Alles had ik verwacht vanavond, maar dit niet. Gewaarschuwd was ik uit Berlijn vertrokken vol verhalen over een vervaarlijke, verwerpelijke, aartsconservatieve mannenwereld in München. Maar nu zegt Hans Reichhart, 32 jaar, overtuigd conservatief politicus: ‘Emancipatie is voor mij geen punt meer. Mocht mijn vrouw een kind krijgen, dan kan ik net zo goed verlof nemen om voor de kinderen te zorgen.’

Hij heeft de verwondering op mijn gezicht duidelijk gelezen. Breed lacht hij me toe, een vriendelijke, wat ouwelijke jongeman met een biertje in zijn hand. We staan in de Biergarten van de Augustiner Keller in München, waar de zomerreceptie van de Junge Union plaatsvindt, de jongerenvereniging van de christen-democratische cdu. In Beieren heet die partij csu, en die is er in de rest van het land vooral om berucht dat ze de moderniteit het liefst ver buiten de deur houdt.

Precies daarom ben ik hier beland, op zoek naar de verschillende verschijningsvormen van de moderne Duitse man – want hoe zou die hier te zien zijn? Op het eerste gezicht is er op deze locatie alles aan gedaan om de oude Beierse mannelijkheid in ere te houden. Op het terras van de Augustiner Keller lopen de kelners in Lederhosen, de vrouwen in Dirndl. De kledingstukken zijn erop gericht, zoals me door een socioloog verteld is, om te laten zien dat de man stramme Wadln (stevige kuiten) en de vrouw Holz vor der Hütt’n (grote borsten) heeft. Het bier krijg je er alleen per liter, te eten is er vooral gegrild vlees, en het herentoilet, een zinken bak in een rondje waar minstens tien mannen tegelijk aan kunnen staan, heeft nog zijn oude naam: Befreiungshalle.

Uitgerekend in deze Biergarten vertelt Hans Reichhart, lid van het deelstaatparlement van Beieren, een van de economisch succesvolste gebieden van Europa, dat het toch allemaal wel meevalt met dat conservatieve. Werkende vrouwen? Geen punt. Zorgende vaders? Volgens hem is de jongste generatie stedelijke Duitse conservatieven daar tot op zekere hoogte mee verzoend. ‘Mijn moeder bleef thuis terwijl mijn vader werkte, maar nu is dat geen kwestie meer.’ Maar wat dan met die Lederhosen en die bierpullen? Ach, dat is slechts show, zegt hij. ‘We cultiveren graag de verschillen, maar het gaat ons om vrijheid voor beide geslachten.’

Oppervlakkig gezien past het allemaal naadloos bij elkaar, nu zelfs deze Zuid-Duitse man zich keurig lijkt te voegen naar een modern mannenideaal, een beeld dat minstens wekelijks wel ergens in een Duits dagblad of tijdschrift te vinden is. Media, politiek en bedrijfsleven discussiëren al een paar jaar met opvallende ijver over nieuwe vaders, nieuwe mannen, deeltijdwerk en zorgtaken; afhankelijk van de politieke stemming wordt het als een probleem of als een uitdaging gezien, afhankelijk van het blad gaat het om de vlotte haardracht van voetbaltrainer Jogi Löw of over vice-kanselier Sigmar Gabriel, die heeft beloofd iedere woensdag zijn dochter van de crèche te halen.

Je zou bijna zeggen: de Duitse man begint in de 21ste eeuw zijn draai te vinden. Hij behoorde immers tot voor kort niet tot de meest moderne mannensoorten. Stijf zou hij zijn, humorloos, streng hiërarchisch op de werkvloer, vooral geïnteresseerd in zoiets mannelijks als techniek, en vooral ook: ongeëmancipeerd. De vrouw mag heus werken, maar op z’n laatst tot de kinderen geboren worden. De cijfers bevestigen: het naoorlogse Duitsland is in vergelijking met Nederland veel langer een mannenwereld geweest, of beter: een wereld van traditionele witte, veelal oudere mannen, die niet te veel moeten hebben van nieuwe tijden.

