
Afgelopen november velde de rechtbank in Amsterdam een pittig vonnis. Zeven voormalige gemeenteambtenaren die verantwoordelijk waren voor het reilen en zeilen van de straatmarkten in de stad kregen een celstraf opgelegd. Tien jaar lang hadden deze marktmeesters geld aangenomen van kooplui. Het ging om kleine bedragen, tot maximaal twintig euro waarmee een kop koffie of een broodje werd gekocht. In ruil daarvoor kreeg de gulle gever een mooie plek voor zijn kraam toegewezen. Volgens de veroordeelden hoorde het aannemen van fooien bij de Amsterdamse marktcultuur. Het Bureau Integriteit van de gemeente oordeelde vernietigend: het stadsbestuur had jarenlang verzaakt malafide praktijken op de Amsterdamse markten aan te pakken.
Het incident is koren op de molen van de partijen in de Amsterdamse gemeenteraad die het marktbeheer op de schop willen nemen. In 2012 had de vvd al een motie door de gemeenteraad geloodst die erin voorzag de marktmeester voortaan te laten rouleren en te onderzoeken hoe de straatmarkten geprivatiseerd kunnen worden. Ook d66 maakte er een kwestie van. ‘Het huidige beleid voor markten is te langzaam en werkt niet’, vond Pieter Rietman, d66-raadslid in Amsterdam-West onlangs. Zijn oplossing: de gemeente moet haar handen van de markt af halen. Geen ambtenaar die zich bemoeit met wat er op de markten verkocht wordt, maar de wet van vraag en aanbod het werk laten doen. Zelfs de pvda is gemengd positief. In sommige stadsdelen schaart deze partij zich achter de verzelfstandiging, in andere juist niet.
In miniatuur speelt hier een verschuiving zoals die op bijna ieder belangrijk economisch onderwerp te zien is in de landelijke politiek: slinkend enthousiasme voor een overheid die de touwtjes in handen houdt, en meer steun voor het idee dat economisch verkeer beter aan ‘de markt’ kan worden overgelaten. Ook op gemeenteniveau wordt de klassiek sociaal-democratische visie verdrongen door het liberale ‘laat die teugels vieren’.
De ideologische ommezwaai symboliseert de veranderende machtsbalans in de stad Amsterdam. Het gemak waarmee de sociaal-democratische vuist regie voert over de van oudsher ‘rode’ stad is mogelijk straks verleden tijd. De pvda, sinds de Tweede Wereldoorlog bijna vanzelfsprekend de grootste partij in de stad, heeft niet eerder zo hard moeten knokken voor haar machtsbehoud. De partij die de pvda vooral op de hielen zit, is d66. Moesten de Democraten het bij de verkiezingen van 2006 nog stellen met twee zetels in de gemeenteraad, in 2010 boekten ze met zeven zetels een forse winst. Maar het lukte hen bij de onderhandelingen niet om in het college te komen. Voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2014, op 19 maart, lijkt de opgaande lijn zich door te zetten, en d66 is een geduchte kandidaat om er met de hoofdprijs vandoor te gaan. Verschillende peilingen voorspellen een nek-aan-nekrace met de pvda.

Dat succes hangt in de zalen van de Beurs van Berlage in Amsterdam tijdens het tweedaags voorjaarscongres van d66, begin deze maand. De zalen puilen uit van de leden. In de pauze staat Alexander Pechtold in de zaal met een gebruind gezicht en met één hand in de zak te praten met een aantal partijcoryfeeën. Er omheen hangen jonge leden, de mannen in pak zonder stropdas en de vrouwen in strakke jurkjes op hoge hakken. Aan het eind van de dag arriveert Els Borst, die decennialang het vrouwelijke boegbeeld van de partij was maar meer nog de vrijzinnige geest belichaamde.
In haar toespraak somt partijvoorzitter Fleur Gräper-van Koolwijk in een gebloemde jurk de vele mijlpalen van 2014 op. d66 groeit als enige middenpartij wat het aantal leden betreft. Nog nooit eerder deed d66 in zoveel gemeenten mee. ‘Democraten, wij hebben de wind mee. Democraten, we laten op 19 maart aan de kiezer zien dat d66 een leuke gezellige en inhoudelijk sterke club is.’
De volgende spreker, Jan Paternotte, laat zich de lof welgevallen. De welbespraakte 29-jarige lijsttrekker van d66 Amsterdam is ‘als echte d66’er niet bang voor verandering’. En dat gebeurt volgens hem in de stad, die een ‘motor van hervorming is, een laboratorium om de wereld te vernieuwen’. ‘Amsterdam heeft de plicht om de ontplooiingsmachine te zijn voor heel Nederland.’ Vanaf het toneel incasseert hij de klaterende instemming uit de zaal. Daarop zegt hij: ‘En dat begint hier met een nieuw stadsbestuur, na 66 jaar pvda wordt het tijd voor d66.’
