El Ejido, Spanje , januari © Samuel Aranda / The New York Times / HH

Op 6 maart stuurde de op dit moment spraakmakende Spaanse politieke partij Vox een vreemde foto via Twitter de wereld in. Op die foto was haar voorman, Santiago Abascal, te zien, staande boven een Spaanse vlag en met op het hoofd een helm zoals die in de zestiende eeuw gedragen werd door Spaanse soldaten. De foto was een reactie op een opmerking van Pablo Casado, de nieuwe leider van de tot de zomer van 2018 heersende Partido Popular. Deze had in een tweet van een dag eerder geschreven dat hij in de kathedraal van Oviedo, Noord-Spanje, het zogenoemde Overwinningskruis bewonderd had. Een fotootje bij zijn tweet toonde dat ook: Casado drukt zijn hand behoedzaam op het kruis, alsof hij daaraan kracht ontleent.

Dit beeld zegt de willekeurige kijker vermoedelijk niets. Voor de aanhangers van Vox ligt dat anders. Met deze daad kwam Casado op hun terrein. Vandaar de tekst bij het fotootje op Twitter van Abascal. Vrij vertaald: ‘Pablo, jij bent er helemaal de persoon niet naar om je, zoals onze voorman, in de voorhoede van de Reconquista te scharen. Blijf maar lekker proberen, het zal je niet lukken.’ De tekst werd afgesloten door de emoji van een schaterlach.

Het overwinningskruis, een fraai stukje vroegmiddeleeuws edelsmeedwerk, zou volgens de legende in het jaar 722 gedragen zijn toen christelijke soldaten bij het dorp Covadonga, sindsdien een bedevaartsoord in de provincie Oviedo, hun eerste overwinning op de islam behaalden. Met deze overwinning begon de Reconquista, de herovering van Spanje. Zij duurde meer dan 750 jaar en eindigde in hetzelfde jaar dat het land zijn zegetocht over de wereld begon, Amerika ontdekte, de joden verdreef en een begin maakte met de beheersing van een groot deel van Europa: 1492. Vanaf dat moment werd Spanje een grootmacht, ‘het rijk waarin de zon nooit ondergaat’.

Casado verwees met zijn tweet nadrukkelijk naar deze oude glorie en dus naar de Reconquista: het land zou heroverd moeten worden, opnieuw. In de huidige context betekent dat zoveel als een oproep tot eenheid, tot wering van vreemde elementen, tot koestering van een soort ‘eigen volk eerst’-ideologie maar vooral tot onwankelbaarheid, strijdbaarheid, barricadenmentaliteit.

Vox, een afsplitsing van de Partido Popular, is van dergelijke retoriek niet gediend. Niet omdat zij haar aanstellerig vindt, maar Vox eist deze oeroude, scherp rechtse boodschap op als de hare. Juist omdat de Partido Popular compromissen zocht, splitste zij zich af. Dat gebeurde eind 2013. Daarmee was een nieuwe partij, ver aan de rechterkant van het politieke spectrum, geboren. Haar naam suggereert een noodkreet uit duizend kelen.

Op zich, zo zou je met een blik op het internationale panorama zeggen, is het ontstaan van een zoveelste rechtse partij niet opmerkelijk. Rechtse partijen poppen alom op. Maar in Spanje ligt dat toch iets anders. Tevens is het een teken aan de wand. Sinds de dood van Franco heeft het land geen echt rechtse partij gekend. Wat er aan radicaal rechts leefde, speelde buiten de reguliere politiek. Hiervoor is een eenvoudige, wat kronkelige verklaring. Die is dat politiek rechts in Spanje juist altijd goed vertegenwoordigd is geweest, en wel door de Partido Popular.

Na Franco’s dood was er in Spanje decennialang geen plaats voor radicaal rechts

Hoewel de Partido Popular zichzelf eerder in het politieke midden dan aan de rechterkant plaatst, zijn er vele redenen om haar rechts te noemen. De meest veelzeggende hiervan is de afkomst: de PP, zoals de partij gewoonlijk afgekort wordt, is een voortzetting van de in 1976, een jaar na de dood van Franco, opgerichte Alianza Popular die op haar beurt een combinatie was van zeven politieke verbanden die, op één na, stuk voor stuk onder leiding stonden van een minister uit de Franco-tijd. Die ene uitzondering is de Unión Social Popular. Maar ook de voorman hiervan was onder Franco een hoge pief geweest. Met andere woorden, Alianza Popular was een partij die zonder veel moeite franquistisch of post-franquistisch genoemd mag worden.

