Ook niet slecht: Libië’s minister voor Martelaren en Vermisten (die bestaat echt) ontkende dat er een aanslag op hem was gepleegd. Volgens zijn woordvoerder was zijn auto ‘slechts geraakt door een verdwaalde kogel tijdens een lokaal vuurgevecht’. Op de stoep van Tripoli’s veiligste plek – het Hotel Corinthië, waar onder anderen de premier woont – ramden en beroofden overvallers het konvooi van afgezanten van de Europese Unie, terwijl de bewakers toekeken. Je zou denken dat in zo’n land een leger tenminste rudimentaire veiligheid kan verschaffen, maar een leger is er niet. De training van rekruten gaat wel komende lente beginnen – in Bulgarije.
‘Op de rand van burgeroorlog’ is in het geval van Libië bijna een understatement. Er zijn vrijwel dagelijks gevechten tussen de driehonderd milities die samen zo’n tweehonderdduizend man onder de wapenen hebben. En het land is tjokvol wapens; in een interview met buitenlandse media borg een minister eerst het pistool uit zijn holster weg in zijn tas, voor hij aan een tirade begon over de wapencultuur in zijn land.
Maar er is in Libië tegelijkertijd iets bijzonders aan de hand: die burgeroorlog breekt maar niet uit – tot nu toe in ieder geval niet. Bij de buren, in Egypte, vierden juichende massa’s afgelopen zomer op het Tahrirplein hoe hun eigen revolutie werd teruggedraaid door het leger. Maar de Libiërs lijken een stuk zuiniger te zijn op hun Arabische lente. De dagelijkse gevechten tussen milities lopen zelden uit op serieus bloedvergieten en ze laten de tandeloze regering voorlopig nog op haar plek. Niemand lijkt trek te hebben in een nieuwe ronde burgeroorlog.
Dat is mooi, maar alleen met mate. Goede berichten uit Libië hebben altijd dezelfde onverteerbare ondertoon: vroeg of laat gaat de burgeroorlog er toch weer komen. ‘De geschiedenis is nooit vriendelijk geweest voor het moderne Libië en het zal ongetwijfeld even onvriendelijk zijn in de maanden en jaren die voor ons liggen’, schreef Libië-kenner Eric Vandewalle bijvoorbeeld in de nieuwe uitgave van zijn geschiedenis van Libië, die na de dood van Kadhafi uitkwam.
Een van de mysteries van oorlog is hoe sommige landen zich maar niet uit cycli van geweld kunnen bevrijden. Een van de wilde gedachten die de tegendraadse Nederlands-Israëlische historicus Martin van Creveld opkweekte uit de geschiedenis was zijn overtuiging dat geweld in samenlevingen een bepaald evenwichtsniveau heeft dat per land verschilt, maar dat verrassend weinig verandert onder invloed van politieke gebeurtenissen. Geweld, met andere woorden, is voor hem niet noodzakelijk verbonden aan oorlogsverklaringen of voetbalklassiekers, maar zit op een diepere manier in het DNA van samenlevingen: als het er niet uitkomt als oorlog, dan wel als dagelijks geweld of repressie. Libië lijkt in dat opzicht erfelijk zwaar belast. Het is een analyse die je ook, tussen de regels door, veel leest in verslagen uit Syrië.
Maar zo’n situatie is niet in steen gebeiteld. Het meest pacifistische land van nu, Zweden, was voorheen een van de agressiefste landen uit de Europese geschiedenis – een prestatie van formaat. Maar we hoeven voor de Libische tragedie niet naar algemene theorieën te grijpen. De erfenis van Kadhafi is een stuk concreter: de dictator die zijn land de harde les leerde dat je niemand kunt vertrouwen, zeker de staat niet. Kadhafi liet zijn land ‘staatloos’ achter, schreef Vandewalle: een land zonder staatsorganisaties (Kadhafi had die met opzet niet opgezet), en met nauwelijks verticale verbanden tussen burgers en de maatschappij. Een land van ieder voor zich.
Toch heeft Libië ook alles in zich om een andere koers in te kunnen gaan. Het is een van de rijkste landen van Afrika, met enorme oliereserves die maar onder 5,5 miljoen mensen verdeeld hoeven te worden, met een relatief goed opgeleide bevolking, vlak onder de Europese Unie en niet belast met de religieuze splijtlijnen die in andere Arabische landen zo’n verderf zaaien. En dus ook een land waar informele drempels worden aangehouden in de strijd onderling. Maar het is allemaal ontzettend broos.
De balanceeract die Libië uitvoert naar de toekomst lijkt een bijzonder moeilijke fase ingegaan. Reportages beschrijven het afgelopen weekeinde als een waterscheiding. Opeens verschenen er wegblokkades in de hoofdstad, van wijkmilities die zich wilden beschermen tegen een verwachte storm van geweld. Vorige week demonstreerden inwoners van Tripoli tegen een machtige militie uit Misrata die al jaren basis houdt in hun stad. Prompt schoten militieleden 43 mensen dood, en sindsdien kleurt de toekomst weer donker voor Libië. Een tragisch land.
H.J.A. Hofland is afwezig