En nu? Een berucht nieuw ijkpunt in de Duitse mannencodex vindt plaats begin januari 2012 in een hotelbar in Stuttgart, laat op de avond. De 67-jarige fdp-minister Rainer Brüderle en de 29-jarige Stern-journaliste Laura Himmelreich praten met elkaar na afloop van het partijcongres, waar beiden beroepsmatig aanwezig zijn. De journaliste wil een gesprek over politiek voeren, de liberale politicus heeft het liever over haar leeftijd en uiterlijk. Brüderle, een bleke man met een muizig gezicht, kijkt gretig naar haar borsten en zegt, als hij hoort dat ze uit München komt: ‘Die kunnen ook wel een Dirndl vullen.’ Daarna kust hij haar hand, en zegt: ‘Ik zou willen dat u mijn danskaartje aanneemt’, en zelfs: ‘Met vrouwen van uw leeftijd weet ik om te gaan.’ De journaliste wacht een jaar, en als Brüderle partijleider wordt schrijft ze het in Stern op. Een enorme bijval op Twitter over alledaags seksisme volgt (#aufschrei), een maatschappelijk debat ontstaat, aangewakkerd door de talkshows en de kranten. Voor de politicus Brüderle is het voorbij met zijn carrière, al ligt dat ook aan het feit dat zijn partij in september 2013 na zestig jaar simpelweg niet meer herkozen wordt.

Brüderle meende een Herrenwitz te maken die vergeven zou worden door zijn status en zijn leeftijd. De status van de oude man in de Duitse economie en politiek is nu eenmaal een fenomeen. Terwijl de veertiger Mark Rutte in Nederland makkelijk premier kan worden, was de enige logische kanselierskandidaat van de spd in 2013 een man van 66. De 95-jarige Helmut Schmidt wordt bij nationale vragen nog steeds op tv geïnterviewd, en de Mittelstands-firma’s met miljardenomzet worden veelal gerund door heren van boven de zeventig. Bij die status hoort zonder twijfel ook een gevoel van kloeke mannelijkheid, heeft Brüderle vast gedacht. Voormalig spd-partijleider Franz Müntefering stapte in 2013 met 73 jaar uit de Bondsdag, zijn nieuwe vrouw is veertig jaar jonger – een leeftijdsverschil dat meer Duitse politici van de oudste generatie kennen, van Helmut Kohl tot Joschka Fischer; dertig jaar verschil tussen man en vrouw is in deze politieke elite heel gewoon.

Het bier krijg je er alleen per liter, te eten is er vooral gegrild vlees, en het herentoilet heet nog Befreiungshalle

De ontmoeting van de oude heer en de jonge journaliste in de hotelbar wordt daarom gezien als niets minder dan een botsing van twee generaties, van twee opvattingen over mannelijkheid. Brüderle deed wat hij gewend was, de jonge journaliste vond dat de tijden zich op z’n laatst in 2013 ook in Duitsland veranderd hadden.

Het nieuwe Duitse ideaal zie ik als ik enige tijd later de trap op ren van mijn woning in de Berlijnse wijk Kreuzberg. Ik ben te laat, mijn vrouw werkt, en ik heb in lichte wanhoop de buurvrouw gebeld en gevraagd of zij zich wellicht kort over mijn tweejarige dochter kan ontfermen na de crèche. Helaas, ze werkt vandaag, zegt ze, maar haar man doet dat wel even, hij is sinds kort in Elternzeit, met ouderschapsverlof. Als ik om half zes schuldbewust de deur open doe, zitten ze alledrie gezellig op de bank, buurman Matthias, zijn éénjarige zoon en mijn dochter. Matthias, een 37-jarige gepromoveerde politiek adviseur, leest hun een verhaaltje voor. Hij heeft de kinderen daarvoor in bad gedaan, heeft ze aangekleed, zingt tussendoor nog even een liedje en kookt daarna voor ons alle vier vegetarische lasagne.

Hij is de eerste man in de familie die voor de kinderen zorgt, zegt Matthias niet zonder trots. Hij komt uit Düsseldorf in West-Duitsland, waar het traditionele model opvallend lang is blijven bestaan. De overgang is snel gegaan, en niet eens zo heel lang geleden. Nieuwe vaders moesten er komen, vond Angela Merkel in 2007. Dat zei ze niet om de mannen te helpen meer contact met hun kinderen te krijgen, maar om pragmatische redenen. De man moest zijn werkende vrouw meer bij de kinderopvoeding helpen, want Duitse hoogopgeleide vrouwen krijgen nauwelijks nog kinderen – volgens studies omdat ze werk en gezin niet kunnen combineren.

