Once upon a time, in een land hier ver, ver vandaan, merkten de bewoners van Tristram een zekere onrust in de bossen. Een geritsel dat ze niet konden plaatsen. Een gevoel alsof de schaduwen donkerder waren dan normaal.

Hoe het verder verliep is terug te lezen in de geschriften van de stadshistoricus en Horadric-geleerde Deckard Cain: aartsbisschop Lazarus leidde een groep bewoners diep de catacomben in van de kathedraal van Tristram op zoek naar Albrecht, de vermiste zoon van koning Leoric, maar wat ze daar aantroffen was erger dan ze ooit hadden kunnen bedenken. Een scheur naar de onderwereld, waaruit demonen en een leger van de ondoden kwamen gemarcheerd, gedreven door een oerkwaad ouder dan de tijd, Diablo, de Duistere Heer van de Angst.

Uit De storm, Shakespeare: ‘De hel is leeg, en al haar duivels zijn hier.’

De enige die Tristram nu nog kon redden, schreef Deckard Cain, was een held. Zo’n held was Wouter. Hij zat bij de selectie van een atletiekteam, had zo’n lage BMI dat hij meisjesspijkerbroeken paste. En als hij niet trainde zat hij op de zolderkamer van zijn ouders in de Edelstenenwijk, Heerhugowaard, achter zijn pc om zich als Barbarian door het Hieronymus Bosch-achtige landschap van Diablo heen te vechten. Sleev_Barabas heette hij.

Niels woonde tweehonderd meter verderop en speelde als een Sorceress – of zoals hij het noemde: ‘een sors’. Hij had haar Sleev_Dorien genoemd. Naar het meisje in zijn klas waar Wouter een oogje op had (en Niels misschien ook wel). Jeunesse dorée.

Tim had niet één maar twee druïdes – volgens de ranglijsten van Diablo waren dat de nummers twee en drie van de wereld. Sleev-Setjes en Sleev_Gemmer. Zijn computer stond op de vide in de woonboerderij van zijn ouders, in Wogmeer. Zijn ouders konden veel hebben, waren misschien zelfs trots op zijn ranking, maar ze werden uiteindelijk helemaal crazy dat ze tot diep in de nacht het kletterende geluid van zijn muis op het bureaublad hoorden – als een permanent klapperend raam. Uiteindelijk kreeg Dorien trouwens kinderen met Tim, maar pas veel later; waarschijnlijk gaven zijn nummers twee en drie op de wereldranglijst niet meer voor haar de doorslag.

Met mijn ‘MacFlurry’ was ik niet goed genoeg om bij de Sleeves te mogen

Toen softwareontwerper Blizzard Entertainment Diablo lanceerde in 1996 was dat direct een bestseller; Diablo II deed het in 2000 nog beter. De nieuwe breedbandverbindingen maakten het mogelijk. Het behoorde tot de eerste generatie spellen die je vooral online in een massive multiplayer moest spelen. Je moest Diablo niet één keer verslaan, maar zo vaak mogelijk, zodat je steeds meer experience points kreeg, je karakter sterker werd, je betere magische wapens kon vinden, kon samenwerken met andere gamers. Het maakte van gamen meer dan ooit een sociale sport.

Ik had een paladijn, een kruisvaarder in een wit harnas. Hij heette MacFlurry. Niet Sleev_MacFlurry, want ik was niet echt goed genoeg om bij de Sleeves te mogen. ‘Sleeve’ was een verbastering van het favoriete scheldwoord, namelijk ‘slaaf’. Ik vond het prima, gek genoeg. Ik zat liever bij Wouter op zijn zolder met hem mee te kijken dan dat ik het spel zelf speelde.

Waarom is het zo fijn mee te kijken hoe iemand gamet? Want hoeveel mensen er videogames spelen lijkt niet op te wegen tegen hoeveel mensen meekijken. Als je naar de lijst YouTubers kijkt met de meeste volgers – en je streept de grote platenmaatschappijen weg – dan zijn er bijna twintig van de top-vijftig gamer. Veruit de populairste YouTuber is de gamer ‘PewDiePie’, een hippe Zweed die eruitziet en soms dingen zegt alsof hij bij Zwadderich dan wel de jeugd van Forum voor Democratie hoort. Hij heeft meer dan tachtig miljoen volgers en verdient volgens Forbes met alleen zijn views al meer dan twaalf miljoen dollar per jaar.

In een profilerend artikel in The New Yorker van het videogame-streaming platform Twitch, werd een hoogleraar communicatiewetenschappen geciteerd die zei dat er tussen de gamer en de kijkers een ‘parasociale relatie’ ontstaat en de kijkers het gevoel hebben dat de gamer hen echt kent. En zij hem. Maar wat nu als je de gamers écht-echt kent? En je naast hen zit, op hun naar wasgoed ruikende zolder?

Massive multiplayers draaien zelden om de verhaallijn van een game; het doel van het spel is juist om honderden keren hetzelfde te doen, om als avatar sterker en rijker te worden. Zo werkt Diablo. En wellicht zit hierin de aantrekkelijkheid voor de meekijker.

Bekijk het zo: het is heerlijk om toe te kijken hoe stratenmakers hun werk doen. De fijnste scène uit Hitchcocks Psycho is niet die waarin Norman Bates een douchende Janet Leigh doodsteekt; maar de daaropvolgende, waarin hij tien minuten lang de badkamer schoonmaakt.

Een van de grootste tegenstrijdigheden van de digitale tijd is dat we door media aan steeds meer prikkels worden blootgesteld, en we tegelijk die media gebruiken om aan die prikkels te ontsnappen. We gebruiken apps om te mediteren; de paus heeft een bid-app gelanceerd. Dat is het fijne van meekijken. Wie in de passagiersstoel van een videospel zit, zoekt de prikkels, maar krijgt ze tweedehands. Kalm, passief. Je kijkt naar de game om aan de game te ontsnappen. Iemand anders verft het muurtje al voor je, iemand anders legt de tegels.