De jeugd heeft de toekomst. In ieder geval meer toekomst dan de ouderen. Daarom waren de recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek over de jeugd in Den Haag interessant. Zes van de tien jongeren in de Hofstad hebben een migratie-achtergrond. Voor het merendeel van die jongeren onder de 25 jaar is die migratie-achtergrond niet-westers, zoals dat tegenwoordig moet worden genoemd.
Niet-westers betekent dat de wortels van iemand oorspronkelijk liggen in ‘een van de landen in Afrika, Latijns-Amerika, en Azië (exclusief Indonesië en Japan) of Turkije’, zo valt te lezen op de website van het cbs. Tot voor kort heette dat allochtoon, maar dat mag niet meer.
Het in de ban doen van dat woord allochtoon tekent de worsteling met de woorden waarmee we willen aanduiden dat iemand uit een andere cultuur komt en mogelijk een andere religie of een donkerder huidskleur heeft dan waar Nederland in de loop van zijn geschiedenis aan was gewend. De naamswijziging is een poging niet te discrimineren – wat met het woord allochtoon langzaam maar zeker wel gebeurde – en toch oog te hebben voor elkaars uiteenlopende achtergrond. Maar ook met die nieuwe aanduiding blijft het ongemakkelijk.
In totaal hebben vier op de tien jongeren in Den Haag een dergelijke niet-westerse migratie-achtergrond. Dat is net iets meer dan in Amsterdam en fors meer dan het landelijk gemiddelde. Met de gemeenteraadsverkiezingen op komst heb ik eens gekeken of die niet-westerse migratie-achtergrond van zo’n grote groep jonge Hagenaars zich al enigszins vertaalt in de kandidatenlijsten. De veranderende samenstelling van de Haagse bevolking komt immers niet uit de lucht vallen. Het overgrote deel van die jongeren is hier in Nederland geboren.
In de huidige gemeenteraad van Den Haag is sprake van versnippering waardoor de in totaal 45 raadszetels verdeeld zijn over maar liefst zestien partijen. Na de vorige gemeenteraadsverkiezingen waren er daardoor vijf politieke partijen nodig om een college te vormen dat kon steunen op een meerderheid in de raad. Om de cijferbrij niet nog ingewikkelder te maken, heb ik me bij het onderzoek naar de achtergrond van de kandidaten beperkt tot de verkiezingslijsten van de vijf partijen die nu wethouders leveren.
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het vreemd voelde om die kandidatenlijsten langs te lopen. Door zo alleen op de achternaam af te gaan was het alsof ik me schuldig maakte aan etnisch profileren. Maar het had een doel. Het ideaal in een democratie is immers dat een gekozen volksvertegenwoordiging ook een afspiegeling is van de samenstelling van de bevolking.
Om onderaan te beginnen, van de vijf collegepartijen heeft de vvd bij de eerste tien kandidaten op de lijst er één staan met een niet-westerse migratie-achtergrond. Die kandidaat staat dan ook nog eens op plaats zes en zoveel zetels hebben de liberalen op dit moment niet in de Haagse gemeenteraad.
Net daarboven staat het cda. Die hebben er twee bij de eerste tien staan, maar ook die partij moet op 21 maart winst boeken wil een van die twee in de gemeenteraad komen. Op een lokale bijeenkomst vond een cda-raadslid mijn berekening onzin. Hij schermde met de twee kandidaten op de lijst met wortels in Polen. Dat de christen-democraten de vooral katholieke Poolse gemeenschap in Den Haag proberen te vertegenwoordigen is begrijpelijk. Maar Polen is een westers land en ook nog eens lid van de Europese Unie, ook al dreigt de zwaarste straf die de Unie kent, omdat de huidige regering volgens EU-commissaris Frans Timmermans de onafhankelijke rechtsstaat aantast.
d66 en de lokale Haagse Stadspartij delen de tweede plek, van boven gerekend. Zij hebben elk drie kandidaten met een niet-westerse migratie-achtergrond bij de eerste tien staan. Afgemeten aan de huidige fractiegrootte wint d66 het dan van de Stadspartij. Blijven na de verkiezingen het aantal zetels gelijk, dan heeft d66 twee raadsleden van de zeven die voldoen aan het criterium, de Stadspartij één. Vergeleken bij vvd en cda mag dat gunstig afsteken, het is nog steeds een pover aantal als je bedenkt dat de roots van zoveel jongeren, van wie een deel al stemrecht heeft, elders ligt.
De winnaar, als je dat zo zou willen noemen, is de pvda. De lokale pvda-lijst telt vier kandidaten bij de eerste tien die zelf of wier ouders in een niet-westers land zijn geboren. Maar juist de pvda is de partij die er in maart wel eens bekaaid vanaf zou kunnen komen bij de verkiezingen. De neergang die zich bij de landelijke verkiezingen heeft ingezet is nog niet gekeerd. Mocht dat al ooit gebeuren. Zoals het er nu naar uitziet moet de pvda rekenen op minder dan de huidige zes zetels.
Maar wat blijkt, zelfs als dat aantal halveert, telt de pvda-fractie nog twee raadsleden met een allochtone achtergrond, om die aanduiding dan toch maar te gebruiken. Toen ik hun fotootjes zag, dacht ik wel: allemaal Hagenaars. Want loop in Den Haag door het centrum, ga naar de openbare bibliotheek of het Zuiderpark en je ziet in één oogopslag hoe divers de stad is.
Na dit onderzoekje bleef er één gedachte in mijn hoofd ronddraaien. Met deze kandidatenlijsten van de ‘oude’ partijen vvd, cda, d66 en pvda is er in Den Haag ruimte voor nieuwe partijen of bewegingen die zich juist wél richten op een achterban met wortels in een niet-westers land. Daar moeten die bestaande partijen dan niet van opkijken. Ook in andere grote steden niet.