
Eerder dit jaar viel het 25-jarig jubileum van American Psycho samen met de overwinning van vastgoedmagnaat Donald Trump in de Amerikaanse voorverkiezingen. En dat was een geschenk voor journalisten over de hele westerse wereld. Schrijver Bret Easton Ellis had het ook wel makkelijk gemaakt voor wie moeite zou hebben om een verband te leggen tussen Trump en de hoofdpersoon van American Psycho, de 26-jarige psychopaat Patrick Bateman. ‘Bateman zou op Trump stemmen’, zei Ellis behulpzaam in een interview. ‘Anno nu zou Bateman Trump herkennen als geestverwant’, in een ander.
Maar ook zonder hulp van Ellis zelf zou het niet zo heel moeilijk moeten zijn om een connectie tussen beiden te maken. Hoewel het boek uitkwam in 1991 komt Donald Trump wel tien keer voorbij. Als top-alfa op de apenrots van Manhattan is hij het idool van de door status, geld en tekenen van succes geobsedeerde Bateman. ‘Deze obsessie moet ophouden!’ valt Batemans neurotische verloofde eens tegen hem uit, als hij voor de zoveelste keer mijmert over Trumps favoriete restaurants of hoe hij op Trumps feestjes kan komen.
En anders zou ook wel duidelijk moeten zijn hoezeer Batemans leefwereld samenvalt met die van zijn idool. In een Amerika dat geobsedeerd is door materiële bewijzen van succes, het Amerika van Bateman, is Trump een logische president. En daarmee rees bij de 25-jarige verjaardag van het boek opeens de vraag of Ellis de toekomst had gezien. Misschien wel echt, want Trumps zonen tooien zich nog precies volgens de eind-jaren-tachtig-look van Bateman: dure, strakke pakken, haar strak achterover met veel gel en een domme, brede glimlach. Was American Psycho een visionair boek?
Dat is een interessante variatie op een vraag die al speelt sinds American Psycho uitkwam, de vraag of de roman überhaupt ergens over gaat. Sommige recensenten met grote namen vonden van wel. Fay Weldon noemde het boek ‘briljant’ en ‘belangrijk’ omdat het ‘een vinger hield aan de voortgang van de cultuur’. Norman Mailer vond dat Ellis oudere schrijvers ‘laat zien waar de wijzers op de klok nu staan’. Ellis zei dat ook zelf. Dat zijn boek een spiegel van de tijd was; dat het onderzoekt hoe het Amerikaanse materialisme mensen ontmenselijkt, kapotzaagt en opeet. Zoals zijn hoofdpersoon letterlijk doet.
Maar niet iedereen zag iets geniaals in American Psycho. De recensenten van The Washington Post en The New York Times, bijvoorbeeld. De laatste las de drukproeven, maakte zich vrolijk om de pretenties van deze waardeloze schrijver, zijn merkenfetisj en zijn vlakke verhaal zonder enige plotontwikkeling. Hij riep iedereen op om sadisme en ‘de gratuite verlaging van menselijk leven’ niet te steunen en het boek niet te kopen.
Time schreef iets soortgelijks. Daarop besloot de baas van Ellis’ uitgeverij Simon Schuster om zelf het boek, dat op het punt van uitkomen stond, eens ter hand te nemen. Prompt liet hij alle distributie stilleggen en liet hij weten dat zijn bedrijf zulke troep niet zou uitbrengen. Alles ging de versnipperaar in (al mocht Ellis wel zijn voorschot van drie ton houden). Twee dagen later verkocht Ellis’ agent zijn manuscript aan een andere uitgeverij, Vintage, die er na al die ophef een voorspelbare klapper mee maakte.
En toen bemoeide heel lezend Amerika zich ermee. Het ging langs dezelfde lijnen: het boek was een scherpe parabel of even leeg, sadistisch en nihilistisch als zijn hoofdpersoon. Ellis kreeg een berg haatbrieven en verschillende doodsbedreigingen. Het waren niet alleen Amerikanen die American Psycho een rotboek vonden. In Duitsland werd het boek gekwalificeerd als ‘schadelijk voor minderjarigen’, wat betekende dat het niet op de plank mocht staan in de boekwinkel. In Australië kreeg het de kwalificatie R18, wat betekende dat het alleen aan volwassenen mocht worden verkocht in een plastic verpakking (zodat kinderen er niet nietsvermoedend doorheen zouden bladeren en op moordporno zouden stuiten). Ook in Nieuw-Zeeland kreeg het een leeftijdsgrens. In Canada was de woede groot toen de lustmoordenaar Paul Bernardo in 1992 werd gepakt, en hij volgens de Canadese pers American Psycho ‘beschouwde als zijn persoonlijke bijbel’.
Het was natuurlijk allemaal totaal nutteloos en contraproductief. Maar evengoed is American Psycho regelmatig werkelijk naar en goor. Dat begint wel pas tegen de helft van het boek. Het leeuwendeel daarvan gaat op aan een minutieuze beschrijving van Batemans extreem luxe en extreem narcistische leven. De man is 26, zeer knap en fysiek keihard door de honderden sit-ups, pull-ups en push-ups waarmee hij dagelijks zijn zenuwen probeert te kalmeren. Die staan permanent onder hoogspanning, omdat Bateman lijdt aan een meedogenloze statusangst. Vooral eten in het hipste en meest statusverhogende restaurant is belangrijk. En het bezitten van de juiste luxe-merken, van gezichtsscrub tot cutting edge technologie (anno 1991 de meest geavanceerde Aiwa-walkmans en futuristische Hitachi-videorecorders). En kleding: als Bateman iemand tegenkomt, volgt eerst een gedetailleerde beschrijving van merk, stof en waarschijnlijke aankoopplek van elk onderdeel van zijn of haar outfit.
