Dit soort geluiden viel reeds voor de oorlog te beluisteren bij Sjahrir en Hatta. De poppenspeler Soekarno was volgens de studentenleiders van 1966 daarentegen vanaf zijn jeugd een trouw aanhanger van de wajang-mythologie en ontleende er zijn redenaarskunst en filosofie aan. De Pantja Sila, het marhaenisme en de mythische rol van het Indonesische volk zijn hieraan te ontlenen. Moesjawara is te zien als het lijdzaam volgen van een opgedrongen standpunt, maar ook wel als de vereniging van macht en onmacht. Een marhaen aanvaardt de moeilijke omstandigheden waarin hij verkeert, maar is ook te zien als een strijder die zijn lot tracht te verbeteren.
In het werk van Toer over de strijd van de pemoeda’s tegen de geallieerden (november 1945) valt het volgende zinnetje op: ‘Het doelwit! Daarna schiet! Dring op! Verjaag! Plunder!’ (uit: Pluvier in spoorzoekers). Zulke ongecoordineerde aanvallen kostten vele slecht opgeleide Indonesiers het leven. Ook het gebruik van rijst als hongerwapen, waardoor de Indonesische bevolking zwaar werd getroffen, vervulde de Nederlandse waarnemers met verbazing. In het Hollandse kamp werd geponeerd dat de oosterling ongevoelig is voor sociale ellende. Van republikeinse zijde werd gesteld dat de geschiedenis leert dat iedere revolutie ellende met zich brengt. Het ging om de leiders en hun ideeen. De massa is niet van veel waarde. (Een wajang-standpunt?)
Overdijkink denkt daarentegen (in Het Indonesische probleem, 1946) dat de zachtaardige Javaan in een rampokker kan veranderen als hij wordt wakkergeschud uit zijn feodale geestesgesteldheid. Hij heeft in een minderwaardige situatie geleefd, is zich zijn inferioriteitscomplex bewust geworden en geeft daar op deze wijze uiting aan. In dit perspectief is de wajang een kunstuiting uit het feodale tijdperk. Het zal zijn ideologische invloed verliezen zodra de Indonesier zich hieraan heeft ontworsteld. Soekarno heeft getracht de wajangmythologie te evolueren naar het industriele tijdperk. Het zou een verrijking zijn van de Indonesische literatuur als de boeken van Toer werden toegelaten. Dat zal in de toekomst dan ook zeker gebeuren. Kloosterburen, JAN BOOIJ