de kinderen omgaan. Een jongen die te horen krijgt dat hij wegens een constant bloedende neus een maand lang niet mag trainen wordt prompt naar een ander ziekenhuis gebracht, voor een contra-expertise.

Young Wrestlers illustreert dankzij de zekere hand van de regisseur dat de gouden jaren van het kind-zijn uit een mix van werkelijkheid en illusie bestaan. Anders dan de trainers, die zich misschien herinneren hoe kostbaar die jaren in hun eigen leven waren, toen de mogelijkheden grenzeloos waren en je nog kampioen kon worden, leven de kinderen instinctmatig. Het echte leven is er nog nét niet. Strijd voeren, het worstelen met iets anders dan een tegenstander in je eigen gewichtsklasse, is nog maar een spelletje.

Te zien vanaf 16 juni

Gawie Keyser


Televisie – Dus ik ben

Onder de noemer Dus ik ben onderzoekt Stine Jensen van alles en nog wat. In de nieuwe vierdelige reeks varieert dat van ‘Dus ik ben woedend’ tot ‘… mijn agenda’; van ‘… een goede opvoeder’ tot ‘… thuis’. Dat thuis is voor Jensen lang Denemarken geweest, dus reist ze daarheen, maar altijd is de persoonlijke invalshoek aanleiding voor veel breder onderzoek. Zodat twijfels over de invulling van haar moederschap haar naar Frankrijk brengen, waar, zoals bekend, de kinderen tijdens de eindeloze zondagslunch het restaurant niet afbreken. En het ‘druk, druk, druk’ van onze tijden onderzocht wordt in Zuid-Korea met zijn extreme arbeidsethos. In feite is Dus ik ben een soort themareisprogramma geworden. Soms lijkt dat enigszins gezocht: om Seneca’s opvattingen over ‘thymos’ (de nobele woede) te behandelen hoef je niet per se met een collega-filosoof naar Cordoba om daar naast Seneca’s standbeeld te gaan zitten. Maar je kunt ook zeggen: ze moest toch naar Spanje, want daar wordt woede hartstochtelijker geuit dan bij ons (in flamenco en Podemos).

En zelfs als je dat iets willekeurigs vindt hebben, moet je toegeven dat het soms prachtige scènes oplevert, zoals bij beelden uit het Spaanse parlement waarin een vrouw in het publiek plots uitbarst in protest, maar dan in de vorm van indrukwekkende flamencozang, waardoor voorzitter en ordehandhavers nauwelijks weten wat ze ermee aan moeten: dit is culturele traditie, wonderschoon en bijna heilig. Als veiligheidsmensen haar eindelijk met zachte hand hebben verwijderd, de rust is weergekeerd en de spreekster haar toespraak hervat, barst een man in al even fraaie protestzang uit. Stine krijgt het op laptop van de geestelijke vader te zien en is diep onder de indruk, zoals ook deze kijker.

Een probleem is wel dat het thema ‘woede’ zo breed is en zoveel zowel eeuwige als actuele aspecten behelst (van Seneca tot de reaguurder) dat de onderdelen soms iets willekeurigs lijken te hebben. Er moet wel erg veel in veertig minuten gepropt en coherent is het niet altijd. Stine had als kind woedeaanvallen en leest haar dochter een boekje voor waarin geadviseerd wordt bij boosheid eens flink op je kussen te meppen. Wetenschappers van de VU zeggen dat dat een heel verkeerde methode is: dat rammen versterkt de boosheid juist. Maar Stine ervaart bij een Hollandse bokstrainster en bij rituele veldslagen in Spanje dat fiks fysiek afreageren verdomde lekker kan zijn. Het wordt alleen niet echt samengebracht. Wel lijkt de conclusie dat oprechte woede over onrecht onmisbaar is, want tegenhanger van lamlendige onverschilligheid. (Al geldt dat helaas voor Pegida ook.)

Het is veel ‘Stine’, maar toch overstijgt het verre de navelstaarderij, want Stine’s vragen en zorgen zijn de onze. En je persoon inzetten om universele zaken aan te kaarten, daar is weinig mis mee. Bovendien is het (en ze) integer.