Natuurlijk zijn er saaie dineetjes, poenerige bars en veel alcohol en drugs. Bateman verdient onwaarschijnlijk veel geld bij een zakenbank op Wall Street, maar het wordt snel duidelijk dat hij daar absoluut niets uitspookt en dat hij die baan waarschijnlijk via familierelaties kreeg. Ook wordt het wel snel tussen de regels door helder dat hij net niet het mooiste appartement heeft van zijn groep maten, niet de beste connecties, niet de grootste bek en niet het mooiste visitekaartje. Met meer nervositeit, meer sit-ups en meer existentiële angst van Bateman als gevolg.

Het is allemaal met veel humor en ironie gedaan, maar ook wel met heel veel saus (Ellis is niet erg van de subtiliteit) en het duurt ook wel heel erg lang. Na een pagina of dertig, veertig begrijp je het wel, maar dan heb je honderd pagina’s te gaan tot de eerste moord plaatsvindt, en nog heel wat tot Batemans leven een steeds absurdere afwisseling wordt van stompzinnig lege ontmoetingen en lunches en extreme wreedheden. En die wreedheden ontsporen voor een mainstream-boek behoorlijk. Denk aan een prachtig gevormd meisje dat zich in een hitsige scène volledig aan Bateman geeft, en wier borsten hij vervolgens met een nijptang aan stukken scheurt, een rat door haar vagina naar binnen laat vreten, haar gezicht aan flarden snijdt met een commando-mes waarna hij probeert klaar te komen in haar kapotgesneden mond terwijl ze doodgaat.
Een breed scala van mensen gaat (soms letterlijk) voor de bijl: prostituees en daklozen, maar ook een kind met een ijsje, een collega, ex-vriendinnen, een nichterige hondeneigenaar, et cetera. (Dat nichterige is dan weer relevant omdat Bateman zich voortdurend uitleeft in racistische en homofobe taal, al is hij progressiever dan zijn vrienden.) Als Bateman zijn slachtoffers begint te eten, is dat niet op de verfijnde met-favabonen-en-Chianti-manier van Hannibal Lecter uit de boeken van Thomas Harris. Bateman experimenteert dan met roosteren terwijl de slachtoffers verbijsterd en stervend toekijken.
Het is in het licht van de rauwheid en goorheid van het geweld in American Psycho curieus dat het boek en Bateman zo’n cultstatus hebben gekregen (er is zelfs een actiefiguur van Bateman te koop). Dat heeft dan ook meer te maken met de film die in 2000 van het boek is gemaakt dan met het boek zelf: in het filmscript zijn de naarste randjes even wat afgerond – zowel wat seks als wat geweld betreft. De Bateman van de film is hipper en grappiger dan die van het boek. Bateman verliest in de filmversie ook veel van de slapheid en loserigheid die een van de leukste elementen van de roman is (zo barst Bateman eens boven een stukgezaagd lijk in zelfmedelijden uit en jammert: ‘I just want to be loved!’).
Over de betekenis van zijn boek schreef Ellis, als verdediging tegen de lawine van kritiek die hij in 1991 kreeg: ‘Ik schreef over een samenleving waarin oppervlakte het enige is geworden wat mensen definieert – voedsel, kleren. Dus ik schreef een boek dat alleen maar oppervlakte is: geen narratief, geen karakters om je aan vast te houden, vlak, eindeloos repetitief. Ik gebruikte komedie om de absolute banaliteit van het geweld te vangen van een pervers decennium.’
Dat kun je inderdaad bij American Psycho denken. Toch is de link met de tijdgeest nauwelijks een uitgewerkt gegeven. Het boek lijkt vooral te drijven op de ‘kijk-ik-durf-meer-dan-anderen’-hipheid die je later zag bij filmer Quentin Tarantino (Reservoir Dogs kwam een jaar na American Psycho uit), schrijver Chuck Palahniuk en anderen: pop-horror met hippe, ijdele en nonchalante moordenaars. De maatschappijkritiek kun je er zeker bij denken, maar bij het lezen van American Psycho geloof je toch niet dat Ellis vooral bezig is om de intelligentsia te bedienen met een doorwrochte cultuurparabool.
Dat is natuurlijk best. American Psycho en de manier waarop de roman ontvangen en omarmd is, geven op zichzelf al genoeg stof tot nadenken. Een generatie geleden was het boek nog te schokkend om uit te geven, nu serveert een doorsnee Scandinavische thriller of Amerikaanse politieserie ons hetzelfde zonder dat iemand ernaar omkijkt. En Batemans held Donald Trump, die in zijn televisieshows evenveel empathie heeft voor andere mensen als Bateman in het boek, marcheert naar het Witte Huis. Klaar voor American Psycho II: stagiaires met spijkerpistolen vastgenageld aan de vloer van de Oval Office. Dixit Patrick Bateman: ‘We are not through yet.’