De verkiezingscampagne gaat niet over ideeën, maar om de politiek almachtige middengroepen. Iedere partij die het in deze campagne aandurft een inhoudelijk voorstel te lanceren, wordt door concurrerende partijen gegrild. Alle voorstellen raken immers wel aan een of andere ‘middengroep’. De term ‘middengroepen’ is overigens aan inflatie onderhevig en grenst volgens sommige, overwegend rechtse politici inmiddels aan honderd procent van het electoraat.
In plaats van leiderschap te tonen, laat de top van alle grote partijen (cda, vvd en pvda) zich gijzelen door de conservatieve krachten in hun electoraat die in de relbeluste media ruim baan krijgen. Eén van de dieper liggende oorzaken is het mislukte experiment van de verzorgingsstaat en de saneringen die daarop volgden. Het heeft het electoraat van alle grote politieke partijen gespleten.
De verzorgingsstaat werd gedurende de jaren vijftig, zestig en zeventig onder brede maatschappelijke consensus uitgebouwd met regelingen voor bijstand, werkloosheid, ziekte, arbeidsongeschiktheid en ouderdom. Ook ontslagbescherming, hoge minimumlonen, cao’s en progressieve belastingen moesten een gelijke samenleving realiseren en de onderkant daarvan emanciperen. Na de olieschokken in 1973 en 1979 kwam het feilen van de verzorgingsstaat pijnlijk aan het licht. Werknemers verdwenen massaal in de sociale zekerheid. Het wao-drama is het meest sprekende voorbeeld. Velen zouden nooit meer het licht van de arbeidsmarkt zien.
De saneringen in de jaren tachtig markeerden het begin van de schisma’s in het electoraat. Uitgerekend die groepen die door de verzorgingsstaat moesten worden beschermd, betaalden de hoogste prijs. Terecht werden de te hoge uitkeringen en het minimumloon verlaagd. Ook zijn de belastingen minder progressief gemaakt. Maar met het akkoord van Wassenaar werd een tweedeling op de arbeidsmarkt geforceerd tussen werknemers met een vast contract en de flex- en deeltijdwerkers. Daarnaast zijn oudere werknemers in riante vut-regelingen afgevloeid, op kosten van de jongeren.
Sindsdien komt de flexibiliteit van de economie vrijwel uitsluitend van de onderkant van de arbeidsmarkt: jongeren, vrouwen, allochtonen, laaggeschoolden en zelfstandigen. Bij iedere recessie vliegen deze groepen als eerste uit het arbeidsproces. Deze meest kwetsbare groepen dragen aldus de arbeidsmarktrisico’s, kennen geen ontslagbescherming, bouwen minimaal WW-rechten op, kampen met pensioentekorten en -breuken, kunnen geen hypotheek krijgen en zijn verstoken van vele sociale regelingen.
De insiders lopen vrijwel geen risico. Mede dankzij de hypotheekrenteaftrek zien ze de waarde van hun huizen gestaag stijgen. En ze houden hun pensioenen welvaartsvast door de risicodeling over generaties in de pensioenfondsen. Verder zijn ze riant verzekerd voor werkloosheid, ziekte, arbeidsongeschiktheid en vroegpensioen.
De verzorgingsstaat doet al lang niet meer waarvoor die oorspronkelijk is bedoeld: het beschermen en emanciperen van de zwakkeren. De verzorgingsstaat pompt enorme hoeveelheden geld rond naar mensen die dat niet nodig hebben. Dat is niet alleen onrechtvaardig, maar economisch ook schadelijk.
Bescherming van de insiders in de arbeidsmarkt drijft de loonkosten op. Door de goede verzekeringen tegen werkloosheid, ziekte en arbeidsongeschiktheid stellen vakbonden te hoge looneisen en ontstaan perverse prikkels voor scholing en training van werknemers. Immers, als mensen hun arbeidsmarktpotentieel niet op peil houden, weten ze zich evenzogoed verzekerd van een goed inkomen. Gevolg: te veel inactiviteit en te grote afhankelijkheid van sociale zekerheid, met name onder oudere werknemers.
Daarnaast drijven de subsidies voor huizen, pensioenen, prepensioenen, vut en levensloopregeling de belastingdruk op. De werkgelegenheid en lonen dalen. De hypotheekrenteaftrek veroorzaakt prijsopdrijving in de huizenmarkt. Subsidies op de opbouw van vermogen zetten mensen bovendien aan om snel te gaan rentenieren en daarmee menselijk kapitaal af te schrijven.
Het zit in de genen van de polderinstituties dat veranderingen alleen totstandkomen via de weg van de minste politieke weerstand. Dat wil zeggen: over de ruggen van de outsiders, ongeacht de politieke signatuur van de regering. In de toekomst kan Nederland echter alleen sociale gelijkheid verzoenen met economische prestaties als de insiders afstand doen van hun economisch onzinnige privileges. GroenLinks heeft dit als enige begrepen. Toch zal dit ze geen extra zetel opleveren. De insiders van de verzorgingsstaat bestaan immers uit de middengroepen waar het electorale spel om draait. Een kongsi tussen ‘oud-links’ en ‘oud geld’ is het struikelblok voor elke sociaal-economische innovatie. GroenLinks is tegen wil en dank de Don Quichot van de Nederlandse politiek.
Ondanks de noodzaak van een bloeiende dynamische kenniseconomie zal Nederland blijven vastroesten in een statische renteniersnatie waarin de jongeren en kwetsbaren op de arbeidsmarkt het nakijken hebben.