Dus ik ben, HUMAN, zondags vanaf 12 juni, NPO 2, 20.15 uur

Walter van der Kooi


Televisie – Smakelijke verhalen! & Chez Benali

Twee eetprogramma’s die inhoudelijk meer dan dat zijn en dus vermelding verdienen in een tijd dat schraalhans keukenmeester is in Hilversum. Petra Possel maakt een figuurlijke reis langs ’s werelds keukens door te praten, koken en eten met landgenoten wier wieg elders stond; of die koken in de traditie van gemigreerde voorouders. Zoals Tewa Muller, die het recept van grootmoeders onvergetelijke pom door een aantal dames laat koken. Er was een kleindochter nodig die in de leer ging bij oma (inmiddels overleden) om de traditie door te geven. Wijs, want het is ons noch haar drie kleindochters ooit gelukt de smaak van mijn moeders meer bijzondere gerechten terug te toveren, mede omdat die vond dat je hoeveelheden ingrediënten aan moest voelen. Ons niet gegeven.

‘Geuren van heimwee, smaken van verlangens’, klinkt het in de gesproken inleiding, want niet alleen Prousts madeleines roepen herinneringen en weemoed op. Al heeft Mokumse Tewa hooguit heimwee naar de Surinaamse mentaliteit. Haar pom-oma was een Pengel, zus van de befaamde premier ‘Jopie’. Volgens Tewa stammen de Pengels af van slaven op plantage Para en kregen ze van de plantagehouder een familienaam beginnend met P, net als Peroti’s en Pinassen. Dat klopt niet helemaal, ontdek ik: de plantage heette La Prosperité en het district Para. Dondert niks, en haar opmerking dat je om genetische redenen als Pengel uit moet kijken om te daten met Peroti, Pinas en (waarschuw ik: Pierau en Pocornie) is curieus en informatief. Pom blijkt ‘een joods gerecht met creoolse twist’. Feestmaal, per familie verschillend. Erg begrotelijk voor de armere stadscreool, lijkt me: alleen al kip en zoutvlees in één pan. Aflevering 2 belooft juist een ‘pasta van de armoede’ uit Italië’s laars. Volgen onder meer nog Curaçao en Marokko.

Over Marokko gaat in z’n geheel de andere serie: Chez Benali, waarin Abdelkader, echtgenote Saida en dochtertje Amber dat land doorkruisen. Ze begonnen rond Essaouira en Agadir, waar de arganbomen staan die een bijzondere olie leveren. We zien, curieus, geiten door de arganbomen klimmen (gras is er nauwelijks) en we zien het arbeidsintensieve productieproces van noot tot olie. Olie waaraan trouwens wel absurd veel medicinale eigenschappen worden toegekend. Het eeuwige leven lijkt gegarandeerd.

Maar wat het tot veel meer dan schooltelevisie maakt is het bezoek aan twee vrouwenprojecten. In het ene wordt gealfabetiseerd en voorbereid op klein ondernemerschap; in het andere werken vrouwen in een coöperatie die de olie produceert. Een werkdag levert vier euro’s op die mede gebruikt worden voor schoolboeken of zelfs een computer voor de kinderen. Beide projecten staan onder leiding van een vrouw en vooral wat chemieprofessor en arganspecialist Zoubaida Charrouf voor en met de vrouwen doet is indrukwekkend. Ze aanbidden haar. ‘Hoe stimuleer je je kinderen naar school te gaan?’ vraagt Saida aan een leerling. ‘Je geeft ze af en toe een duw in de goede richting’, is het glimlachende antwoord. ‘Een pak slaag, bedoel je?’ ‘Ja’, zegt ze schaterend.

‘Het zijn maar tikjes hoor’, zegt Abdelkader geruststellend tegen de kijker. Tikjes die ook in Suriname makkelijk worden gegeven. Waarna smakelijk wordt gegeten.

Smakelijke verhalen!, zes delen, NTR, vrijdags vanaf 10 juni, NPO 2, 20.25 uur. Chez Benali, zes delen, KRO-NCRV, dinsdags vanaf 14 juni, NPO 2, 20.25 uur

Walter van der Kooi

Beeld: Chez Benali (KRO-NCRV)


Televisie – Ken uw klassieken

Wie Podium Witteman mist wordt in juni op dezelfde dag, tijd en plaats getroost door de Avro. Ken uw klassieken is een reeks van vier symfonische werken. De uitvoering ervan krijgt een uitgebreide inleiding waarin dirigenten Ivan Fischer, Vincent de Kort, Otto Tausk en leden van het Concertgebouworkest een klein college over het betreffende stuk geven, inclusief muzikale illustraties. Wie zich te goed voelt voor onderwijs over werken die zij of hij denkt te kennen, of wie geen gelul wil maar alleen de composities zelf, die laat vijftien tot twintig minuten het geluid uit om daarna een topuitvoering van Beethoven zeven (Fischer), Dvorak acht (Mariss Jansons), Symfonische dansen van Rachmaninoff (Andris Nelsons) of de Symfonie fantastique van Berlioz (Daniele Gatti) te krijgen.