De ‘nieuwe vaders’ worden over de streep getrokken met miljarden euro’s aan politieke steun: iedereen die ouderschapsverlof neemt krijgt 67 procent van zijn laatste loon betaald, met een maximum van achttienhonderd per maand. Matthias is een van de inmiddels dertig procent van de Duitse mannen die een paar maanden verlof neemt. Hoewel over de langetermijneffecten ervan nog steeds gediscussieerd wordt, heeft de regeling zeven jaar later het straatbeeld van een stad als Berlijn compleet veranderd. De nieuwe Elternzeit-vaders laten de vlotte Amsterdamse weekendvaders er ineens traditioneel uitzien. Op een willekeurige doordeweekse dag zie je ze overal lopen, al dan niet met een melkflesje losjes in de hand. ‘In 2008, toen ik mijn eerste kind kreeg, werd ik in de speeltuin door vrouwen nog sceptisch aangekeken’, zegt een ervaren vader hierover, ‘ze dachten blijkbaar dat ik ze wilde versieren of dat ik een kinderlokker was. Nu ben ik voor mijn derde kind met verlof en is het normaal geworden.’

Onderweg naar de speeltuin legde buurman Matthias me eens uit hoe de Duitse naoorlogse familiewereld een manloze wereld was. Niet alleen waren veel vaders gesneuveld of in krijgsgevangenschap, degenen die terugkwamen startten de economische wederopbouw met zo’n verbeten ijver dat ze simpelweg nauwelijks thuis waren, net zo min als hun zonen, zoals Matthias’ vader. Dat wil Matthias anders doen, zegt hij vol overtuiging: ‘Al duurt het verlof slechts twee maanden, hiermee bouw ik een band op met mijn zoon die ik zelf nooit heb gehad met mijn vader.’

De praktijk blijkt ingewikkelder. Op een zaterdag, een paar weken later, zit de vrouw van Matthias met een grauw gezicht in onze keuken. Ze heeft geen energie meer, zegt ze. Ze werkt voltijds en nu heeft ze ook nog de bijna volledige zorg voor haar zoon erbij gekregen. Matthias’ Elternzeit is afgelopen, en daarmee ook zijn inspanning om een moderne vader te zijn: als voorzitter van de plaatselijke voetbalclub is hij dit weekend zelfs geheel weg. Hij heeft haar vanmorgen gezegd dat zíj dan maar minder moet gaan werken.

Matthias, die ik een paar dagen later bij het joggen tegenkom, ziet zijn ‘terugval’ als een maatschappelijk probleem: zolang het in Duitsland nauwelijks geaccepteerd is om deeltijds te werken zal de man vanzelf in zijn traditionele rol vallen: ‘De samenleving verwacht toch van ons dat wij het brood verdienen.’ En hij zegt erbij, bijna als verontschuldiging: ‘Van het voornemen van vice-kanselier Sigmar Gabriel hebben we toch ook niets meer gehoord na de verkiezingen?’

Makkelijk gaat het niet, maar de moed wordt niet opgegeven. Die Zeit, het politiek-culturele weekblad dat zich ook dit jaar weer uitputtend met het mannenthema bezighoudt, springt met het themanummer ‘Zeit Mann’ vol overgave in de bres voor het nieuwe type. Goed, het gaat heus niet allemaal vanzelf, maar van crisis wil het blad niets meer horen. Een beetje moderne Duitse man heeft namelijk ook ‘zelfspot’, hij ‘hoeft zichzelf niet te serieus te nemen’, en hij zal zien dat het allemaal wel goed komt. Op zoek naar mogelijke voorbeelden hebben diverse Duitse media zelfs een nieuwe held ontdekt, zonder twijfel de meest onverwachte van het herenigde Duitsland. De Oost-Duitse man, tot voor kort vooral uitgehoond, wordt ineens bezongen en bejubeld. In de jaren na de val van de Muur gold hij nog als de grootste verliezer. Als er over hem werd bericht was hij werkloos of neonazi en statistisch sterft hij ook nog een jaar eerder dan zijn West-Duitse pendant. Daarbij trouwden West-Duitse mannen wel met Oost-Duitse vrouwen, maar West-Duitse vrouwen trouwden niet met een Ostmann.

