
‘Raila Odinga koos Martha Karua als running mate! Geweldig, zij is niet te corrumperen. Nu kan hij winnen!’ Met een voor mij onbekende euforie geeft Kibet me het nieuws uit Kenia door als ik hem half mei weer eens aan de lijn heb.
Bijna negen jaar geleden ontmoette ik de Keniaan, toen hij in Den Haag was voor overleg met de aanklagers van het Internationaal Strafhof. Daar was net een proces begonnen tegen de toenmalige Keniaanse vice-president William Ruto en radiomaker Joshua Sang. Zij waren ervan beschuldigd aanstichters en aanjagers te zijn van een golf van etnisch geweld die na de omstreden verkiezingen van eind 2007 ontvlamde rond de stad Eldoret, en zich daarna over het land verspreidde. Met zeker elfhonderd doden en 650.000 ontheemden als gevolg.
Kibet, een schuilnaam, zou later getuigen in die zaak. Hij sprak over de brandstichting en lynchpartijen met kapmessen die hij met eigen ogen zag – ‘de genocide van Rwanda in het klein’ – en over de rol die Sang en Ruto daarbij volgens hem speelden. Hij was diep geschokt toen in april 2016 het proces werd gestaakt: zeventien van de bijna vijftig getuigen hadden hun verklaring ingetrokken, na te zijn omgekocht of te zijn geïntimideerd, zoals de hoofdaanklager destijds verklaarde.
Kibet kreeg asiel in een Europees land en heeft met allerlei baantjes een nieuw bestaan opgebouwd. Maar het Keniaanse nieuws volgt hij nog dagelijks. Vooral omdat William Ruto, inmiddels 55 en nog altijd vice-president, bij de verkiezingen van 9 augustus een van de twee kanshebbers is voor het presidentschap.
‘Krachten rond Ruto’ zitten volgens Kibet achter de moord op zeker twee voormalige getuigen in de Strafhof-zaak, en ook hij vreest een wraakactie als hij naar Kenia teruggaat. Hij is Kalenjin, zoals Ruto, en weet dat veel andere Kalenjin hem als verrader zien omdat hij tegen hun leider heeft getuigd. Per vrachtwagen aangevoerde jongeren uit deze etnische groep zaten achter het geweld in Eldoret en de county Uasin Gishu, waarvan Eldoret de hoofdstad is. Het was vooral gericht tegen Kikuyu’s, want, was de perceptie, die hadden zich na de onafhankelijkheid gevestigd op land dat historisch aan de Kalenjin zou toebehoren.
Het verklaart Kibets hoop dat Raila Odinga (77), die voor de vijfde keer presidentskandidaat is, straks de verkiezingen wint. Kibet zou graag zijn bejaarde moeder bezoeken, maar durft niet terug naar Kenia zolang Ruto aan de macht is.
Dat Odinga de onberispelijke ex-minister Karua verkoos als mogelijke vice-president, vindt Kibet ook een goede zet omdat ze Kikuyu is: met zeventien procent van de bevolking de grootste etnische groep in het land. Dat zal Kikuyu’s over de streep trekken die niet op Odinga, een Luo, willen stemmen, weet Kibet.
De Keniaanse schrijfster Yvonne Owuor ziet Odinga ook als teken van hoop, maar om andere redenen. Ze vindt het ‘absolute onzin’ dat de etnische achtergrond een bepalende rol zou spelen bij de verkiezingen. ‘Kijk niet naar de oppervlakte of wat politici zeggen, kijk naar de onderstroom’, zei ze begin dit jaar in Berlijn, tijdens een interview over haar werk. ‘Als dat waar was, had je nooit de handshake gehad.’
De handshake verwijst naar de nasleep van de presidentsverkiezingen van 2017, waarin Odinga het opnam tegen de nu vertrekkende president Uhuru Kenyatta. Officieel won Kenyatta met 54 procent van de stemmen, maar volgens Odinga was er sprake van fraude. Het Hooggerechtshof van Kenia constateerde inderdaad ‘onregelmatigheden’ en gelastte een rerun van de presidentsverkiezingen met de twee best geplaatste kandidaten.
Odinga boycotte die echter, omdat hij geen vertrouwen had dat ze deze keer wél eerlijk zouden verlopen. In plaats daarvan liet hij zich eind januari 2018 ‘beëdigen’ tot ‘president van het volk’, voor een extatische menigte van zeker tweeduizend aanhangers in hartje Nairobi. ‘De mensen kwamen uit alle hoeken en gaten naar de ceremonie, politie en leger konden ze niet tegenhouden’, vertelde Owuor. ‘Odinga had ze kunnen laten oprukken naar het presidentieel paleis. Maar dat deed hij niet. Weken later verzoende hij zich met Uhuru Kenyatta, bezegeld met een handdruk, waarmee de angst voor nieuwe chaos werd bezworen.