Wie juist meer geniet na enthousiasmerende uitleg kijkt vanaf begin. Ik deed dus het laatste, trotseerde presentator Hans van den Boom (die gelukkig wel zijn radiololbroekerij achterwege laat) en werd wijzer en genoot meer dankzij de kennis en de liefde voor de composities van de uitvoerenden. Wat je soms te achteloos tot je neemt omdat je het al zo lang kent en mee kunt fluiten, wordt weer wat het ten diepste is: bijzonder, niet vanzelfsprekend. Ooit vroeg een bejaarde musicoloog op Radio 4, voor hij Vogel als Prophet uit Waldszenen liet horen, of we ons alsjeblieft wilden realiseren dat dit kleinood niet bestond voordat de geniale Schumann het had opgeschreven. Dat lijkt een open deur of zelfs een domme opmerking, maar het is verschrikkelijk waar. Dat besef helpt om muziek rationeel in zijn tijd te kunnen plaatsen en emotioneel nog meer te waarderen.

Er bestaat een BBC-dramaproductie waarin de eerste uitvoering van de Eroïca in 1804 wordt ‘gereconstrueerd’ (uitvoering door John Eliot Gardiner en het Orchestre Révolutionnaire et Romantique in kostuums). Die maakt duidelijker dan wat en wie ook hoe de aanwezigen dat werk in Wenen voor het eerst ervoeren. Papa Haydn loopt zelfs even binnen om (helaas in het Engels) te zeggen dat dit werk de muziek voorgoed heeft veranderd – wat dramaturgisch net te nadrukkelijk, maar wel heel waar is.

En om het wat kleiner te houden: hoorniste Sharon St Onge laat horen hoe moeilijk het in Beethovens tijd was een bepaalde snelle passage op een natuurhoorn te spelen. Ze doet het eerst voor zonder gebruik van ventiel, dat toen nog niet bestond (de toon wordt gevormd met de hand in de beker) en je hoort hoe razend moeilijk dat is. Dan gebruikt ze het ventiel. Om spijtig te constateren dat daarmee iets van de klankkleur verdwijnt. Kijk, zulke weetjes, daar hebben we iets aan. Of niet, maar nutteloze kennis is verrukkelijk.

Ken uw klassieken, Avro-Tros, vier delen. Zondags, NPO 2, 18.10 uur. Beethoven en Dvorak op Uitzending gemist. Rachmaninoff en Berlioz op resp. 19 en 27 juni.

Simon Cellan Jones (regie), Nick Dear (scenario), Eroica: The Day that Changed Music Forever, met Ian Hart als Beethoven. In z’n geheel of in delen te zien op YouTube.

Walter van der Kooi

Beeld: Ken uw Klassieken - Otto Tausk (AVROTROS)


Popmuziek – Doe Maar & Best Kept Secret

Drie keer eerder kwamen ze opnieuw bij elkaar, maar nog nooit groef Doe Maar zo diep in haar repertoire als deze keer. Dus niet alleen de hits (en opnieuw blijft het indrukwekkend hoeveel dat er zijn), maar ook Macho, De vrolijke padvinder en Ruma Saja. En een wervelende vocale gastrol voor ex-drummer Carel Copier. Hennie Vrienten grapte eerder deze week in Ziggo Dome dat de band die nummers pas kan spelen ‘nu we eindelijk goed zijn’, maar er zat veel waarheid in die grap: het Doe Maar dat anno 2016 voor de vierde keer alsnog de verdiende waardering voor het oeuvre komt opeisen, is van een verbazingwekkende vitaliteit, ook vocaal. Hoogtepunten: Tijd genoeg, een van de beste teksten uit de Nederpopgeschiedenis. ‘Want wat ook een ander zegt/ Er is tijd genoeg/ Voor jou, voor mij, voor iedereen/ En als je wilt dan is elk ogenblik voor jou.

En de komst van die andere man die net als Copier de verpersoonlijking lijkt van lang vervlogen tijden: Joost Belinfante, die een bevlogen versie zingt van zijn beroemde ode aan een plant (Mijn lievelingsplant!): de Cannabis Sativa Hollandica.

