Het noodlot slaat plotseling toe. Die vaststelling lijkt schuil te gaan achter de titel van het speelfilmdebuut van de jonge Argentijnse regisseur Diego Lerman (1976). Tan de repente (2002) heeft onder de Engelse titel Suddenly het afgelopen jaar een triomftocht gehouden langs de grote internationale festivals, met onder andere het Zilveren Luipaard en de Juryprijs voor de gehele cast in Locarno. Met deze film is opnieuw een juweel toegevoegd aan de opmerkelijke bloei van de Zuid-Amerikaanse cinema in de laatste jaren.

Tan de repente opent met een shot van een van de hoofdfiguren in deze vrijwel geheel door vrouwen gespeelde roadmovie, de lingerieverkoopster Marcia. Ze zit op een bankje in een metrostation van Buenos Aires, op weg naar haar werk. Ze is dik, niet bijster aantrekkelijk, en wekt de indruk opgesloten te zitten in een sleur. De fraaie, korrelige zwart-wit fotografie draagt hier sterk bij aan de sfeer. Later blijkt ze van het ene moment op het andere gedumpt te zijn door een vriend, die ze van tijd tot tijd nog belt. Ze legt dan telkens, zonder iets te zeggen, de hoorn er weer op.

We zien haar op een nog vroeg uur de winkel openen aan een van de grote boulevards. In een parallel shot zien we twee «tomboy»-achtige punkmeisjes met kortgeknipt haar op straat een gestolen scooter aan de man brengen. En dan gebeurt er iets waar je met grote verbazing naar zit te kijken. Als Marcia terugkeert van haar lunchpauze wordt ze plotseling belaagd door de punkmeisjes, die zich «Mao» en «Lenin» noemen.

Het meisje dat Mao heet, roept op gebiedende toon tegen Marcia dat ze seks met haar wil hebben. De volkomen overdonderde verkoopster reageert aanvankelijk volstrekt afwijzend en gegeneerd. Maar er is toch een zekere aarzeling die Mao feilloos aanvoelt en waardoor ze de al doorgelopen Marcia naar haar naam vraagt. Als deze de pas vertraagt en een gefingeerde naam noemt, besef je dat Mao het pleit al heeft gewonnen. Lenin heeft het allemaal koel gadegeslagen, alsof ze van tevoren al geheel overtuigd was van de afloop.

Wat volgt is een reeks fascinerende gebeurtenissen, met als voorlopige hoogtepunten de ontvoering van Marcia in een taxi, het uit de auto zetten van de chauffeur nadat deze een mes op de keel heeft gekregen, en het naar het strand voeren van de geblinddoekte Marcia omdat deze nog nooit de zee heeft gezien. Het geruis van de branding en de immense verlatenheid van het kustgebied, waarin van een afstand gefilmd de naakte figuurtjes van de meisjes die het water in rennen, zorgen voor een moment van grote schoonheid. Het shot is ook kenmerkend voor de toon van melancholie die de film z’n specifieke sfeer geeft.

Hoe goed die toon is getroffen, blijkt in het laatste gedeelte van de film. De meisjes besluiten op bezoek te gaan bij de bejaarde tante van Lenin die ze al jaren niet meer heeft gezien en die een huis in de provincie bewoont, met als huurders een lerares en een bedeesde biologiestudent. Vanaf dat moment verandert de film van karakter en gaan de onderlinge verhoudingen een overheersende rol spelen. Het wordt meer een reis naar het innerlijk van alle betrokken figuren. Met als uitkomst een mogelijke loutering.

Marcia «doet» het voor het eerst met Mao, in de slaapkamer die de tante tegen gereduceerd tarief aan de meisjes heeft verhuurd. Als ze in slaap is gevallen, ontvreemdt Mao Mar cia’s kleren en probeert aan te pappen met de student. Lenin heeft ondertussen een diepere band met haar oude tante gekregen. Deze vrouw, Blanca, ontwikkelt zich langzaam maar zeker tot de werkelijke hoofdfiguur van de film, en degene waarop de titel Tan de repente waarschijnlijk het meest van toepassing is.

Blanca is een doorleefde vrouw die veel rookt en van een flinke borrel houdt, waarna ze «hoofdpijn» heeft en moet rusten. Maar die ook slapend kan dansen en zingen, en op een weemoedig berustende wijze mooi kan vertellen over het leven dat ze achter de rug heeft. Ze heeft precies de vrijheid gekend waar de meisjes zo naar op zoek zijn. De manier waarop Lerman daar tenslotte op beeldende wijze een vervolg aan geeft, bij een boottochtje op een meer, is onvergetelijk.

De film werd gedraaid tijdens de diepste momenten van de Argentijnse recessie, waardoor de opnamen meer dan eens stil kwamen te liggen en iedereen terugkeerde naar de baantjes die nodig waren om in leven te blijven. Het uiteindelijke budget bedroeg zo’n driehonderdduizend dollar, inclusief de bijdrage van het Rotterdamse Hubert Bals-Fonds. Dat bewijst weer eens dat het in de film om bezieling gaat, en niet om miljoenen.