De banden met c.q. sympathieën voor het recente verleden waren sterk. Dat weerspiegelt zich ook in de denkbeelden van de man die er altijd de voorzitter van is geweest: Manuel Fraga (1922-2012), eveneens minister in het Franco-tijdperk. Hij was een uitgesproken conservatief, op de grens van reactionair. Weliswaar begreep Fraga dat er andere tijden waren aangebroken, maar hij koesterde grote sympathie voor het franquisme en droeg denkbeelden uit die daaraan verwant waren.

Fraga aanvaardde de democratie, misschien niet zozeer van harte als wel van hoofd. Hij zag in dat een andere staatsvorm in het Europa van het eind van de twintigste eeuw onmogelijk was. Hij zag ook in dat elk streven naar zo’n andere staatsvorm Spanje onherroepelijk in een nieuwe burgeroorlog zou storten – een burgeroorlog die, gezien de internationale context, deze keer niet te winnen viel. Zijn keuze voor democratie en moderniteit waren dus eerder pragmatisch dan ideologisch.

Op het moment dat Alianza Popular een nieuwe naam kreeg en Partido Popular werd gedoopt, in 1989, werd Fraga opgevolgd door José Maria Aznar, spoedig premier van Spanje (1996-2004) en opvolger van de langdurig regerende socialist Felipe González (1982-1996). Aznar was een generatie jonger dan Fraga, geboren in 1953, en om die reden ook te jong om onder Franco politiek actief te zijn geweest. Toch had ook hij nauwe banden met het franquisme. In zijn studententijd ging hij zelfs nog een stapje verder en werd lid van een beweging die deel uitmaakte van het falangisme, het Spaans fascisme. Ook groeide hij op in een gezin dat uitgesproken franquistisch was. Zijn vader vocht in de Burgeroorlog aan de zijde van de caudillo en vervulde in zijn arbeidzaam leven een hoge functie bij de nationale radio. Zijn grootvader was zo mogelijk nog nauwer bij Franco betrokken, aanvankelijk eveneens in de media, later als ambassadeur en auteur. Zo publiceerde hij vanuit franquistisch perspectief enkele spraakmakende boeken over de Burgeroorlog.

In de jaren dat Aznar premier was, waren Franco en de Burgeroorlog zo goed als uit de Spaanse openbaarheid verdwenen: bedekt, weggeschoven, vergeten. Het zogenoemde ‘pact der vergetelheid’, gesloten tussen de diverse partijen na de dood van Franco, leek zijn werk te hebben gedaan. Maar begin deze eeuw, aan het eind van Aznars regeringsperiode, bleek dat die vergetelheid deels schijn was geweest. Dit leidde enkele jaren later, onder Aznars socialistische opvolger José Zapatero, tot de zogenoemde Ley de Memoria Histórica, Wet op de historische herinnering. Met deze wet keerde het verleden terug en werden alle politieke partijen gedwongen zich over het franquisme uit te spreken. Zo ook de Partido Popular.

Maar toen de PP na Zapatero (2004-2011) opnieuw de macht kreeg, deed zij al het mogelijke de veronderstelde ‘bezoedeling van Franco’s erfenis’ tegen te gaan. Het was onvermijdelijk dat dit gebeurde onder het inzicht dat de tijden veranderd waren en dat het franquisme tot een voorgoed voorbij verleden behoorde maar toch: binnen de PP bleef de sympathie voor het recente verleden sterk. Dat heeft vooral sociologische verklaringen: de familiebanden van huidige PP-politici met de machten van weleer zijn sterk. Nogmaals: er was veel veranderd, dat ontkende niemand. Maar er was ook veel hetzelfde gebleven. Dat verkoos de PP stilzwijgend te koesteren.

De beroering rond de onafhankelijkheid van Catalonië legt een partij als Vox geen windeieren

Niettemin ging de tijd voort. Spanje moderniseerde, conformeerde zich in toenemende mate aan het moderne westerse leefpatroon. In steekwoorden hield dat in: individualisering, emancipatie, toenemende variatie van levensvormen, toenemende aandacht voor minderheden en minderheidsstandpunten, neoliberalisering, secularisering en internationalisering. In Spanje waren de veranderingen in deze richting sterker en opvallender dan, bijvoorbeeld, bij ons. Immers, tot geruime tijd na de dood van de dictator bleef het land tamelijk traditioneel, met veel aandacht voor klassieke vormen en waarden zoals de familie, het geloof en de gemeenschap (mi pueblo). Ten tijde van Felipe González werden deze en andere traditionele vormen en waarden van overheidswege nadrukkelijk en bewust aangepakt. Dat slaagde, deels.

