TONEEL - Loek Zonneveld

Het rijke repertoire van kluchten wordt meestal exclusief gezocht in de Anglo-Amerikaanse en Franse traditie. Het Duitstalige kluchtenrepertoire wordt vaak over het hoofd gezien. Toen niet zo lang geleden de acteur/regisseur Herbert Frisch bij de Berlijnse Volksbühne Die Spanische Fliege (1912) van het legendarische schrijfduo Franz Arnold en Ernst Bach uit de mottenballendoos opdiepte, was dat een herontdekking van jewelste en het leverde een klinkende toneelavond op, met publiekssucces tot op de dag van vandaag. In Oostenrijk werd in de afgelopen vijftien jaar het werk van Johann Nepomuk Nestroy (1801-1862) weer met enige regelmaat gespeeld. En ook deze in het moeras van de toneelgeschiedenis weggezakte Wener bleek een tweede leven meer dan waard. Een derde leven eigenlijk, want in de jaren twintig van de vorige eeuw was hij al eens aan de vergetelheid ontrukt door zijn beroemde stadgenoot Karl Kraus. Het is daarom niet toevallig dat de toneelspelersformatie ’t Barre Land, die Kraus’ megatoneelgebeurtenis De laatste dagen der mensheid op haar repertoire heeft – heeft gehad moet ik eigenlijk schrijven, van de subsidie is hen afgepakt en dus kunnen ze dit Gesamtkunstwerk niet meer spelen – het is dus niet toevallig dat precies ’t Barre Land nu zorgt voor een heuse ontdekking van Johann Nestroy voor de Nederlands-Vlaamse podia – het is een onderneming samen met de Vlaamse Compagnie (Cie.) Marius, waarmee ’t Barre Land al eerder samenwerkte. Zij spelen nu Nestroy’s Umsonst/Voor niks, een late klucht (1857) van zijn hand. Of liever gezegd, geen klassieke klucht (Schwank) maar een Posse, een klucht met liedjes.

Meteen als Vincent van den Berg en Kris van Trier opkomen in hun rol van toneelspelers in een tweederangs provincietheater (Thomas Bernhard is nooit ver weg), die hun schouwburgje en vooral hun mesjogge theaterdirecteur willen ontvluchten, meteen, in die eerste seconden, is er sprake van een heerlijk lichte, virtuoze maar nergens schmierende stijl van hochkomediantische speelpret, wat heet: speeldrift, compleet met kirrende en gillende claque-aanmoedigingen vanaf de zijkant (Margijn Bosch, die ons dan nog in een reeks rollen te wachten staat). De toneelspelers die toneelspelers spelen bedriegen iedereen in een plot waarin ze markiezen, ondernemers, obers, minnaars, schuldeisers en vooral ook elkaar spelen. De ene acteur moet een oom opvolgen als ondernemer, die oom haat het toneel zodanig intens dat hij het meisje waarover hij toeziend voogd is verbiedt om te doen wat ze het liefste doet: toneelspelen, en ze is nog verliefd op een toneelspeler ook! In het eerste half uur is er plottechnisch al geen touw meer aan vast te knopen, tenzij je met een dictaatblok op je schoot mee gaat zitten schrijven, wat ik iedereen overigens van harte afraad.

Want te volgen is het toch wel en te genieten is er genoeg. De vertelling ontrolt zich als een komedie van onafzienbare vergissingen en persoonsverwisselingen, waarin je er niet van hoeft op te kijken als een acteur in z’n uppie een ruzie staat te verbeelden tussen de twee personages die hij op dat moment geacht wordt te spelen, of met de jas van de tegenspeler, die op dat moment even iets anders te doen heeft. Alles is briljant in elkaar geschroefd door de bittere satiricus die Johann Nestroy geweest moet zijn, een venijn spugende columnist, Piet Grijs & Jan Blokker met een scheut Renate Rubinstein inéén. En nooit zijn grote levenslust en zwikken leedvermaak verbergend. Deuren kent deze deurenklucht hier trouwens niet – vier laaghangende toneellichten markeren de opkomsten en afgangen, een verberg- en opsluitkamertje wordt weergegeven door een enorme kartonnen doos, die ook voor de rest nog boordevol zit met verdwijn- en verschijnverrassingen.

Behalve door de drie reeds genoemden wordt er een geweldige pot toneel gespeeld (én prachtig a-capella gezongen) door Jonas Vermeulen en Anouck Driessen. En door de immer in en uit de weg zwervende vertaler annex souffleur Czeslaw de Wijs. De voorstelling is een pure hommage aan het genre en aan het ambacht. Mis dit vooral niet. Dan kunt u later nog zeggen: ik was erbij, toen ’t Barre Land (samen met Cie. Marius) hun glorieuze terugkeer in het toneellandschap beleefden. Zielsgelukkig en blij van nooit te zijn weggeweest!

Umsonst is tot het eind van deze week te zien in de Rode Zaal van de Brakke Grond, 26 januari in Kikker Utrecht, 12 februari in de Rotterdamse Schouwburg en 19 en 20 februari in Toneelschuur Haarlem.

