
Met minder dan tien dagen tot de verkiezing heeft Hillary Clinton een probleem: de FBI heropende dit weekend het onderzoek naar haar e-mails. Op de computer van Anthony Weiner werden in een ongerelateerd strafrechtelijk onderzoek e-mails aangetroffen tussen zijn (binnenkort ex-)vrouw Huma Abedin en Clinton. Abedin is haar belangrijkste medewerker, en de ontdekking gaf aanleiding om het in de zomer afgesloten onderzoek naar Clinton te heropenen.
De hele zaak is tamelijk curieus, nog los van een aantal onduidelijkheden die door FBI-directeur James Comey zelf in het leven zijn geroepen. Merkwaardig allereerst is dat de e-mails al drie weken geleden, begin oktober, werden gevonden, maar dat Comey pas op vrijdag besloot om enkele relevante politici uit het Huis van Afgevaardigden op de hoogte te stellen. Pas op zondag werd de wettelijke machtiging om de e-mails ook daadwerkelijk inhoudelijk te onderzoeken afgegeven. Aan zijn eigen personeel schreef Comey: ‘Normaal gesproken houden we het Congres niet op de hoogte van lopende onderzoeken, maar ik voelde in dit geval dat het misleidend zou zijn tegenover de Amerikaanse bevolking als we de bewijslast niet zouden aanvullen. Tegelijkertijd, omdat we de relevantie van de nieuw ontdekte collectie e-mails niet kennen, wil ik geen misleidende indruk geven.’
Democraten vinden de interventie van Comey, mild uitgedrukt, ronduit bizar; verschillende experts hebben verklaard dat ze de kans klein achten dat de eerdere beslissing om Clinton niet te vervolgen zal worden gewijzigd. Met andere woorden: er zijn wel nieuwe e-mails, maar niemand weet voorlopig wat erin staat, en vooralsnog lijkt het onwaarschijnlijk dat er iets verandert aan het oordeel dat eerder dit jaar over Clinton werd geveld: roekeloos maar niet strafbaar.
De details van de zaak gaan echter, voor het overgrote deel, in het verkiezingsgeweld verloren: er is een werkelijkheid, en er is iets wat bij gebrek aan beter de ‘politieke werkelijkheid’ heet: een verknipte alternatieve sfeer waar gebeurtenissen slechts aanleiding zijn om een soort mentaal schilderij van te maken en dat met blind fanatisme bij zo veel mogelijk kiezers naar binnen te stampen. Het is een wereld waar het draait om framing en narrative – of hoe de eerloze zwendel van de kleine communicatie-dictatortjes ook genoemd moet worden. In die schijnwerkelijkheid kan Trump tijdens een campagnerally de bewering doen dat de nieuwe e-mails groter zijn dan Watergate. De naam van Clinton activeert bij veel mensen een mentaal landschap waarin de woorden e-mails en FBI vanzelf een begeleidend narratief vormen over corruptie en schandaal.
Kan Comey dat kwalijk worden genomen? Ryan Lizza, commentator van The New Yorker, merkte op dat Clinton nog steeds een redelijke voorsprong heeft (al slinkt die), en dat ze als ze wordt gekozen bovendien baat zou hebben bij het feit dat Comey in ieder geval één ding niet kan worden aangewreven, en dat is dat hij de zaak onder het tapijt heeft proberen te vegen. Het tegenovergestelde zou alleen maar bijdragen aan de fundamentele achterdocht (terecht of niet) die veel Amerikanen voor haar koesteren.
Die redenering lijkt aantrekkelijk, maar het blijft pijnlijk dat de logica ervan wordt gedicteerd door iets wat op z’n best een vreemdsoortige half-werkelijkheid is, gedicteerd meer door beeldvorming dan door feit. Aan de andere kant is het nogal ongemakkelijk om te zien hoe medewerkers en bondgenoten van de Clinton-campagne de aanval openen op Comey, omdat hij met zijn aankondiging heeft ingegrepen in de politieke werkelijkheid – zijn dat geen krokodillentranen? Is het de schuld van Comey dat er überhaupt zoiets bestaat als een politieke werkelijkheid die zo ver van de prozaïsche realiteit af staat dat de twee werelden zo goed als incommunicado zijn?
Dat er altijd een zekere discrepantie heeft bestaan tussen de wereld van toetsbare feiten en de wereld van politieke verbeeldingskracht is niet het punt – het is naïef om de dynamiek tussen die twee te ontkennen, en denkelijk gevaarlijk om te eisen dat het vermogen tot verbeelding volstrekt uit het domein van de politiek wordt verbannen. De hele zaak is er meer een van gradaties: als de afstand tussen verbeelding en werkelijkheid (met alle gepaste reserves over wat objectiviteit betekent) té groot wordt, vestigt de eerste een sinister soort tirannie over de laatste.
Dat is, zo lijkt het in ieder geval, ook wat het nieuws over de e-mails illustreert. Hoewel er in de werkelijkheid vooralsnog weinig aan de hand lijkt te zijn, wordt de ‘politieke werkelijkheid’ met een hevige intensiteit door elkaar geschud. De consequenties daarvan kunnen op een angstaanjagende manier toch een enorme invloed hebben – toch zou het cynisch zijn om Comey daarvoor verantwoordelijk te houden.
Beeld: Gage Skidmore