Het Cobra Museum te Amstelveen heeft een nieuwe directeur, Xander Karskens, afkomstig van De Hallen, Haarlem. Karskens is bij uitstek een man van de hedendaagse kunst, hij is dit jaar ook curator van het Finse paviljoen op de Biënnale van Venetië, en zijn aanstelling lijkt te betekenen dat men in Amstelveen dat museum graag eens wat meer relevant zou willen maken.

Daar zal Karskens een kluif aan hebben. Het probleem is (volgens mij) de kwaliteit en de reikwijdte van de Cobra-kunst zelf. Neem vijf, zes, misschien tien goede werken bij elkaar, een paar Appels, een Jorn, een Nieuwenhuis, en dan weet je het wel: blijmoedige expressiviteit, een relatie met poëzie en muziek, een oprecht amateuristische benadering van materiaal. Het is onvermijdelijk dat de herinnering aan die periode, die ‘grootse dronkenschap/ van de bevrijding:/ het water was whisky geworden’ (Campert), inmiddels met stof bedekt is geraakt.

Raphaela Vogel ‘Mogst mi du ned, mog i di’ 2014. Courtesy BQ, Berlin and Raphaela Vogel © Simon Vogel, Cologne

Al eerder probeerde het Cobra Museum de ‘geest’ van de beweging levend te houden, door Cobra-werken te koppelen aan historische verwanten als Hundertwasser en Klee, of aan een hedendaagse kunstenaar als Michael Tedja. In Radicale Sociale Animale Talen probeert het museum dat nog eens: een flinke keuze uit het Cobra-werk gepaard aan dat van Jonas Ohlsson, Navid Nuur, Maria Barnas, Richard Niessen, Erik van Lieshout, Raphaela Vogel. Een en ander is keurig gethematiseerd, rond ‘bevrijding en engagement’, ‘schrift en beeld’ en ‘materie’.

Werkt dat? Ja en nee. Jonas Ohlsson is zeker een fijne vertegenwoordiger van die blijmoedige expressie, en de kinderlijke uitvoering van zijn werk past bij de kleurige kindertekeningen van Appel en Constant; wat er misschien mist is de urgente naoorlogse drang tot expressie. Voor Ohlsson is de wereld sowieso al ‘één groot matras’. Navid Nuur toont een stel onbestemde brokken keramiek ondergedompeld in aquaria, naar verluidt het product van ‘een kinderlijke nieuwsgierigheid naar scheikundige processen en alchemistische transformatie’. De brokken zijn een ‘nulpunt’, een zoeken naar ‘het oer-dna van keramiek’, die daarmee ‘op symbolische wijze bevrijd wordt van rituele, functionele of esthetische eisen’. Daar gaat het mis: dit is een schoolvoorbeeld van een verintellectualiseerd, verdroogd en steriel soort kunst, die eigenlijk alleen met zichzelf praat en alleen in het hermetische cirkeltje van de bijbehorende tekst relevant is. Het gaat alleen om het proces, niet om de expressie, en al helemaal niet om zoiets als levenslust of engagement. Het is of je zelf een klarinet bouwt om er niet op te spelen.

Eigenlijk komt de film Die Insel van Erik van Lieshout nog het dichtst bij een gevoel van vrijheid en avontuur. Het is een idioot verhaal: de kunstenaar krijgt gedaan dat hij voor een keurige kunstmanifestatie op een eilandje in een meertje in een nieuwbouwwijk mag verblijven. De behörden vinden het maar niks: er mag niks worden gebouwd, zwemmen is verboden et cetera, maar allá. Van Lieshout gaat er als een tienjarige aan het rommelen, een hek slopen, een hut bouwen, totempalen oprichten met touw en een dooie vogel: een demonstratie van een speelse raaskallende drift te midden van de hygiënische en doodsaaie villaatjes op de wal. Die film heeft echt iets te betekenen, in Amstelveen.

Radicale Sociale Animale Talen, Cobra Museum Amstelveen, t/m 24 september; cobra-museum.nl