De trechter had weer eens zijn werk gedaan. Dat deed heel vertrouwd aan. Na twee dagen debatteren over de plannen van het nieuwe kabinet eindigde vorige week de marathon in de Tweede Kamer met slechts een handvol aangenomen moties. Zoals die over de nationale vlag die in het parlement moet komen te hangen en een andere die pleit voor minder regeldruk in het midden- en kleinbedrijf.
Maar een van die vijf aangenomen moties doet bovendien pijn in de staatsportemonnee. Aan het eind van de marathon bleek dat alle fracties in de Kamer niet willen dat er wordt bezuinigd op de wijkverpleging zoals het kabinet aanvankelijk wel van plan was. Honderd miljoen euro scheelt dat op een begroting van miljarden.
Het was minister-president Ruud Lubbers die de vergelijking met de trechter in de jaren tachtig een keer maakte. De hele wereld komt langs tijdens uren durende Kamerdebatten: de islam, de vluchtelingenstroom, de Europese Unie, miljarden aan uitgaven, boven in de trechter gaat het er allemaal in, maar uiteindelijk druppelt er slechts een enkel onderwerp onder weer uit. Die vergelijking van Lubbers ging ook nu weer op. Daarom voelde het debat vertrouwd aan.
Dat er na een zware economische crisis weer eens geld te verdelen valt, versterkte dat gevoel. Eindelijk hoefde het eens niet te gaan over ingrijpende bezuinigingen. Omdat de linkse partijen, GroenLinks, SP en pvda, alle drie in de oppositie zitten, kon er bovendien een lekkere tegenstelling op sociaal-economisch terrein aan de orde worden gesteld. Urenlang vielen deze drie het kabinet aan op het afschaffen van de dividendbelasting voor buitenlandse aandeelhouders en het verlagen van de vennootschapsbelasting. ‘Douceurtjes voor de rijken en de grote bedrijven’ vinden ze dat.
Dat er voor de werkgelegenheidseffecten van het afschaffen van de dividendbelasting niet eens een economisch rekenmodel met cijfers bestaat en het Centraal Planbureau dat effect dus op nul zet, lokte hoon bij hen uit. Maar het kabinet en de vier dragende partijen, vvd, cda, d66 en ChristenUnie, lieten zich dat welgevallen en hielden voet bij stuk. GroenLinks-leider Jesse Klaver werd door minister-president Mark Rutte teruggepakt door hem voor te houden dat hij toch zo tegen economisme is, tegen beleid dat alleen maar goed zou zijn als de economische modellen het onderbouwen. Nou hecht het kabinet een keer niet aan modellen en is het ook niet goed, wilde Rutte maar zeggen.
Dat voelde allemaal als vanouds, maar het voelde niet goed. Er is iets niet gewoon en dat is de onrustige wereld om Nederland heen. Ik zeg het met enige aarzeling, want er zijn eerder kabinetten aangetreden die met een onrustige wereld werden geconfronteerd. Wat niet goed voelde vorige week is echter dat het over die onrustige buitenwereld zo goed als niet ging. De hele wereld kwam dan wel langs, maar niet indringend.
De Nederlander werd daardoor gereduceerd tot iemand die vooral is geïnteresseerd in zijn eigen portemonnee, zijn baan, het onderwijs en de zorg. Hoe belangrijk die onderwerpen ook zijn voor het welzijn en voor een gevoel van zekerheid waar de overheid mede voor verantwoordelijk is, de Nederlander verwerd erdoor tot iemand die niet verder kijkt dan zijn eigen neus lang is. Zowel door de regeringspartijen als door een groot deel van de negen oppositiepartijen.
Het was alsof de gewone, normale Nederlander, waar dit kabinet zich op zegt te richten, niet weet van Catalonië en de gevolgen die de machtsstrijd tussen de voorstanders van onafhankelijkheid en de regering in Madrid kan hebben voor dat land, voor Europa en dus voor hem. Alsof die gewone Nederlander niet nadenkt over mogelijke gevolgen van de Brexit. Alsof hij niet leest of zelf merkt dat de financiële markten en de huizenmarkt weer oververhit raken. Alsof hij zich niet afvraagt wat de gevolgen zijn van de groter wordende macht en invloed van China of van de aanhoudende berichtgeving over de Amerikaanse president Donald Trump en mogelijk Russische inmenging in diens verkiezingscampagne.
Dat het kleine Nederland, wat Rutte gebruikte als argument toen het over de dividendbelasting ging, niet veel invloed heeft op China of de toestanden in de VS kan een reden zijn om die onderwerpen niet uitgebreid aan te kaarten. Maar in het Europa van de Unie heeft Nederland wel een stem. En in de EU is er van alles aan het schuiven, wordt er aangedrongen op het nemen van stappen nu er dan toch als gevolg van de Brexit momentum is, zoals dat ook wel wordt genoemd. Maar welke kant wil Nederland dat de Unie op gaat als de Britten vertrekken? Het kabinet heeft er geen duidelijk standpunt over ingenomen, om de simpele reden dat de vier coalitiepartijen het daar niet over eens zijn. vvd, cda en ChristenUnie zijn, in verschillende gradaties, eurosceptischer dan d66.
Wat nu dreigt, voelt daarom ook als vanouds. Dat de gewone Nederlander niet wordt meegenomen in de discussie over Europa en op een dag ineens wakker wordt in een steeds hechter geworden Europa waar hij misschien helemaal niet voor is. Of juist wel voor is, terwijl hij wakker wordt in een Unie met verschillende snelheden, met kopgroepen en achterblijvers.
Tegen de achtergrond van die onrustige wereld kregen de moties over de wijkverpleging en de Nederlandse vlag iets absurds. Het was alsof de Nederlandse politici door het uiteinde van een trechter naar de wereld hadden gekeken. Daar koopt de gewone Nederlander uiteindelijk niks voor.