Han Schuil, Zonder titel, 2012. Spuitbusverf op aluminium, 80 x 80 x 25 cm; © Jaring Lokhorst / courtesy Galerie Onrust / privécollectie Amsterdam

Van vroege jaren op de middelbare school in Eindhoven herinner ik me nog een tekenklas. Op een tafel voor in het lokaal had de leraar in een ruime schaal een stilleven van groente en fruit gearrangeerd. Kleurige vruchten zo kunstig bij elkaar gebracht als in een schilderij van bijvoorbeeld Willem Kalf. Van onze grote meester van het stilleven had ik toen nog geen weet. Onze tekenleraar wel natuurlijk. Hij was vrij jong nog en vermoedelijk ook beeldend kunstenaar. Zijn lesgeven had zeker te maken met wat in zijn leven zijn moderne kunst was. Denkelijk was dat de vrije abstrahering van de Ecole de Paris. Wij moesten dus dat stilleven dat voor ons stond opgesteld, van fruit en vruchten, tekenen maar we moesten dat doen in alleen verschillende tonen van blauw. Lag er dus een lichtgroene peer naast een donkerrode tomaat, dan moesten we die kleuren nochtans in blauw vertalen. Wij gebruikten daarvoor stevige sticks van wasco-krijt. Iets nieuws was dat toen, vettige staafjes waren het die je dik of licht maar wel smeuiig over papier kon smeren. Omdat het vrij zacht was, kon je de vette kleuren goed over elkaar heen wrijven. Een expressief materiaal, heette het.

Het blauw in zijn vierkante begrenzing is zwijgzaam en roerloos

Nu nog, na al die jaren, vraag ik me af wat de zin was van zulke tekenlessen. Ze waren zeker goed bedoeld. Het ging om de geestelijke ruimte die in vrije expressie gevonden werd. Het was ook de tijd van Dr. Spock en de ongebonden opvoeding van kinderen. Maar de blik op de dingen bleef toch een figuratieve waarneming. Het was echter van geen belang of de kleur van appels en peren nu groen of rood of blauw was.

Intussen is dat waarnemen, nu de kunst onverbiddelijk abstract geworden is, al lang niet echt scherp meer. Abstractie was in de vorige eeuw de grote uitvinding in de kunst. Het was niet een stijl maar een methode die nu meer dan honderd jaar aan de gang is. Haar strenge, visuele rijkdom vraagt om een bepaalde striktheid van waarneming. Ik wil die testen door te kijken naar twee eigengereide vierkanten. Van Steven Aalders bekijk ik een prent met een compact blauw kwadraat. De vorm blauw zelf is 24 x 24 centimeter op een drukplaat van 30 x 30. Het vel papier meet 45 x 45. Op zich zijn die maten niet zo relevant. Hoe ze zich symmetrisch tot elkaar verhouden is goed te zien. We zien ook dat de prent met grote nauwkeurigheid is gemaakt en in elkaar gezet. Ik noem dat de toon van het werk. Die is bijvoorbeeld heel anders, en losser, in het blauwe volume van Han Schuil. In wezen is dat een holle doos, 80 x 80 x 25 centimeter, van een aluminium plaat. Toen is dat volume, dat eerst recht was, gebutst en gedeukt geworden zodat het oppervlak onberekenbare vormen aannam. Vervolgens is dat wonderlijk gebroken oppervlak met dunne lakverf blauw gespoten. Dat spuiten van verf is eigenlijk een verstuiven van kleur. Het ultramarijn blauw heeft daarom een licht gewicht. De luchtige vorm is licht als een lampion.

Steven Aalders, Place (Light Blue), 2013. Aquatint op papier, 45 x 45 cm © Peter Cox, Eindhoven / courtesy Slewe Gallery

Ook ultramarijn is het blauwe vierkant van Steven Aalders. De titel trouwens daarvan is Place. Het vierkante volume van Schuil is zonder titel. Hij laat de vorm letterlijk los van het werk. Maar dat Place van Aalders duidt een begrenzing aan. Dat zijn de vier grenslijnen waarbinnen de vierkante vorm is samengevat. Het vierkant van blauw maakt ook een compacte indruk – als oppervlak van kleur, bedoel ik, dat heel dicht oogt. Dat komt ook doordat het een dicht gespikkelde plaat was waarmee de prent gedrukt werd. Dat bewerkte vlak houdt veel kleur egaal vast. Het vierkant blauw werd op vrij zacht papier gedrukt. In de kleur, onder druk, blijft weinig lucht over. Het is daarom, doordat eigenlijk de luchtigheid weg is uit de kleur, dat het blauw in zijn vierkante begrenzing er zo compact en beheerst uitziet. Het is ook zwijgzaam en roerloos.

Een heel ander blauw dus dan het opgewekte blauw dat het volume omhult van Schuils werk zonder titel. De kleur op die vorm glimt. Voordat het blauw werd, was het aluminium volume al her en der gedeukt zodat het een grillig verbogen en gebroken oppervlak werd. De bewegingen van die holle vorm zijn onbeschrijflijk. Maar het zijn wel bewegingen die je zien kunt en die mede bepalen wat je hier ziet. En dan is er nog die glanzende gladgespoten huid van helder blauw. Het luchtige werk straalt. Het ziet er niet zwaar uit. De randen van de vorm zijn wat gekruld. Binnenin is lucht en raadsel.


PS. Van zowel Han Schuil als van Steven Aalders is er werk in de collectie van het Stedelijk Museum in Amsterdam. Ik weet niet zeker of en wanneer hun kunst daar te zien is. Maar u kunt in Amsterdam wel terecht bij Galerie Onrust voor Schuil en bij Galerie Slewe voor Aalders