Maar meer effect hadden de onbedoelde, veelal ongenoemde en door velen ook ongewenste veranderingen die daarna kwamen en van grootse en ongrijpbare krachten als internationalisering, globalisering en digitalisering uitgingen. Zij hadden tot gevolg dat het land in korte tijd inderdaad sterk moderniseerde. Aldus ging het proces dat onder González begonnen was onder Aznar, Zapatero en Rajoy voort, ongestuurd en grotendeels onafhankelijk van wat de politiek ervan dacht. Spanje is daardoor nu grosso modo een land als andere West-Europese landen.

Twitter-foto van Vox-voorman Santiago Abascal, 6 maart © Twitter / VOX

Maar zoals elders neemt ook in Spanje het verzet tegen deze moderniteit toe. Er zijn vier factoren of, eigenlijk ‘complexen van gebeurtenissen en factoren’ die ertoe bijdragen dat dit verzet anders en deep down misschien ook wel sterker is dan elders. Dat zijn achtereenvolgens het tot voor kort dominante traditionalisme, de onverwerktheid van het verleden, de enorme migratiestroom van het begin van de 21ste eeuw (meer dan vijf miljoen) en, door de geografische ligging van het land, de groeiende migratiestroom van dit moment, en tot slot de beroeringen ten gevolge van het separatisme. Op het kruispunt van al deze kwesties positioneert Vox zich duidelijker en sterker dan alle andere partijen, met slechts één boodschap: tot hier en niet verder.

Op 25 november 2013 publiceerde de Baskische politicus Santiago Abascal, een midden dertiger uit een gezin met sterke wortels in de Partido Popular en het franquisme, een open brief aan Mariano Rajoy, de zittende premier, tevens voorman van de PP. Daarin ging hij uitvoerig in op de redenen waarom hij zijn lidmaatschap opzegde. De druppel was de softe behandeling van eta-gevangenen – Abascal is Bask, zijn directe omgeving heeft van het Baskisch terrorisme veel te lijden gehad.

Maar er is meer, schreef Abascal, veel meer, en hij somde een lange lijst ongenoegens op. Daaronder de slappe houding tegenover separatisten, de slappe houding tegenover de ‘ideologische wetgeving’ van Rajoys voorganger (welhaast zeker wordt hiermee de Ley de Memoria Histórica bedoeld), passiviteit inzake abortuswetgeving, gebrek aan doortastendheid bij de aanpak van corruptie, een bemoeizuchtige fiscale politiek dan wel een gebrek aan neoliberalisme en de weigering de eigen gelederen te democratiseren. Vandaar vaarwel partij waarmee ik me altijd verbonden heb gevoeld, schreef Abascal aan het eind van zijn brief, jullie moeten het voortaan met één persoon minder doen, adiós y buena suerte.

Vox bepleitte meteen na de overwinning in Andalusië de uitzetting van 52.000 illegalen

Enkele weken na dit afscheid, op 17 december 2013 om precies te zijn, werd Vox gesticht. Bedoeling, om te beginnen, was stemmen winnen bij de aanstaande Europese verkiezingen (mei 2014), om vervolgens op te gaan voor de regionale, lokale (mei 2015) en landelijke (december 2015) verkiezingen. Het succes was in alle gevallen zeer gering. Alleen op lokaal niveau wist Vox zetels te veroveren, 22 om precies te zijn en twee burgemeestersposten. Maar in een land met meer dan achtduizend gemeentes en bijna zeventigduizend wethouders is dat een schijntje. Europees, regionaal en landelijk behaalde Vox geen enkele zetel. Exit, zou je zeggen. Voor radicaal rechts was ook 45 jaar na de dood van Franco in Spanje nog altijd geen plaats.

Maar toen veranderde het tij. Om te beginnen werd bij de landelijke verkiezingen van 2015, dezelfde dus waarin Vox zelf geen enkele zetel behaalde, het sinds de dood van Franco dominante tweepartijenstelsel doorbroken. Hiermee kwam lucht in de Spaanse politiek en kregen nieuwe partijen mogelijkheden die tot dan toe niet bestonden. Belangrijker op dit moment is de al meer dan twee jaar durende beroering rond de onafhankelijkheid van Catalonië. Weliswaar is die beroering er altijd geweest, maar het aantreden van Carles Puigdemont in januari 2016 bracht haar tot nieuwe hoogte. Dit legt partijen die zich radicaal tegen elke vorm van separatisme keerden, zoals Vox en Ciudadanos, geen windeieren.

