De naam van de roos lijkt mij het typische produkt van een zondagsschrijver. Van een uiterst erudiete zondagsschrijver, dat wel. U moet weten dat ik een groot bewonderaar ben van de universele intellectueel professor Eco. Ik heb ooit nog college bij hem gelopen in Bologna. Zijn stukken in L'Espresso, Alfabeta en The Times Literary Supplement heb ik altijd verslonden, zijn geleerde studies als Het open kunstwerk, De structuur van de slechte smaak en Lector in fabula onmiddellijk gekocht en bestudeerd. Ik heb vooral genoten van de scherpzinnige leesrapporten die hij voor u schreef over manuscripten van Homerus, Dante, Cervantes, het schimmige collectief dat de bijbel schreef - hij heeft groot gelijk u de uitgave daarvan te ontraden met het oog op de ingewikkelde auteursrechten - Diderot en Joyce. (Later opgenomen in Onderste boven). Voor elke leesrapportenschrijver zijn ze onbetwist verplichte kost.
Maar bewonderaar of niet, u moet weten dat ik een roman van zo'n geleerd man bij voorbaat met argwaan bezie. Zoals ze bij ons op het dorp zeggen: ‘Schoenmaker, blijf bij je leest.’ De naam van de roos speelt in de middeleeuwen en bevat best een aantal elementen die hedendaagse lezers zullen boeien. Er worden een paar moorden gepleegd, een kloosterbibliotheek wordt met bloed besmeurd, er is sprake van een verwoestende brand, een rondtrekkende franciscaner monnik ontpopt zich als vernuftig speurneus. Had de schrijver zich maar beperkt tot een simpele maar bloedstollende whodunnit! Maar nee, hij moet zo nodig laten weten dat hij niet van de straat is. Vandaar dat hij het verhaal telkens weer onderbreekt met oersaaie theologische disputen, geforceerde socratische dialogen, dorre uiteenzettingen waarin een tijdsbeeld van de middeleeuwen wordt geschetst, taaie filosofische en semiotische verhandelingen. Bovendien heeft de roman onmiskenbaar ook een politiek-maatschappelijke strekking. Religie en politiek in een boek - ik vrees dat u het aan de straatstenen niet kwijt zal raken. En is de aandacht voor de middeleeuwen zo langzamerhand niet ook wat aan het wegebben?
U weet ongetwijfeld dat professor Eco semioticus is, kenner van de tekens in de cultuur. Ook dat moet de lezer weten. De naam van de roos zit vol opgeloste en onopgeloste raadsels, vol valkuilen en valluiken, vol knipogen en verwijzingen naar bestaande literatuur. Zo heet de franciscaner monnik niet voor niets broeder William van Baskerville en zijn trouwhartige gezel en biograaf Adson. Dat is natuurlijk een verwijzing naar Sherlock Holmes en zijn aangever Watson. Er komt ook nog een blinde bibliothecaris in het boek voor: Jorge van Borgus. Dat is vanzelfsprekend de Argentijnse auteur Jorge Luis Borges. De bibliotheek die Borgus beheert heeft - hoe kan het anders - de vorm van een labyrint. Omdat de auteur van De naam van de roos een sceptische wetenschapper is, is zelfs de ontknoping van het boek niet sluitend. Aan het eind ontbreekt het klassieke herstel van orde, de laatste woorden van broeder William zijn: ‘Er is teveel verwarring hier…’
De naam van de roos is kortom een erudiet allegaartje. Misschien dat de roman stof biedt voor liefhebbers van hersenkrakers, maar dan nog is het de vraag of zij niet liever een aflevering van Denksport kopen. Ik raad u aan De naam van de roos grondig te redigeren. Als professor Eco de roman ontdoet van alle overbodige ballast en terugbrengt tot het speurdersverhaal - hij moet dan nog wel zorgen voor een passend slot -, blijft er waarschijnlijk een historische detective van zo'n honderdzestig bladzijden over. Als zomeraanbieding van een tientje kunt u zich daar geen buil aan vallen.