Hij noemt voor zijn stad de drie problemen die hem het meest dwars zitten: de woningmarkt zit muurvast – zestig procent bestaat uit gesubsidieerde sociale huurwoningen. Dat moet open ten gunste van jonge gezinnen, de middengroepen en starters. De financiën zijn ‘out of control’. En dus belooft hij dat de sociaal-liberalen ‘gezond zullen boekhouden’. En tot slot het d66-stokpaardje: onderwijs. ‘De gemeente heeft ingezet op een hogere citoscore voor iedereen. Maar er is juist een tweedeling ontstaan door citotrainingen. In de Bijlmer kan niemand voor driehonderd euro per dag zijn kind laten trainen. Wij doen niet aan het valse idee dat ieder kind hetzelfde is en presteert, te meten aan de citoscore. Niet ieder kind moet door dezelfde trechter worden geduwd.’
Enkele dagen later zegt Paternotte tijdens een interview in een café aan de overkant van de Stopera: ‘Amsterdam heeft te weinig excellente scholen. Daarin willen we investeren, om het kennisniveau omhoog te krijgen. En tegelijk vinden wij dat er in het basisonderwijs voor alle kinderen Engels onderwezen moet worden.’ Hij praat bedachtzaam. ‘Oók allochtone kinderen. Tijdens een bezoek aan De Kaap, een school in Oost waar voornamelijk allochtonen op zitten, zei een meisje uit zichzelf dat ze dolgraag Engels wilde leren. Dat moet je oppakken, en niet, zoals de pvda doet, denken dat zij door hun tweetalige achtergrond daar nog niet aan toe zijn. Dat is bevoogdend en beledigend. Amsterdam is een wereldstad, dat merken deze kinderen ook. Ze willen vooruit en dat kan door een wereldtaal al vroeg te leren. Dat maakt de kansen op een baan groter.’
d66 zet economisch in op zuinig en zakelijk. Een kleine overheid, maar met als kerntaken onderwijs en zorg, wel sociaal. De Democraten laveren met hun programma tussen links en rechts – met beide kunnen ze aan de slag. Zetten ze zich in de afgelopen jaren vooral af tegen aartsvijand de pvv, bij de lokale verkiezingen manifesteren ze zich vooral als tegenstander van de pvda. De partijen hebben elkaar de oorlog verklaard, althans ze betichten elkaar scherp van het creëren van een tweedeling. d66 heeft daarbij het voordeel van de invechter – een onverwacht gunstige bijkomstigheid van de miskleun bij de onderhandelingen van 2010. En ze heeft in tegenstelling tot de pvda en de vvd geen lokale bestuurders die struikelden vanwege belangenverstrengeling en corruptie.
‘d66 is rechtsaf geslagen in Amsterdam’, zegt Pieter Hilhorst, lijsttrekker van de pvda-fractie, tijdens een gesprek in een druk café in Amsterdam-Oost op de vroege zaterdagavond. Hij is een rappe prater en zegt op verhitte toon: ‘Het is veelzeggend dat de partij een lijstverbinding met de vvd is aangegaan.’ Hilhorst draagt een antracietkleurig pak, met een rode sjaal om de nek. Op het pvda-congres die dag was diezelfde boodschap te horen, bij monde van partijvoorzitter Hans Spekman: d66 en de vvd worden steeds rechtser. ‘d66 maakt onderscheid tussen mensen op basis van inkomen en postcode door te bezuinigen op sociale woningbouw.’
Hilhorst legt een ander accent in het onderwijsdebat en voert als wapenfeit aan dat veertig scholen het predikaat ‘zwak’ hebben afgeschud, al is desondanks de citoscore op die scholen nog steeds lager dan op vergelijkbare scholen. Voor Hilhorst is ook de sociale woningbouw een heet hangijzer. Op veel onderwerpen verschillen de meningen van de Amsterdamse partijen weinig. Zo wil iedereen dat Amsterdam een aantrekkelijke vestigingsplaats is voor het mondiale bedrijfsleven. Maar bij de sociale woningbouw scheiden de geesten. Wat d66 betreft hoeft de stad niet meer sociale huurwoningen te hebben dan het landelijk gemiddelde van dertig procent. En het vervangen van sociale huurwoningen door huurwoningen voor middeninkomens is wat hen betreft een manier om de vastzittende woningmarkt open te breken. Een gruwel voor de pvda. Hilhorst: ‘Als sociale huurwoningen gaan verdwijnen, zal dat voornamelijk gebeuren in de goede wijken. Daarmee wordt de tweedeling tussen verschillende delen van de stad alleen maar groter.’ Paternotte redeneert omgekeerd: ‘De pvda voert campagne tégen de tweedeling, maar die heeft zij in de afgelopen decennia met het woningbeleid zelf veroorzaakt. Wij willen gemengde wijken, meer goede huur- en koopwoningen voor de middeninkomens. Een kosmopolitische stad is daarin flexibel. Een jong gezin met een inkomen van anderhalf keer modaal kan geen huis in Amsterdam vinden en wijkt uit naar kleinere gemeenten.’