TELEVISIE - Walter van der Kooi

Zakenlui zie je vooral bij Harry Mens, die ze voor een interview laat betalen. En ze figureren in consumentenprogramma’s waarin ze zich moeten verantwoorden (‘wij herkennen ons niet in dit beeld’). Maar een serieuze documentaire over een ondernemer en zijn bedrijf – nee. Die lacune wordt gevuld met de Teledoc Garage 2.0 van Catherine van Campen. Portret van Gert Kooijman, gedreven Toyota-dealer in Vianen. En in mindere mate van zijn broer Ton die het vuile werk opknapt in de takeltak van het bedrijf. Het familiebedrijf is al decennia succesvol (pa Arie, tachtiger, heeft het sleutelend aan vrachtwagens opgebouwd waardoor de jongens hem zelden zagen, en houdt nog dagelijks inspectieronde), maar het zijn moeilijke tijden voor de branche en Gert weet dat je alleen overeind kunt blijven door mee te gaan met de nieuwe tijd. Dat betekent onophoudelijk nieuwe doelen formuleren, resultaat meten, verantwoording afleggen in vergaderingen en trainen, trainen, trainen. Dat geldt niet alleen hemzelf, dat geldt iedereen in de zaak, van monteur tot receptie. Klantvriendelijkheid en enthousiasme, hij loopt ervan over en verwacht gelijke inzet van alle personeel. Hij ziet er nog teveel die een ‘8 tot 5’-mentaliteit hebben en niet denken: ‘Welke doelen stel ik me vandaag?’ Die niet snappen dat het om ‘de beleving’ draait. Dus spreekt hij hen regelmatig toe als een modern evangelist of laat hij dat doen door specialisten in motivatie en verkooptechniek. Een langlopende lijn is zijn relatie met de wat oudere verkoper Ad. Die kan met de klassieke klant lezen en schrijven, maar met de jongere klant (waarvan er niet veel lijken te zijn trouwens) lukt het minder. Dan gaat Ad ook fysiek kwakkelen. Gert blijft zich schijnbaar joviaal gedragen, maar zijn ‘grappige’ toespelingen op Ads zwaktes zijn behoorlijk gênant, te meer omdat diens strategie is mee te lachen met de baas om de vernederingen. Het managements- en trainingsjargon is angstaanjagend. Karikaturaal en uit het leven gegrepen tegelijk.

Catherine van Campen, Garage 2.0, NTR Teledoc, maandag 25 januari, NPO 2, 20.25 uur.

Sarah Polley is een jonge en succesvolle Canadese filmactrice en -regisseur (Away from Her en Take this Waltz). Nu heeft ze een documentaire gemaakt over en met haar familie en de vrienden daar omheen. De titel Stories We Tell geeft precies weer wat er gebeurt: iedereen vertelt haar/zijn verhaal over de familiegeschiedenis, over pap en mam vooral. Pap zelf is een van de belangrijkste vertellers. Een man die uitlegt dat mam hem verwarde met de avontuurlijke, gevaarlijke rollen die hij als acteur speelde en daarom op hem viel. Terwijl hij de braafheid zelve is (je sluit hem meteen in je hart). Mam komt alleen in de vele familiefilmpjes voor, uitbundig, vrolijk, extravert. Wel vormt ze de kern van de vele verhalen: wie was ze, wat deed en liet ze, wat was haar betekenis? Ze is al lang dood. Maar reconstructie blijkt moeilijk, want de vele herinneringen en verhalen spreken elkaar tegen, als ze elkaar niet uitsluiten. Een film over de werking van het geheugen en over de verhalen die we van en over onze eigen geschiedenis en die van onze naasten maken. Geestig, ontroerend, pijnlijk, wijs, eerlijk. De verdienste van de maakster, zeker, maar alleen mogelijk doordat ze uit een liefdevolle clan van overwegend prettige mensen komt. En ja, je moet wel nadenken over feit en fictie uit eigen leven.

Sarah Polley, Stories We Tell, VPRO, woensdag 27 januari, NPO 2, 22.55 uur.

MUZIEK/CABARET - Leon Verdonschot

Haar nieuwe, twaalfde album is er nog niet, vandaar waarschijnlijk de zeldzame situatie dat er nog enkele kaarten zijn voor het optreden van Lucinda Williams in de zaal waarmee ze inmiddels een rijk verleden heeft opgebouwd: Paradiso. Er is wel al een voorproefje van het album: single Dust, een slepende, ruim zes minuten durende afdaling in het tranendal waar Williams heer en meester is. De stem van Williams is ongeëvenaard: rauw, snerpend en warm tegelijk. Rauw en warm tegelijk, dat geldt ook voor haar teksten. Haar vader is overigens de dichter Miller Williams, de man die tijdens de inauguratie van Bill Clinton in 1997 een gedicht voordroeg.

Luister hiermaar eens naar Williams’ uithalen, wanneer ze Whispering Pines van The Band covert, tijdens een benefietconcert. Ook zeer fraai in samenzang: dit optreden samen met Elvis Costello:

Paradiso, 27 januari, 19:30 uur.

De dag na Lucinda Williams staat een ander icoon in Paradiso, maar dan niet uit de country, maar oorspronkelijk uit de hardcore: Henry Rollins. Hij komt niet met een band, maar met alleen zijn microfoon, en een enorme hoeveelheid verhalen. Henry Rollins’ spoken word-optredens zijn bijna net zo explosief als vroeger zijn optredens met Black Flag en Rollins Band waren: hij is verbijsterend snel, geestig en scherp. Zijn verhalen gaan steeds meer over zijn veelvuldige reizen, maar zijn nieuwsgierigheid heeft niet bepaald geleid tot een gebrek aan opvattingen.

Drie voorbeelden. Hier gaat Henry Rollins tekeer tegen elektronische muziek. Hier gaat hij tekeer tegen telemarketing. En hier gaat Henry Rollins tekeer tegen de mores van het daten:

Paradiso, 28 januari, 20:00 uur.


Beeld: (1) ‘Stories We Tell’ (http://bit.ly/1nq27h1); (2) Umsonst (Raymond Mallentjer)