Zowel Discordia als De Republiek zijn ondertussen uit hun theaterhuis verbannen door dezelfde cultuurkruideniers waarop in De vaders zo met verve wordt gescholden. Eljon had subsidie aangevraagd om zijn stuk voor tien personages te mogen spelen. En verdomd, hij kreeg geld. Maar zo'n uitgekleed bedrag dat er nog maar middelen over waren voor twee acteurs en een technicus. René Eljon besloot het dan ook maar zo te doen: hijzelf, actrice Maureen Teeuwen en technicus Tom Verheijen spelen alle rollen. Per avond is er een wisselende gast (politicus, journalist, collega) die de rol van de ambtenaar Vrolik leest.
De vaders speelt zich af in 2004. Een aantal ‘geharmoniseerde’ (lees: wegbezuinigde of zwaar in hun middelen beknotte) theatermakers komt bijeen in een voormalige meubelhal om te repeteren aan een nieuw stuk van Balfoort, in wie men moeiteloos schrijver/regisseur Frans Strijards herkent. Na een hoop gedoe rondom de rechten volgen dan eindelijk repetities-met-veel-hindernissen, aan het slot onderbroken door een plotseling bezoek van hun aller der, Van der Lugt - in wie even moeiteloos Ton Lutz valt te herkennen. Hij komt op de valreep zijn wijze lessen nog even overdoen, om vervolgens weer te vertrekken naar een nabijgelegen, ontmantelde kerncentrale, waar hij les geeft aan jonge regisseurs. Een minder aangename ordeverstoring in het wanordelijke repetitielokaal wordt gevormd door de ambtenaar Vrolik van het Programmeringsfonds, die zich onledig houdt met de controle van punt 9F van de subsidievoorwaarden: Het Overschrijden van de Premièredatum.
Voor regelmatige toneelbezoekers valt er een hoop te herkennen en veel te lachen. Maar De vaders is beslist geen incestueuze sleutelkomedie voor uitsluitend theaterinsiders. Integendeel. Stuk en voorstelling bieden een vermakelijke en sprankelende inkijk in de keuken van het toneel. Eljon is daarin als ver schaamteloos schatplichting aan Thomas Bernhard: er wordt wat afgekankerd! Tartaud: ‘Alle erge dingen gebeurden altijd al/ net als in het dagelijks leven/ wat erg is/ zie je niet/ gruwelijke beslissingen/ worden altijd in de wandelgangen genomen/ of in bed/ maar nooit op/ nooit in het centrum/ van de aandacht.’ Daar komt bij dat Eljon en Teeuwen zeer aanstekelijk spelen. Op een speelvlak dat eruitziet als de met liefde samengestelde rommelzolder van een reeds lang bestaand toneelgezelschap schakelen deze twee begenadigde komedieacteurs met verve van het ene personage naar het andere. Met als hoogtepunt de laatste repetitie vóór de première: een reeks stoelen in een halve cirkel, Eljon en Teeuwen spelen het complete gezelschap desperate theatermakers door razendsnel van stoel, sjaal of jas te wisselen.
En dan komt Van der Lugt op, de toneelvader-der-toneelvaders, leraar van hen allen. Hij is een handschoen kwijt. En hij blijkt het onderwijzen niet te kunnen laten. Van der Lugt: ‘Wachten is op het toneel/ niet zo dat het publiek in slaap valt/ maar/ wachten als activiteit/ uitvergroot/ gewoon wachten/ maar dan uitvergroot/ wachten tot voorbij de achterste rij/ zo moet je wachten/ je moet zo wachten/ dat ze op het plein voor de schouwburg/ kunnen voelen/ dat jij daar op het toneel aan het wachten bent/ zo moet je wachten.’ René Eljon verricht hier een klein acteerwonder. Zijn miniportret van Ton Lutz is doortrokken van ironie (de vadermoord, ‘ja, ja, het zál allemaal wel’), maar de toneelvader der toneelvaders wordt met zó veel respect op de vierkante millimeter geportretteerd dat de scène ook ontroerend is, en zeer helder blijft. Afrekenen met de Vaders in de kunsten is en blijft een riskante aangelegenheid. Maar als je het zo zuiver doet als Eljon hier, dan klopt het weer mooi. Zoals een warm hart onder een fraaie rol.
Rubriek
Toneelkeuken
De ironie heeft de toneelwerkelijkheid in De vaders, een sleutelkomedie over toneelvaders en de cultuurnota van acteur/theatermaker René Eljon ingehaald. Ik hoorde deze tekst voor het eerst een aantal jaren terug in een ‘geënsceneerde tekstlezing’ tijdens De Republiek, de theatrale ‘rommelzolder’ die Maatschappij Discordia maandelijks organiseerde in Felix Meritis.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1997/49
www.groene.nl/1997/49