Mauro Lamantia als Antonino Scordia (links), Irene Vetere als Eugenia Malaspina (midden) en Giovanni Toscano als Luciano Ambrogi in Notti Magiche © Paolo Ciriello

Rome, begin jaren negentig. De gloriedagen van de Italiaanse cinema – het neorealisme, Cinecittà, ‘Hollywood aan de Tiber’ – liggen ver in het verleden. ‘Federico’ is weliswaar weer aan het draaien, maar die maakt sinds Amarcord alleen maar rotzooi, nietwaar. En weet je nog: ‘Ruggero’ en ‘Sergio’ en ‘Fernando’? Wát een films maakten die! Weliswaar poliziottesci (zoiets als de snoeiharde politiefilms Il boss of Il padroni della città) maar dát was pas cinema.

De filmliefde van de hoofdpersonen in Notti Magiche spat ervan af. Ze zijn jonge scenaristen die naar Rome reizen waar ze finalisten zijn in een competitie die de winnaar toegang biedt tot belangrijke cineasten en producenten. Maar op de avond na de prijsuitreiking is de stad in de ban van het WK voetbal. Op het moment dat Argentinië thuisland Italië uitschakelt, vissen agenten het lichaam van producent Saponaro (Giancarlo Giannini) uit de Tiber. Vermoord. De verdachten blijken de finalisten te zijn: de uitbundige Luciano (Giovanni Toscano), de nerd Antonio (Mauro Lamantia) en de nerveuze Eugenia (Irene Vetere). Een foto van hen aan het feesten met Saponaro lag namelijk in de auto met het lichaam van het slachtoffer. Wat hebben de jonge filmmakers toch gedaan met de oude producent?

Het verhaal klinkt onweerstaanbaar. En regisseur Paolo Virzì houdt de vaart in de vertelling, waardoor een koortsachtige sfeer ontstaat die soms doet denken aan die in Paolo Sorrentino’s La grande bellezza (2013), eveneens een film over de teloorgang van inspiratie en schoonheid. Maar net als in Sorrentino’s film rijst de vraag in Notti Magiche of het werk in kwestie niet zelf een symptoom is van geestelijke leegte. De verwijzingen naar de gloriedagen – niet alleen Fellini, maar juist ook de populaire politiefilms uit de jaren zeventig – klinken hol, ook omdat die nooit echt worden uitgewerkt. Het mooiste moment komt als de chauffeur van producent Saponaro vertelt dat hij stuntman was in wel tientallen poliziottesci. Soms kreeg hij een stukje tekst en mocht hij ‘acteren’ in een close-up. Maar nergens is er een directe verwijzing naar een specifieke film uit die categorie, waardoor het idee van Rome als eertijdse setting van populaire cinema van grote kwaliteit oppervlakkig blijft.

Wat ook niet helpt is dat het schetsen van de hoofdpersonen Luciano, Antonio en Eugenia gehaast overkomt. Alledrie hebben ze hun angsten – voor seks, voor verantwoordelijkheid, voor uitbundig leven – maar wat ze ook doen, hun daden hebben nooit consequenties. Misschien is dit juist de tragiek die Virzì wil uitbeelden, maar dit thema is inmiddels uitgemolken. Terwijl de jonge honden van het ene feestje naar het andere gaan, waar ze regisseurs, acteurs en scenaristen ontmoeten die hun langste tijd hebben gehad, rafelt Notti Magiche uit tot een film die uiteindelijk niets te vertellen heeft. De Italiaanse filmindustrie bestaat dikwijls bij de gratie van het glorieuze verleden, maar niet altijd. Sorrentino (Le conseguenze dell’amore, 2004, en Youth, 2015), Luca Guadagnino (Call Me By Your Name, 2017) en Matteo Garrone (Dogman, 2018) laten zien dat er genoeg grote, nieuwe namen zijn.

Te zien vanaf 30 mei