Die handdruk kwam onverwacht. Toch heeft Odinga zijn mensen er toestemming voor gevraagd. “In de borst van de duif gaan veel zaken om”, zei hij in een toespraak. “De duif moet iets doen wat oogt als verraad. Geef je me toestemming?” vroeg hij de menigte. Enkele dagen later kwam de verzoening. Na de handdruk werd het afkoelende temperament het nieuwe verhaal, en verdwenen de oude verhalen van haat.’
Owuors optimisme, en dat van Kibet, maken nieuwsgierig. Zijn de verhalen van haat verminderd? Zouden de slachtoffers van het geweld rond Eldoret, die ik vijf jaar geleden sprak, dat ook vinden? Ik bel Moses Mwangi, die me in 2016 al eens door de streek reed, en boek een ticket.
‘Dit is Ol Kalou. Het groeit snel, dankzij de nieuwkomers’, zegt Moses als ik in juni met hem een stadje inrijd dat oogt als een frontier town, met nieuwe appartementengebouwen langs de asfaltweg en een herderjongen die zijn ezels erlangs drijft. Het is de hoofdstad van de groene, licht heuvelende county Nyandarua in de dichtbevolkte regio Mount Kenya, waar van oudsher bijna alleen Kikuyu’s wonen.
Overal hangen groene en gele verkiezingsposters voor lokale kandidaten van Ruto’s partij rda, die hier actief campagne voert. In het logo prijkt een kruiwagen, die de ‘gewone’ Kenianen symboliseert waarop hij zich richt: de hustlers, de scharrelaars of hosselaars die alles aanpakken om maar rond te kunnen komen. ‘Every hustle matters’, is Ruto’s slogan.
Moses vestigde zich hier met zijn vrouw Lidia en acht kinderen, na vier jaar te hebben overleefd in een tentenkamp bij Eldoret. ‘De nieuwkomers investeren hier hun geld, waardoor de stad bloeit. Maar ze blijven ons buitenlanders noemen, al zijn we allemaal Kikuyu’s en Kenianen.’
Met zijn brilletje met metalen montuur en zijn melancholiek klinkende stem is Moses in vijf jaar tijd weinig veranderd. Nog altijd heeft hij veel contact met de idp’s, de voormalige internally displaced persons of ontheemden, die hij kent uit zijn tijd in het tentenkamp. Nog altijd benaderen ze hem, voor erfeniskwesties bijvoorbeeld, in het mensenrechtenkantoortje dat hij doordeweeks runt in Eldoret. En nog steeds is hij ‘bitter’ dat geen enkele dader voor het geweld is veroordeeld. ‘We willen gewoon gerechtigheid’, zegt hij meer dan eens.
Vijftien kilometer verderop draaien we het erf op van zijn uit grijze steenblokken opgetrokken huis. Hij bouwde het stukje bij beetje op de hectare grond die hij kocht van het ‘smartengeld’ dat de regering slachtoffers van het geweld betaalde. De mais staat er nog niet op kniehoogte, omdat de regens tegenvielen, de handvol geiten van hem en zijn vrouw zijn onlangs gestolen en de kraan achter het huis staat al een tijdje droog, maar hij is trots op zijn woning.
‘In Kasses, waar we vóór 2007 woonden, was ons huis gemaakt van hout en aangestreken modder en hadden we alleen kerosinelampen’, vertelt zijn vrouw Lidia binnen, na mokken Kenian tea, met veel melk, op de salontafel te hebben gezet. ‘De grond was er wel vruchtbaarder en het klimaat is er beter. Ook dreven we er een kruidenierswinkel aan huis, die goed liep. Er is daar veel meer geld in omloop dan hier. Dat mis ik. Maar hier voelen we ons veilig. Peace is everything.’

De directeur van de Kaimana-basisschool verderop, Stephan Wahome (54), komt ook uit Eldoret. Daar leidde hij een school, maar hij vluchtte eind 2007 tijdelijk naar elders nadat zijn huurwoning was leeggeplunderd. Toen hij in 2009 zijn plek weer wilde innemen, kreeg hij een ‘koude, vijandige’ ontvangst, vertelt hij in de kamer van de headmaster. ‘Voor het geweld had ik goed contact met iedereen, al was ik Kikuyu en waren de meeste anderen Kalenjin. Maar nu wilde niemand meer met me omgaan, ze groetten zelfs niet.’ Wahome vroeg overplaatsing.
