2019 wordt een fantastisch jaar, als je het de wereld vraagt. Net als in alle voorgaande jaren ziet de dikke meerderheid van de wereldbevolking de toekomst met vertrouwen tegemoet. Op het Oude Continent mag de toon dan worden gezet door immigratie, populisme en europessimisme, maar gezien vanuit Nairobi, Medellín of Jakarta ziet de wereld er een stuk rooskleuriger uit. Een paar dagen geleden werd dit verschil opnieuw onderstreept door een onderzoek van Ipsos en de Gates Foundation. Onderzoekers vroegen jongeren in vijftien landen of zij optimistische, neutrale of pessimistische verwachtingen hadden van hun eigen toekomst. Onder jonge Kenianen en Mexicanen zijn negentien op de twintig optimistisch. Jonge Chinezen, Nigerianen en Indiërs zitten daar maar net achter. Onder aan de lijst staan uitsluitend westerse landen.
Dat laatste is misschien niet zo verrassend na een decennium gestaag slecht nieuws over de economie, over millennials die geen toegang krijgen en achteruit dreigen te gaan vergeleken met hun ouders, over een ‘eenzaamheidsepidemie’ die zich over westerse landen verspreidt. En natuurlijk omdat deze berichten ergens op gebaseerd zijn. Desondanks is nog steeds tweederde van de jonge Zweden en Fransen, die de hekkensluiters zijn, optimistisch over de toekomst. Onder jonge Duitsers, wier land volgens berichten uiteen dreigt te scheuren door immigratie en identiteitswoede, zijn vier op de vijf optimistisch over hun toekomst.
Dat mensen altijd optimistischer zijn over hun eigen leven en toekomst dan over de stand en toekomst van hun land is uitgebreid beschreven en bewezen. De ‘optimismekloof’ noemen onderzoekers dat fenomeen: mensen kijken veel rooskleuriger naar hun eigen leven en toekomst dan naar de stand en toekomst van hun samenleving. Ongetwijfeld heeft ons nieuws hier mee te maken, maar ook onze psychologische aanleg. Maar zo’n optimismekloof gaapt er dus ook tussen opkomende en westerse landen.
Niet alleen bij jongeren is die kloof te zien. Ipsos houdt ook opvattingen onder volwassenen bij, en vond dat in China, India en Zuid-Afrika bijna negen op de tien mensen verwachten dat 2018 beter wordt dan 2017, met Japan en Frankrijk rond de helft en andere Europese landen daarboven. Concurrent Gallup stelde hetzelfde vast: het meeste optimisme in Latijns-Amerika, Afrika en Azië, het minste in Zuid-Europa (en België) – Europa als het zwaarmoedigste continent ter wereld. Weer een ander consultancybureau stelde in een onderzoek vast dat ouders in opkomende landen veel optimistischer zijn over de toekomst van hun kinderen dan ouders in landen met ontwikkelde economieën.
Een deel van deze optimismekloof is toe te schrijven aan leeftijd. Jonge mensen staan nou eenmaal optimistischer in het leven dan oude. In Niger en Oeganda ligt de mediaanleeftijd drie keer zo laag als in Japan, Griekenland of Italië, en dat zie je in optimisme en toekomstverwachting terug. Maar het Afrikaanse en Aziatische optimisme is geen jeugdige overmoed – het is terecht. In de opkomende landen van de wereld treden jaarlijks miljoenen mensen toe tot de middenklasse. Jonge mensen mogen daar met reden verwachten dat zij een sprong in welvaart, mobiliteit, opleiding en gezondheid gaan maken. Daarbij is hun criterium van een ‘goed leven’ wellicht makkelijker bereikt dan bij westerse millennials, die zijn opgegroeid met het dwingende idee dat de wereld in hun hand ligt. Zelfs als hun leven, gemeten aan objectieve standaarden als gezondheid, levensverwachting en inkomen, beter is dan dat van leeftijdgenoten in minder rijke landen.
Maar relatieve vooruitgang is belangrijk, in mentaal opzicht. ‘Drieduizend jaar lang is geen idee belangrijker geweest in de westerse beschaving dan het idee van vooruitgang’, schreef de Amerikaanse socioloog Robert Nisbet in zijn History of the Idea of Progress. Juist dat idee koppelde zich aan Europese visies op de wereld toen Europeanen over de wereld begonnen te varen. Het vertaalde zich naar het idee dat het verschil in rijkdom en macht te maken had met verschillen in vooruitgangsstadia. Dat idee was niet alleen vals, maar nu schuift ook de materiële basis ervan weg. ‘Onze tijd is nu’, zegt een jonge Nigeriaan in het Ipsos-onderzoek, en hij heeft gelijk. Het sombere continent is niet alleen overdreven pessimistisch over zichzelf, maar zeker over de wereld. Vanuit de rest van de aardbol gezien, ziet de toekomst er prachtig uit. En terecht.