‘Ik zie de vertwijfeling in zijn ogen: mag ik de deur wel openhouden voor een vrouw, is dat wel geëmancipeerd?’

Sinds kort schrijven bladen dat ‘de crisis van de man vooral een crisis van de West-Duitse man is’, omdat voor hem de overgang van het traditionele naar het moderne model veel radicaler is geweest. De post-ddr-man, geboren voor de val van de Muur maar opgegroeid in het herenigde Duitsland, zou het moderne man-zijn makkelijker aankunnen. Het socialisme wordt ineens geprezen omdat vrouwen gezin en beroep er zo goed konden combineren, werkende vrouwen waren er de regel, en dankzij ‘gelijkwaardigheid tussen man en vrouw’ zou zelfs de seks er beter zijn geweest.

Gelukkig heb ik zelf zo’n nieuwe Ost-held naar zijn mening kunnen vragen. Sebastian heet hij, een advocaat van veertig. Hij is geboren in Oost-Berlijn en als breuk met de oude trend is hij sinds een maand ook nog eens getrouwd met een heuse West-Berlijnse. We ontmoeten elkaar overdag in een café, hij met kinderwagen, ook hij is in Elternzeit. ‘Klopt niets van’, is zijn eerste commentaar. ‘De ddr was net zo goed een extreem kleinburgerlijke samenleving waarin een zeer traditionele rolverdeling tussen man en vrouw bestond’, zegt hij. ‘De vrouw werkte, maar carrière kon ze niet maken, dat deden alleen mannen. De mannen deden thuis niets in het huishouden, dat deed de vrouw er gewoon nog bij. Ik heb mijn vader nauwelijks gezien.’

Met andere woorden: het moderne man-zijn is ook voor hem nieuw – en ook hij kent zijn twijfels en uitputting. ‘Ik werk in Leipzig (voormalig Oost-Duitsland – ms) en daar keek men zeer sceptisch toen ik zei dat ik vier maanden Elternzeit wilde nemen’, vertelt hij. Een crisis in zijn mannelijkheid voelt hij daarbij echter niet. Misschien, zegt hij dan toch nog, is dat inderdaad het voordeel van zijn ddr-achtergrond: ‘Ik ben er van huis uit aan gewend dat man én vrouw werken, dus daar hoeven mijn vrouw en ik in ieder geval niet over te discussiëren.’

Zo wordt er in het ideale mediabeeld vooral één weg van de Duitse middle class-man gevraagd: nóg moderner te worden, nóg meer begrip voor de wensen van zijn werkende vrouw te hebben, en ook nog bevrijdender om zichzelf te kunnen lachen. Maar: hoeveel moderniteit kan de Duitse man eigenlijk verdragen?

‘Mannen worden wel een beetje gediscrimineerd, vind ik’, zegt Maximilian, een student katholieke theologie, op de receptie van de Junge Union in München. Hij is twintig jaar oud, draagt desalniettemin een traditionele Beierse jagersjas, herkenbaar aan de donkergroene rand rondom de beige stof. Hij is kritisch over de huidige ‘linkse samenleving’ en kan zich vooral opwinden over het voortrekken van vrouwen op de arbeidsmarkt, het vrouwenquotum. ‘Ik ben heus voor emancipatie, maar tegen onzinnigheden.’

Hij is op de goede plek vanavond. De jonge christen-democraten zijn vanavond niet alleen gekomen om bier te drinken, maar ook om te luisteren naar een schrijfster die een verzameling columns publiceerde onder de titel Dann mach doch die Bluse zu. Het is een verwijzing naar de Brüderle-affaire in 2013. Birgit Kelle heet de schrijfster, en gezien de Facebook-clicks en talkshowuitnodigingen heeft haar boodschap succes. Ze neemt het op voor de oude politicus, en zelfs voor de traditionele man in het algemeen. Vrouwen die klagen over opdringerigheid maar wel een decolleté dragen, kunnen beter gewoon hun bloesje dichtknopen.