Nu geeft hij met plezier les op de school met 244 kinderen, in stenen lokalen en twee houten klassen die zichtbaar op instorten staan. Hij vroeg vaak om geld voor nieuwbouw, maar kreeg dat niet. Het parlementslid van dit district sloot zich na de handshake aan bij Ruto. Het was de stap waarmee president Kenyatta zich achter Odinga opstelde ten koste van zijn vice-president, terwijl hij eerder had beloofd Ruto’s kandidatuur te steunen zodat die hem kon aflossen als president. ‘Ons parlementslid zit nu niet meer in het kamp van de regering-Kenyatta, wat betekent dat we in elk geval tot de verkiezingen geen geld krijgen’, zegt Wahome berustend.
Hoe verklaart Wahome Ruto’s populariteit in de regio Mount Kenya, waar hij volgens peilingen van half juli 54 procent van de stemmen zal krijgen?
De campagne slaat aan bij jongeren, die in de rijke, vlot pratende Ruto een rolmodel zien, denkt hij. Sommigen vinden het ook cool dat Ruto naar het Strafhof ging, maar niet is veroordeeld. ‘He beat The Hague, zeggen ze.’ Anderen vinden het ‘oneerlijk’ dat Kenyatta hem liet vallen en zijn belofte brak.
Achter Wahome hangt een kartonnen vel aan de muur met de ‘visie’ van de school: ‘Het produceren van ware patriotten, die onze rijke etnische diversiteit koesteren, met respect, gemeenschapszin en eendracht.’ Dat motto hing er al toen hij hier kwam, reageert Wahome spontaan als ik ernaar vraag. ‘Ik zou iets hebben gekozen dat makkelijker te bereiken is. Want zo’n streven is haalbaar in kosmopolitische gebieden, zoals grote steden, maar niet hier, waar maar één etnische groep domineert.’
Toch doet hij zijn best die visie over te brengen. ‘We vertellen de kinderen dat andere etnische gemeenschappen in sommige dingen beter zijn dan Kikuyu’s. De Kalenjin in langeafstandlopen, bijvoorbeeld, de Luo’s en de Luhya’s in voetbal, de Kamba in dansen en zingen’, zegt hij. ‘En dat we dat moeten koesteren.’
Er is nog een reden dat Kikuyu’s op Ruto gaan stemmen, merk ik in de twee dagen dat ik met Moses landweggetjes afrijd en voormalige ontheemden bezoek die er op kleine lapjes grond wonen: angst voor een nieuwe afrekening. Als Ruto verliest, zullen hij en zijn aanhangers dat niet accepteren, maar wijten aan frauduleuze steun door staatsorganen, is de perceptie, die handelen in opdracht van president Kenyatta, een Kikuyu. ‘Ruto is sympathiek en erg gelovig’, zegt Moses’ halfbroer Peter Mwangi (63), die op een halve hectare land mais verbouwt en wat kippen houdt. ‘Het is ook eerlijker als hij president wordt: Kenyatta had hem zijn steun beloofd. Maar ik stem vooral op hem zodat er geen nieuw geweld komt.’
Als we in het donker na een regenbui huiswaarts rijden, dansen er zwermen vliegende termieten rond de koplampen. ‘Zo noemen sommige Kikuyu de Luhya soms: vliegende mieren. Want zij eten ze, geroosterd’, zegt Moses. En nee, dat is geen koosnaam.
De vrees voor nieuw geweld komt terug in bijna elk gesprek dat we later met Kikuyu-boeren hebben rond Eldoret. ‘Als je een Kalenjin ontmoet, zegt hij dat hij je vriend is, dat er geen tribal issues meer zijn. Maar in ons hart weten we dat ze onze vijanden zijn’, zegt Grace Njambura (36), een ondernemende avocadoplanter in Yamumbi, in koloniale tijd een plantage die daarna werd opgedeeld en doorverkocht. ‘We groeten hen, maar onderling hebben we geen contact.’
Rondlopend in een zwart, mouwloos hemd wijst ze naar de heesters, waar ze dit seizoen na twee mislukte jaren – ‘de boompjes gingen dood, we hadden ze te diep geplant’ – voor het eerst de vruchten van kon plukken. In de verte, aan de andere kant van de rivier, is een helling met bos en graasgrond te zien. Vanaf daar kwamen de Kalenjin-jongeren zingend oprukken, vijftien jaar geleden, om bijna alle huizen in Yamumbi in brand te steken.
Njambura’s moeder, een weduwe, liet hun tweehonderd varkens los zodat die niet in de vlammen zouden omkomen, en vluchtte weg met de kinderen. Na acht maanden kwamen ze terug, met steun van een Deense vluchtelingenorganisatie die materiaal voor een nieuw huis leverde. De meeste bewoners bleven weg; het Yamumbi van toen bestaat niet meer, vertelt Njambura. Ze zal nieuw geweld, als Ruto verliest, niet afwachten. ‘Binnenkort sturen mijn man en ik onze kinderen naar familie in veilig gebied. Op 9 augustus gaan we stemmen, en dan vertrekken we ook. Als na de uitslag niets gebeurt, komen we terug en pakken we ons leven weer op.’