De onderliggende vraag is, zegt hij retorisch: wat voor stad wil je dan hebben? ‘Wij willen een vrije, tolerante stad. Ik bedoel dan niet zozeer de Wallen maar bijvoorbeeld wel dat je ruimte geeft aan vernieuwende geluiden. Ik vond het bijvoorbeeld heel goed dat Occupy de kans kreeg om zich te manifesteren. En wij zijn een stad die de blik op de wereld heeft gericht. Om een internationaal knooppunt te kunnen zijn moet het vestigingsklimaat verbeteren, en dat staat of valt met toegang tot goede woningen. Bouwen en transformeren.’
Amsterdam, de stad waar de wieg van d66 stond, gaat voorop in een politieke transformatie die de partij van Van Mierlo in het hele land doormaakt in het gemeentebestuur: de sociaal-liberalen zijn de stadspartij bij uitstek aan het worden. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2010 wist de partij landelijk het aantal zetels in een gemeenteraad bijna te verviervoudigen van 148 naar 541. Het aantal wethouders groeide van zeventig naar honderd. Winst werd vooral behaald in de grote steden: in Den Haag en Eindhoven werd d66 in 2010 als grote winnaar bestempeld. De partij verdubbelde in grootte in Utrecht en trad daar toe tot het college van b. en w. Ook in Rotterdam kwam de partij in het college, als onderdeel van een regenboogcoalitie met de pvda, de vvd en het cda. In een aantal gemeenten werd d66 zelfs de grootste partij. Het gaat dan met name om studentensteden als Delft, Wageningen en Leiden en uitvalsbases voor grote steden als Zeist, Hilversum en Haarlem. Groen suburbia met tweeverdieners die maatschappelijk hogerop aan het klimmen zijn.
Het succes van d66 weerspiegelt de verandering die Nederlandse steden, Amsterdam voorop, in de afgelopen twee decennia doormaakten: een rappe groei van het contingent goed verdienende hoogopgeleiden. In grote steden lag het groeitempo de afgelopen jaren drie keer zo hoog als het landelijk gemiddelde. In Amsterdam nam van 2000 tot 2008 het aantal hoogopgeleiden toe van 28 procent van de bevolking naar 38 procent, een gevolg van de toestroom van afgestudeerden uit andere steden en studenten die na het behalen van hun bul in Amsterdam blijven wonen. Inmiddels is bijna de helft van de Amsterdammers hoogopgeleid, flink hoger dan het gemiddelde in de Nederlandse gemeenten (28 procent) De komende tien jaar zijn Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht samen goed voor een derde van de Nederlandse bevolkingsgroei, zo becijferde het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het platteland, ondertussen, loopt langzaam leeg.
Deze demografische tektoniek is zichtbaar in de bewoning van de steden. In de wetenschappelijke literatuur wordt het ook wel de derde gentrificatiegolf genoemd: het koloniseren van de buurten rondom het stadscentrum door gediplomeerden die naar de stad trekken voor werk in de financiële sector of de creatieve industrie. En daar blijven hangen. In de jaren zeventig en tachtig was een huis met tuin in een ‘groeikern’ een logische vervolgstap op het krappe stadsappartement. Anno 2014 blijven de hoogopgeleiden aan hun stad plakken. Het stadscentrum schuift een plaats omhoog in deze dynamiek en wordt een zone voor de meest verdienenden, winkels, horeca en – vooral ook – toerisme.