Dan is er het voortsudderen in Spanje, meer dan elders, van de economische crisis, met daaraan gekoppeld het blijvend onvermogen een volledige generatie jongeren een plek in de samenleving te bieden. De woede hierover is zo groot dat zij elke protestpartij, van links en rechts, ten goede komt. Vervolgens is er de voortgaande stroom onthullingen over corruptie onder Spaanse politici, ook die van de Partido Popular. En tot slot, het lijstje is verre van uitputtend, is er de blijvende, ja zelfs almaar sterkere neiging van de partijtop van de PP om zaakjes achter gesloten deuren te regelen. Steeds meer PP-stemmers zoeken daarom op dit moment een nieuw politiek thuis. En welk ligt meer voor de hand dan het huis van degenen die tot voor kort ‘familie’ waren?

Op 2 december 2018 werden in Andalusië, Spanje’s op een na grootste, zuidelijkste deelstaat, verkiezingen gehouden. Daarna kwam in deze regio voor het eerst sinds de dood van Franco een regering aan de macht die niet socialistisch is. Dat is een kleine revolutie. Andalusië is vanouds rood. Toch is dat nog niet het belangrijkste. Dat is dat Vox bij deze machtswisseling de doorslaggevende factor werd. De partij behaalde twaalf van de 109 zetels, ruim tien procent en genoeg om in Andalusië een centrumrechtse (PP, Ciudadanos, Vox) deelstaatregering mogelijk te maken.

Maar het succes van Vox bij de recente verkiezingen in Andalusië gaat nóg verder. In vier gemeentes behaalde zij meer dan twintig, in één bijna dertig procent van de stemmen. Alleen al hierdoor kreeg de partij ontzettend veel aandacht. In alle kranten verschenen grote stukken. Wat is er aan de hand? Wat is Vox? Wat wil Vox? Hoe diep is de crisis in de PP? Zal zich elders herhalen wat in Andalusië gebeurde?

Neutraal was deze aandacht niet. Daarvoor is Vox te uitgesproken, met name over twee zaken die op dit moment in Spanje in het centrum van de belangstelling staan. De belangrijkste daarvan is de Catalaanse crisis. Vox wil wat deze betreft van geen wijken weten – dat wil de PP ook niet, maar als regeringspartij kon zij in het verleden toch niet anders dan her en der compromissen sluiten, daarvoor betaalt zij nu de prijs. Tot compromissen is Vox niet bereid. In een land waar de overgrote meerderheid (80 tot 85 procent) van de bevolking tegen een Catalaanse afscheiding is, levert een dergelijke boodschap stemmen op.

Maar er is nog een boodschap waarmee Vox stemmen wint, en in Andalusië ook al gewonnen heeft: een strenge migratiepolitiek. Zo bepleitte Vox meteen na de verkiezingsoverwinning in Andalusië de uitzetting van 52.000 illegalen. Zo ver is het nog niet gekomen. Maar toch, de teerling is geworpen, geen enkele Spaanse politieke partij heeft ooit zo’n drastische maatregel voorgesteld.

De migratiepolitiek van Vox valt in Spanje temeer op vruchtbare bodem omdat het land sinds de zomer van 2018 opnieuw het belangrijkste Europese toevluchtsoord van Afrikanen is. Waren dat er in afgelopen jaren zo’n tienduizend, in 2018 waren het er ruim zestigduizend; was Spanje in afgelopen jaren het minst gezochte migratieland in het Middellandse-Zeegebied, sinds vorig jaar is het het meest gezochte. Het is koren op de molen van Vox.

Naar het zich laat aanzien met succes. Op 28 april worden in Spanje parlementsverkiezingen gehouden. Een maand later (26 mei) volgen zowel Europese als gemeentelijke verkiezingen. In zo goed als alle polls van dit moment staat Vox op een procent of twaalf, als vierde of vijfde partij van het land, achter de socialisten (28 procent), PP (21 procent) en de centrumrechtse Ciudadanos (15 procent) maar op dezelfde hoogte als het linkse Podemos. Hiermee wordt het plaatje meteen duidelijk. De kans is groot dat zich in de landelijke politiek herhaalt wat in Andalusië gebeurde: dat links weliswaar de grootste partij heeft maar geen meerderheid kan vormen. Rechts wel, mede dankzij Vox.

Het is de vraag wat dat betekent. Een nieuwe Reconquista? Een Spaanse politiek die niet langer stilzwijgend maar uitgesproken rechts is, écht rechts? Als dat gebeurt zal het niet alleen voor Spanje maar ook voor Europa van grote betekenis zijn.