18 juni, Ziggo Dome, 20.00 uur

Best Kept Secret

De ieder jaar terugkerende vraag of er wel ruimte is voor nóg meer festivals is uiteindelijk tamelijk eenvoudig te beantwoorden: zolang ze goed en onderscheidend zijn wel. Best Kept Secret is de afgelopen jaren beide gebleken. Prachtig terrein ook, opvallend schoon gehouden door de bezoekers. En een sterk programma ook weer dit jaar. Met bijvoorbeeld Beck, die op plaat nog wel een grillig wil zijn, maar live eigenlijk nooit teleurstelt. En zijn nieuwe single Wow belooft veel voor het komende nieuwe album. Live helemaal magistraal: Wilco. Het muzikale hart van de band is opgetrokken uit alternatieve country, maar daaromheen kan Wilco met gemak breekbaarder klinken dan een singer-songwriter en harder dan een metalband. Altijd intens live, of ze nu versterkt of onversterkt spelen: Band of Skulls. En in de categorie ‘veelbelovend’, voor een festival als Best Kept Secret misschien wel de belangrijkste categorie: rapper Woodie Smalls uit Vlaanderen. Luister maar naar About the Dutch, een van de beste nummers van zijn debuutalbum Soft Parade. ‘Straight from Belgium.’

Leon Verdonschot


Muziektheater - De Seewölf

Zoals zo vaak draait alles om de Zwarte Doos. Die in de harde realiteit van alledag niet zwart is maar rood, maar dat doet er nu even niet toe. En ook in dit verhaal fungeert de Zwarte Doos als een ‘McGuffin’ bij Alfred Hitchcock – iedereen zoekt ernaar of probeert hem te verbergen, maar plottechnisch betekent die doos dus helemaal niks. Ook niet in De Seewölf, muziektheater van Martin van Dijk (muziek), Flip Broekman & Jan Boerstoel (tekst). Drie goudhaantjes uit het kleinkunstrepertoire. Martin van Dijk overleed onlangs. Hij werd na zijn dood in de kranten gekopt als ‘de huispianist van Met het mes op tafel, maar hij is natuurlijk veel meer. Gevierd pianist en kleinkunstcomponist, twee keer de Annie Schmidt-trofee gekregen voor het beste kleinkunstlied (onder meer voor Iemand moet het doen), lange tijd vaste pianist van Adèle Bloemendaal, voor wie hij De bokken en de schapen van Jan Boerstoel componeerde, misschien wel een van de mooiste Nederlandse podiumliederen van na de oorlog.

Ergens in een nabije toekomst zou het muziektheaterstuk De Seewölf in première gaan, maar daar kwam die rotziekte tussen. Nu is er een ‘theatrale lezing’ van het stuk. Veel artiesten die nauw met Martin van Dijk en zijn onmetelijke repertoire verbonden zijn, zetten de hakken in het zand, Klein Bellevue heeft een gaatje van drie avonden, en huppakee, het spel staat op de wagen. Om te luisteren naar wat het is geworden en wat het als voorstelling alsnog kan worden. Het is een soap op een eiland, waar men in de week na sinterklaas gaat Sunderklazen (dat moet wel Ameland zijn, ‘Schier’ kan ook). En op, of liever na dat feest begint het verhaal, met drank en drugs, herbloeide en verleppende liefdes, een helikopterclash (vandaar die Zwarte Doos), en een Juttersmuseum. Muzikaal is De Seewölf op-en-top Martin van Dijk in zeer goeie doen – een keten van sterke nummers, binnenkomers, liefdesballades, melancholieke eilandliederen en opendoekjessongs voor in de branding.

De eerste avond in de bomvolle Bellevue-‘kelder’ was meteen een ijzersterke, met Joost Prinsen als venijnige en vileinige verteller – die rol wisselt overigens per avond. De Overkanter Lo, met wie ’t slecht afloopt, en toch ook weer niet, is in goeie handen van Paul Groot, de commandant met de hilarische Seewölf-aria (en met klamme handjes in damesbloesjes) is Bernard Loonen (met een stel geweldige uithalen), de nare heks Anna is Sanne Wallis de Vries, Medi Broekman zingt Lisa, Tim Kamps zingt Norbert en de burgermeester is voor Elsje de Wijn. En er is een koor, en eigenlijk is ook iedereen koor. Fred Florusse voert (ook op het podium) regie en broer Klaas van Dijk zit aan de piano (naast Peter van der Zwaag aan de toetsen). En in die onverslaanbaar goeie kleinkunstkelder kwam Martin van Dijk op ons aller verzoek intens en stoutmoedig (dus moedig en stout) enorm spoken. Het is immers boven alles ook en vooral zijn avond, gelezen, gespeeld en gezongen in zijn sprankelende geest.

De Seewölf, nog donderdag 16 en vrijdag 17 juni, 20.30 uur, Theater Bellevue, 20.30 tot ongeveer half elf; theaterbellevue.nl

Loek Zonneveld

Beeld: Wanda Grendèl