Naomi Njede (50), die ik vijf jaar geleden ook sprak, vertrekt niet, maar neemt wel maatregelen: ‘Ik slaap wel een paar nachten in de bush. Ik vat liever kou dan dat ik sterf’, vertelt ze in haar woonkamer in Kiambaa, een ander boerengebied bij Eldoret.
Haar muren hangen vol educatieve posters. Boven ‘de huidige leiders van Afrika’ hangt een onscherpe foto van haar oma. In 2007 was zij de lokale Pinksterkerk ingevlucht, met zo’n honderd anderen, waarop de Kalenjin-krijgers het gebouwtje in brand staken. Njede’s oma was een van de zeventien mensen die in het vuur omkwamen. De brandende kerk van Kiambaa werd wereldnieuws, de slachtoffers werden voor de kerk begraven.
Vijf jaar geleden ging ik met Njede en haar zuster Tabethe Wangoi (32) naar de begraafplaats bij de afgebrande kerk. We vonden hoopjes aarde met omgevallen, verweerde houten kruisen, soms met een naam, soms met alleen het woord ‘unknown’. Na lang zoeken vonden we het stuk hout met de naam van hun oma. Het was in tweeën gespleten.
Als we er nu gaan kijken zien we twee stenen kerken in vergevorderde aanbouw, tientallen vierkante meters groot. De ene is zes meter hoog, met al een dak erop; van de andere staan er al vier muren van grijs natuursteen, die ogen alsof ze uit een eeuwenoud Brits stadje komen. Uit niets blijkt dat er zeventien slachtoffers van het geweld liggen begraven; onkruid groeit op het zand waar ze liggen, de nieuwe kerk staat er net niet bovenop. Moses windt zich erg op over dit gebrek aan respect.
‘Ze bouwen zonder met ons of andere nabestaanden te hebben gesproken’, vertelt Wangoi, die ook nog in de buurt woont. ‘Ik denk dat Ruto erachter zit, want de Assemblies of God-gemeente daar, met misschien dertig leden, kan dat nooit betalen. Hij wil dat we alles vergeten.’
Wangoi zelf werkt nu als dagloner voor Kalenjin-boeren in de buurt, vertelt ze. Onder hen zijn zeker vier ‘daders’ die aan het geweld meededen, mogelijk zelfs aan de aanval op de kerk, zegt ze. ‘Eén baas nam me onlangs apart. “Die gekkigheid van vorige keer, dat gaan we bij deze verkiezingen niet doen, hoor”, zei hij.’ Of ze het gelooft? ‘Die mensen zijn heel gesloten en geheimzinnig. Je weet niet wat ze echt denken. Je moet alert blijven.’
De angst voor clashes is begrijpelijk, maar onterecht, omdat politie en leger nu wél goed voorbereid zijn, zegt Tom Juma, die als Rode Kruis-medewerker in 2007-2008 traumatische dagen beleefde. ‘Mijn buurman in Eldoret werkt bij de politie, zoals in alle wijken agenten in burger tussen de mensen zijn gaan wonen. Mét wapens en communicatiemiddelen. Zodra er iets gebeurt, vragen ze meteen om backup.’
Juma maakte vele verzoeningsbijeenkomsten mee, maar denkt niet dat die het wederzijdse begrip hebben vergroot. ‘De jonge Kalenjin die er aanwezig zijn, vaak gestuurd door de chief, komen luisteren en lunchen en vertrekken weer, zonder iets te zeggen. Dat is ook de cultuur: Kalenjin-ouderlingen mogen wél praten, en zelfs negatieve dingen zeggen over Ruto. Hoewel…’
Juma vertelt over een oude Kalenjin, die onlangs openlijk zei dat toen Ruto minister van Landbouw was, het ministerie verpieterde, omdat ze ‘het geld van de boeren opaten’. ‘Ik kwam hem later op straat tegen. Kalenjin-jongeren waren op hem afgekomen en hadden gezegd: “We will deal with you.” Nu loopt hij rond met lijfwachten.’
De etnische loyaliteiten manifesteren zich eigenlijk vooral rond de verkiezingen, zegt hij. ‘Een Kikuyu-ambtenaar doet beter zijn best voor een Kikuyu dan voor anderen’, merkte Juma, zelf een Luhya, onlangs nog. Het zit hem dwars. ‘Tribalisme is de doodsteek voor Kenia. Als iemand corrupt is, zullen leden van zijn etnische gemeenschap hem verdedigen, alleen omdat hij uit hun midden komt. En zo stimuleren we allemaal de corruptie in dit land.’