Sinds ik aan een hoorspel werk, stuit ik op problemen waar ik het bestaan niet van kende. Voorheen kon ik redelijk uit de voeten met tekenende details en slingerende vertellingen, en nu moeten die personages het allemaal helemaal zelf opknappen. Ze kunnen geen handelingen uitbeelden, ze kunnen niet denken, ze kunnen niets anders dan praten en andere geluiden produceren.

Telkens als ik het script open klik, gaat het licht uit. Een hoorspel schrijven is je verplaatsen in de wereld van een blinde. Daarom ben ik iets gaan doen waar ik me een beetje voor schaam. Ik was het al langer van plan, maar mijn hoorspel gaf me het laatste duwtje.

Ik ben in de openbare bibliotheek naar de kast gelopen die vol staat met boeken over scenario schrijven. Ik was daar al vaker per ongeluk langs gelopen – per ongeluk op zo’n per ongelukke manier waarop een brave kantoormedewerker in een straatje met hoeren belandt – en ik moest toen grinniken om al die varianten op How to Write a Screenplay and Sell It to Hollywood in Nine Steps.

Nu wil ik helemaal geen schermspel schrijven, en ik hoef helemaal niets aan Hollywood te verkopen, maar allicht had ik er iets aan voor mijn hoorspel. Ik keek om me heen of ik geen bekenden zag – het voelde toch alsof ik bij een kast stond waar met koeienletters ‘zelfhulp/seksualiteit’ boven stond – en pakte lukraak wat exemplaren die ik mee naar huis nam.

Dat had ik dertig jaar eerder moeten doen. Dan had ik op m’n achtste al honderdduizend exemplaren verkocht. Dan zat ik nu ook met m’n luie reet in Hollywood. Dan zat ik nu ook vanaf een palmstrand naar aspirant-scenaristen te schreeuwen hoe ze hun script in negen stappen verpatsen aan ‘the industry’.

Vooral die Amerikaanse boeken bekken je af alsof je een bangig en onwillig eekhoorntje bent. ‘Don’t think about it. Do it. Jump in. Trust the process. The worst that can happen is that you write some terrible pages’, blaft Syd Field in The Screenwriter’s Workbook. ‘So what? If they’re bad, just throw them away.’ Wat er nog net niet staat, maar wat je de auteur wel voortdurend hoort roepen is: ‘Just write the goddamned thing, you fucking asshole!’

Tegen het einde drong de diepe wijsheid tot me door. Pluk van de Petteflet ging precies over mijn probleem

Wat me eraan bevalt is de verfrissende no-nonsense-aanpak, waarbij het schrijven van alle hoogdravende rimram is ontdaan en domweg wérk is. Met een jaloersmakend gemak slaan die scenarioschrijvers aan het brainstormen: welke tegenstander gaan we dat meisje geven? Een bezitterige moeder, leukemie, een crimineel vriendje, een dode vader of toch maar weer gewoon een serieverkrachter?

Waar de meeste romanschrijvers hun personages behandelen alsof het stekjes zijn van zeldzame, uiterst kwetsbare kamerplanten komen die Amerikanen gewoon eventjes een heel bos aanleggen. En als het niet werkt, nou, dan rooien ze de hele boel weer, met droge ogen, en bedenken ze wat nieuws.

Oké, en dan rond pagina 30 komt het eerste plotpoint. Dan een midpoint op pagina 60 en op pagina 90 plotpoint 2. Veel van wat uit die structuurlessen komt, weet ik trouwens al. Die Amerikanen hebben de mosterd allemaal bij Aristoteles gehaald – en die ligt wel al dertig jaar onder m’n hoofdkussen.

De ellende is dat ik nu niets meer kan lezen of zien of ik wil er die plotpoints in aanwijzen. Zo bezocht ik met mijn zoon een (overigens briljante) toneeluitvoering van Pluk van de Petteflet (door de Theater Familie, ga erheen!), en vroeg me de hele tijd af: is ‘Aagje blijkt geterroriseerd door mevrouw Helderder’ nu plotpoint 1, of is dat ‘Duizeltje Eekhoorn vertelt dat de Torteltuin in gevaar is’? En is de ontmoeting met de Kluizelaar het midpoint? En het nuttigen van de Hasselbramen plotpoint 2? Of…?

Zelfs met deze column heb ik het. (De zin met ‘zelfhulp/seksualiteit’ is overigens het eerste plotpoint; die met de stekjes het midpoint, en de volgende alinea bevat plotpoint 2.) Maar wat moeten we met die wijsheid? Al die plotpoints passen we in elke coherente vertelling vrijwel automatisch al toe, en ik vermoed dat Annie M.G. Schmidt zich er ook niet om bekommerde. Wat doet het ertoe. Geniet van het stuk, fucking asshole!

Tegen het einde veerde ik op en drong de diepe wijsheid van het stuk tot me door. Pluk van de Petteflet ging precies over mijn probleem. De Parkmeester wil met zijn mathematisch precieze bouwtekeningen de Torteltuin intemmen tot een dode tegeltuin, maar je kunt beter de grillige natuur haar gang laten gaan, samen met de speelse gekte die het gebruik van Hasselbramen veroorzaakt.

In technisch opzicht is er veel te leren uit die scenariohandboeken, en het is goed om de smetvrees daarvoor overwonnen te hebben. Maar het voornaamste is: ieder kunstwerk is een Torteltuin, ook wanneer je er, als in een hoorspel, blind in rondloopt.