Volgens de in 2012 overleden geograaf Neil Smith, die het bestuderen van gentrification tot wetenschap verhief, gaat het veryuppen van een stad hand in hand met een lokaal beleid waarbij privatisering, decentralisatie en het hervormen van het woningbeleid mantra’s zijn. Een uitdijend cohort bankiers, met de dikke schil van juristen, consultants en andere dienstverleners eromheen, is een belangrijke aanjager van deze transformatie. Ook de creatieve sector speelt een belangrijke rol. Smith en zijn volgelingen keken vooral naar metropolen als New York, Londen en Parijs, maar het Amsterdam van de afgelopen jaren kan moeiteloos aan dat rijtje worden toegevoegd. Ook daar is er zo langzamerhand geen wijk meer die liever wordt gemeden door de welgestelden. Met navenante huizenprijzen en een peperduur stadscentrum tot gevolg.
De partij die de metamorfose van de stad vertaalt in een politiek programma is bij uitstek d66. ‘De gemeente kan en moet niet alles willen regelen of reguleren. De economische crisis dwingt de gemeente extra kritisch na te denken over wat zij kan uitvoeren’, zo valt te lezen onder het kopje ‘radicale decentralisatie’ in het verkiezingsprogramma. Gemeenten moeten ‘meer durven loslaten’ en ‘vertrouwen op maatschappelijke organisaties en marktpartijen’. De partij wil ‘internationale bedrijven’ naar de stad halen en ook het type werknemer waar d66 zich op richt past in het plaatje: Amsterdam moet wat d66 betreft de zzp-hoofdstad van Nederland worden. Om die ontwikkeling een extra duwtje te geven belooft de partij een deel van de gemeenteambtenaren te zullen inruilen voor zelfstandigen zonder personeel.
Voor de pvda is deze liberale, kosmopolitische agenda een schietschijf geworden. Volgens Pieter Hilhorst staat er bij de komende verkiezingen niets minder dan ‘het ongedeelde karakter van de stad’ op het spel. Hij verwijt zowel d66 als de vvd ‘te flirten met buitenlandse steden als Londen en Parijs’. Hij wil voorkomen dat Amsterdam gaat lijken op deze metropolen, met hun onbetaalbare binnenstad en hun banlieues. ‘Amsterdam is een stad niet voor de happy few, maar een stad voor iedereen’, zegt hij. Het gaat Hilhorst vooral om waar d66 géén aandacht voor heeft. Zo verwijt hij de Democraten weinig oog te hebben voor de veertig procent werkloze jongeren van buitenlandse afkomst – de wijken buiten de ring A10 – en de voorkeur te geven aan Engelstalig onderwijs voor peuters boven het wegwerken van taalachterstand. ‘De verkiezingsstrijd gaat erover of Amsterdam een inclusieve of exclusieve stad wil zijn’, aldus Hilhorst. Volgens de pvda-voorman maakt de rechtse agenda van d66 een toekomstige samenwerking moeilijker.
Dat de pvda zelf ook een oogje heeft op de wereldburger was te merken tijdens een recente partijavond rond het thema ‘Amsterdam als internationale stad’. Voor deze gelegenheid haalde de pvda-fractie haar meest internationale boegbeeld van stal: minister van Buitenlandse Zaken Frans Timmermans. In accentloos Engels beantwoordde hij de kritische vragen van het publiek. ‘Waarom worden expats in Nederland minder zwaar aangeslagen door de belastingdienst?’ ‘Hoe krijg je als stad ook de achterblijvers mee?’ Timmermans zette het tweesporenbeleid van zijn partij uiteen: ruimte voor de kosmopolieten, met oog voor de ‘slow movers’. De zaal leek maar ten dele overtuigd. Tijdens de borrel na afloop ontstond er een levendige discussie over de vraag of het stadsbestuur een leegstaand pand in de buurt moest verkopen aan de zoveelste hotelketen.
d66 lijkt intern weinig last te hebben van principiële meningsverschillen. Paternotte: ‘We willen een goed gevoel overbrengen, aan iedereen. En als het om de macht gaat moeten we niet zo bescheiden zijn.’ Hiermee vertegenwoordigt hij onmiskenbaar het geluid van een nieuwe generatie die zich in een meritocratische samenleving heeft geëmancipeerd. De ideologische grondvesten kwamen altijd vooral tot uiting in kwesties als het referendum, het gekozen burgemeesterschap en immateriële kwesties, zoals euthanasie. Die bestuurlijke vernieuwingsdrang is er nog steeds, maar vertaalt zich nu meer naar sociaal-economische onderwerpen die de hoogopgeleide burgers bezighouden. Minder overheid, meer zelfredzaamheid – als je tenminste de kans hebt. In die zin is d66 zelf de belichaming van de veranderde tijdgeest geworden.
Beeld: Amsterdam, De Balie, 21 januari. Jan Paternotte (rechts, D66) en debat met Pieter Hilhorst (PvdA). Lijsttrekkersdebat in aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen. (Jan Boeve/HH)