De Brüderle-affaire blijkt dus ook anders te kunnen worden uitgelegd, uitgerekend op een bijeenkomst van politiek geïnteresseerde twintigers. Niet als een positief teken van modernisering, maar juist als een uitwas van een verkeerde ontwikkeling. Volgens de 39-jarige Kelle komt de affaire voort uit de heersende opvatting ‘dat mannen altijd slecht zijn en vrouwen altijd het slachtoffer’. De huidige tijd is te zeer door oude feministes als Alice Schwarzer bepaald, vindt ze, en de man is er het slachtoffer van: ‘Men kan een man ruïneren door de verdenking van seksuele intimidatie.’ Tijdens haar lezing spreekt Kelle, zelf in strak T-shirt gehuld, de jonge csu-leden moed in: ‘Beste heren, houd alstublieft niet op met complimenten te geven.’

Vrouwen die klagen over opdringerigheid maar wel een decolleté dragen, kunnen beter hun bloesje dichtknopen

Kelle keert zich tegen ‘de gelijkheidswaan’ die vanuit Berlijn aan de Bondsrepubliek wordt opgelegd. Haar boodschap: ‘We zijn te ver gegaan. We moeten terug naar de normaliteit.’ En met normaliteit bedoelt ze: mannen moeten weer ‘mannen durven zijn’ en vrouwen moeten ook gewoon thuis durven blijven om voor de kinderen te zorgen, zoals ze zelf twaalf jaar heeft gedaan. Ze vraagt het publiek van ongeveer evenveel jonge mannen als vrouwen: ‘Wie van jullie denkt dat hij een man is?’ De meeste mannen steken, zij het aarzelend, de hand op. ‘Dat klopt niet’, zegt ze spottend: ‘De penis is een sociale constructie.’ Waarmee ze maar wil zeggen: dat vinden die oude feministes, maar wij geloven niet meer in dergelijke politieke correctheid.

‘Terug naar de normaliteit’ – het is een leus die de jonge conservatieven bevalt. Een bestuurslid van de Junge Union bedankt haar omdat ze ‘zaken uitspreekt die niet iedereen zomaar durft te zeggen’. Een andere christen-democraat roept luid: ‘Dikke tieten!’, als Kelle spottend vraagt wat toch het geschikte kenmerk zou zijn voor de ‘vrouwelijke voetgangersstoplichten’ die de gemeente Berlijn wil instellen.

Na afloop legt Kelle me uit dat ze als reactie op haar columns honderden mails, ook van mannen, heeft gekregen, voor haar een bewijs dat ze spreekt namens een ‘zwijgende meerderheid’. Mannen moeten tegenwoordig stoer zijn, zegt ze, maar ook vrouwelijk. Ze moeten een zachte vader zijn, maar ook een macho in bed. Ze moeten voor vrouwenquota zijn, maar ondertussen verwacht de buitenwereld dat de man eigenlijk toch nog gewoon de hoofdverdiener in huis is. Hun onzekerheid is voelbaar. Volgens Kelle heeft de Zuid-Duitse man daarom een voordeel boven de Noord-Duitse man. Hij heeft de aansluiting met de traditie nog niet verloren en laat zich minder door ‘de feministes’ in verwarring brengen. Met andere woorden: de Zuid-Duitse man – met de csu-man natuurlijk voorop – wil nog ‘graag een man zijn’, en dat is ook goed zo.

Misschien is er in München en omstreken daarom sinds een paar jaar een onverwachte nieuwe mode opgekomen. Juist jonge stedelijke mannen en vrouwen dragen op feesten weer de klassieke klederdracht van Lederhosen en Dirndl: het blijkt een soort ludieke flirt met de traditionele man-vrouwverhoudingen, heeft de socioloog me uitgelegd. Terwijl de jonge Beierse vaders in het dagelijks leven laten zien dat ze best modern vaderschapsverlof willen nemen, hebben ze in de klerenkast hun traditionele Beierse mannelijkheid gereed hangen, als om het evenwicht te herstellen, in ieder geval voor feesten en partijen.


