Ik wil verder niet heel dik zijn, maar ik wil ook gewoon kunnen eten. Met gewoon bedoel ik: niet iedere suggestie van crouton uit een salade vissen, niet elke vorm van dressing verre van me houden. Eigenlijk bedoel ik ook: geen salades eten. Gewoon af en toe, voor erbij, voor bij de koffiebroodjes, de pasta, de gewoon lekkere dingen.

Ik wil verder wel ieder jaar er weer bijtellen, maar ik wil ook gewoon niet echt ouder worden. Met gewoon bedoel ik: op m’n fiets kunnen springen, de trap oprennen omdat ik iets vergeten ben, allemaal heel gewoon, niets om over naar huis te schrijven.

Eigenlijk bedoel ik ook: dat mijn omgeving niet de hele tijd maar over ziekte praat, en dode ouders.

Ik wil dat iedereen er een beetje fris bij blijft lopen ook, zonder loopneus, zonder armzalig gebit, niet alleen gehuld gaat in T-shirt met opdruk. Maar ook zonder kunstige ingrepen. Niemand hoeft van mij te krappe kleren aan, liever niet zelfs.

Dat iedereen gewoon een beetje vrolijk blijft, dat zou ook schelen. Terwijl ik opgewekte monterheid haat, dat hoeft dus ook weer niet, nee het is niet makkelijk.

Balans, ach, overschat. Zuip jezelf maar een eind in de rondte, maar liever niet iedere dag. Roken vind ik wel heel achterhaald, en smerig ruiken bovendien.

Ik hoef verder ook niet heel rijk te zijn, maar gewoon, dat ik niet iedere dag mijn saldo hoef te checken, dat zou mooi zijn.

Ik hoef er niet iedere dag tiptop bij te lopen, maar het liefst toch wel. Op hakken, en dat ik dan geen zere voeten krijg. Vrouwen op hakken, het kan zo schelen.

Wat ik ook nog wel wil: heel veel werken, maar ook heel veel slapen. Zo fijn, en zo’n onderschatte activiteit, slapen. Met zoveel mogelijk dekens op me, een loden gewicht, veiligheid in optima forma.

Wat ik ook wil is dat de dagen nooit ophouden, dat je gewoon alles kunt doen op een dag. Uitslapen en op tijd overal verschijnen, oude bloemen weggooien en de was doen, het overal om je heen warm en gezellig maken en ook nog ernstige gesprekken voeren.

Dat je nooit iemand uit het zicht verliest.

Dat je altijd weet waar anderen mee bezig zijn, en dat je daar ook op de goeie manier naar vraagt – niet beleefd, maar oprecht – en dat je het allemaal al precies lijkt te weten.

Wat ik wil is dat ik grappig ben, en soeverein.

Dat ik dans zonder dat iemand ervan opkijkt, sterker nog: dat er met me gedanst wordt. De hele tijd!

Ja en wat dan nog.

Balans, ach, overschat. Zuip jezelf maar een eind in de rondte, maar liever niet iedere dag

Dat ik de katten kan horen snuiven, dat ze zich veilig voelen.

Dat er altijd koud water in de kraan is.

Dat niemand ervan opkijkt dat het bij mij een troep is, dat er doorheen gekeken wordt, en gedacht: hé gezellig.

Dat mensen me respijt geven, ook mensen van vroeger, dat ze denken: ach het komt wel weer goed, we kennen elkaar. Het is zo fijn, zo belangrijk, het idee dat mensen je kennen en het er dan verder bij laten rusten.

Wat ik wil.

Dat het thuis naar gebakken uien ruikt, en toch fris.

Dat niemand me iets kwalijk neemt.

Dat iedereen van wie ik hou het met elkaar prettig heeft, en dat ik vanachter het raam kan toekijken.

Dat ik nooit meer iets hoef te zeggen en dat mensen me toch wel kennen.

Ik wil de hele dag lachen, en alleen maar af en toe huilen.

Ik wil opnieuw met m’n dochter naar New York en dat het net zo magisch is als de vorige keer.

Ik wil dat nooit iemand boos op me is, en dat iedereen me vertrouwt.

Dat m’n nagels altijd tiptop gelakt zijn, in de goeie kleur.

Dat ik net het lekkere boek naast m’n bed heb liggen.

Dat niemand opkijkt van wie ik hou, dat alles bij elkaar klopt.

Dat ik altijd van m’n vader en m’n moeder droom, zodat ik nooit vergeet hoe ze eruitzagen.