De Utrechtenaar Adriaan Floriszoon Boeyens werd precies 500 jaar geleden tot paus verkozen, de enige Nederlander die dat ooit overkomen is. De verkiezing was in absentia en hij aanvaardde de eer met grote tegenzin. Erasmus schreef hem: ‘Misschien zou ik een dwaas lijken, als ik u gelukwens met iets waaronder u zucht en steunt.’
Het pontificaat duurde maar twaalf maanden en twee weken en was geen succes. Tegen de politieke verwikkelingen van zijn tijd bleek Boeyens niet opgewassen, en tegen de aanrollende catastrofe van de Lutherse reformatie al helemaal niet. In Rome had bovendien net de pest gewoed, niemand zat er op hem te wachten.

Adrianus VI (Boeyens hield gewoon zijn eigen naam aan) lijdt tot op de dag van vandaag onder de reputatie van ‘cultuurbarbaar’ die de Romeinen hem aansmeerden. Pierio Valeriano noemde hem ‘een bittere vijand van de Muzen, van de welsprekendheid, van alle elegantie’, Vasari klaagde dat hij de kunstenaars liet verhongeren, het gerucht ging dat hij het heidense Laokoön-beeld tot cement zou willen vermalen. Die reputatie blijkt niet terecht. Adrianus’ schatkist was bij aankomst goeddeels leeg, en misschien had hij van huis uit wat weinig met de kunsten op, maar in zijn korte regering heeft hij wel degelijk opdrachten verleend, vooral voor arte sacra, rituele kunstvoorwerpen.
Voor zo’n uitzonderlijk historisch personage is de tentoonstelling die het Catharijneconvent aan hem wijdt verrassend summier – d’r is kennelijk toch niet veel van Adrianus overgeschoten, of ’t was niet te krijgen. Er is wel wat: een kopie van zijn portret door Jan van Scorel, een exemplaar van zijn Quaestiones, een grote bul met zijn signatuur en een gedrukte versie van de brief die hij schreef voor de Diet van Neurenberg van 1522, waarin Adrianus tegenover de Lutheraanse stokebrands toegaf dat de kerk van Rome ‘door het gedrag van sommige priesters’ én het mismanagement in de Curie wat van de rechte weg was afgedwaald – een opvallende concessie, die echter alleen olie op het vuur gooide. Het overige is vooral context: een portret van Luther door Cranach, werk van Utrechtse kunstenaars uit de periode en een fraai drieluik met een Kruisiging door dezelfde Van Scorel. Hij werd door Adrianus tot opzichter van de Pauselijke collecties benoemd en daar heeft Van Scorel veel plezier van gehad.
In deze presentatie wordt Boeyens nadrukkelijk gepresenteerd als een man die popelde de Katholieke kerk te hervormen, een man met ‘Nederlandse’ eigenschappen als soberheid, bescheidenheid en spirituele eenvoud, een soort proto-crypto-protestant. De voorgeschiedenis wijst daar echter niet op: Boeyens was een invloedrijk bestuurder van het College van Leuven en verzette zich daar tegen Erasmus’ plannen het Nieuwe Testament op te schonen. Hij werd voor Karel V onderkoning en groot-inquisiteur van Spanje, en ook daar bleek niets van vooruitstrevende opvattingen. Daar moet meer over te vertellen zijn, lijkt mij.
Paus Adrianus VI: Wereldleider uit Utrecht. Museum Catharijneconvent, Utrecht, t/m 13 november. catharijneconvent.nl