Nieuw imago, nieuwe problemen

Veel geciteerde maar onofficiële statistieken leren dat er nergens zo veel internationale liefdesrelaties ontstaan als tussen Nederland en Duitsland. Dit gebeurt echter vooral tussen Nederlandse mannen en Duitse vrouwen; Duitse mannen spelen in deze statistiek tot nu toe nauwelijks een rol. Het past een beetje bij het imago dat de Duitse man in Nederland heeft, al is het merendeel van de verklaringen al van iets ouder datum. De Duitse man is masculien en weinig geëmancipeerd, schrijft Dik Linthout, die de Nederlandse man meer deeltijdwerk en zachtheid toeschrijft. De Duitse man kan heus diepgravende gesprekken voeren, zegt de Duitse correspondente Annette Birschel, die ooit om een Nederlandse man naar Nederland vertrok, maar humor heeft hij niet, en afwassen doet hij ook niet.

De opkomst van een generatie moderne Duitse mannen lijkt dat imago onder Nederlandse vrouwen wat te verbeteren. De grote hoeveelheid mannen met kinderwagens in Berlijn zal er vast ook mee te maken hebben. Wellicht heeft het nieuwe imago tot gevolg dat nu ook de relatiestatistieken veranderen. Een Nederlandse vrouw van begin dertig, die sinds anderhalf jaar in Berlijn woont en sinds kort met een Duitse man samen is, sprak zich onlangs tijdens een Nederlands-Duits diner vol lof uit over ‘de Duitse man’. Alles wat kort geleden nog negatief zou zijn geweest, is bij haar ineens positief. ‘De Duitse man’, zegt ze, ‘is niet stijf, maar nadenkend en melancholisch. Dat is echt een ontdekking voor mij, ik heb dat in Nederland echt gemist, dat een gesprek ergens over mag gaan.’

Een Duitse viel haar direct in de rede: met de allernieuwste generatie mannen heeft ze het echter moeilijk: ‘Weicheier’ zijn ze geworden. ‘Dan kom ik met twee boodschappentassen voor een glazen winkeldeur, een twintiger komt van de andere kant. Ik zie de vertwijfeling in zijn ogen: mag ik de deur wel openhouden voor een vrouw, is dat wel geëmancipeerd? Man, ik sta hier met twee tassen, doe toch gewoon open!’ De Hollandse kende de verwarring: ‘Op mijn eerste date in Berlijn werd ik uitgenodigd een ijsje te eten. De man liet me het ijsje daarna zelf betalen. Ik vrees dat hij dacht dat dat geëmancipeerd is. Blijkbaar moet hij nog leren dat ook een moderne man een vrouw mag trakteren.’


Het einde van de man

In Nederland, maar ook in de Verenigde Staten en andere Noord-Europese landen, is het inmiddels een lopend debat: de benarde positie van de man. Of het nu gaat om het achterblijven van jongens in het onderwijs, de feminisering van hele van oudsher mannelijke beroepsgroepen, de problemen op de arbeids- en relatiemarkt waar laagopgeleide mannen mee kampen – inmiddels wordt de man niet meer als het vanzelfsprekende sterke geslacht gezien. Der Spiegel verklaarde de man al weer jaren geleden in een groot coververhaal tot de nieuwe tweede sekse, de Amerikaanse auteur Hanna Rosin maakte furore met haar boek The End of Men.

Nu valt er op het wankelen van de machtsbasis van de man in het Westen het nodige af te dingen, maar de inhaalslag van vrouwen is ook een feit. En dat heeft een weerslag op hoe mannelijkheid wordt beleefd: niet meer als vanzelfsprekende, onproblematische identiteit. Maar hoe ligt dat in andere culturen? In onze zomerserie richten we onze blik op de positie van de man in landen als Turkije, China, Afrika, Mexico en India. Schemert ook daar onder het oppervlak van dominantie een crisis van de mannelijkheid? Deze week, als contrapunt, een portret van onze buurman, de moderne Duitser.


Beeld: (1) De Lederhosen is erop gericht om te laten zien dat de man stramme Wadln (stevige kuiten) heeft (HH). (2) Oktoberfest in München (Martin Parr/Magnum/HH).