In 1997 verscheen eindelijk een integrale vertaling van Machiavelli’s Discorsi. Dat werd tijd ook, want terwijl het beruchte Il Principe alleen al in de twintigste eeuw vier maal in het Nederlands was vertaald, dateerde de vorige vertaling van Machiavelli’s tweede hoofdwerk uit 1704. En dat terwijl de Discorsi het boek was waarmee de Florentijn in de ogen van veel politieke theoretici salonfähig was geworden.
Had hij in Il Principe, dat niet voor niets het lievelingsboek van Stalin was, op klinische wijze beschreven hoe een dictator de macht kon grijpen en behouden, in de Discorsi zou duidelijk worden dat hij in werkelijkheid voorstander van een democratische republiek was geweest. Weliswaar wordt er altijd bij aangetekend dat we hierbij aan iets anders moeten denken dan aan onze eigen parlementaire democratie, maar de hoofdzaak is dat de betekenis van Machiavelli voor de ontwikkeling van het moderne politieke denken niet te loochenen valt.

Toch wordt vaak vergeten dat Machiavelli’s ideaal van de republiek sterk was gemodelleerd naar de Romeinse republiek, die ongebreideld militaristisch en imperialistisch was. De Discorsi is een boek dat niet minder cynisch of gevaarlijk is dan Il Principe, aangezien Machiavelli vol instemming schreef dat de Romeinen zich nooit lieten verleiden tot waterige compromissen. ‘Want regeren is niets anders dan je ondergeschikten zodanig bejegenen dat ze geen kans of geen reden hebben je kwaad te doen. Dat doe je door hen óf totaal onschadelijk te maken door hun alle wapens uit handen te slaan, óf dermate goed te behandelen dat ze geen reden hebben om verandering te willen.’

De Discorsi werd negen jaar geleden op werkelijk magistrale wijze vertaald en bezorgd door Paul van Heck en het valt zeer toe te juichen dat deze nu met een even fraaie vertaling van Machiavelli’s andere politieke geschriften komt. Frans van Doorens uit 1976 daterende vertaling van Il Principe was zeer leesbaar, maar een klassieker van dit formaat dient eenvoudigweg elke vijfentwintig à dertig jaar opnieuw vertaald te worden. Bovendien is de vertaling van Van Heck soepeler en directer.

Daarnaast bevat deze bundel nog een selectie uit overige geschriften van Machiavelli, zoals allerlei rapporten die hij als secretaris en diplomaat van Florence opstelde, een biografie van de uit Lucca afkomstige condottiere Castruccio Castracani en brieven aan en van twee vrienden. Uit deze teksten komt Machiavelli naar voren als een man met een enorm waarnemingsvermogen en vooral met een scherp, analytisch verstand, die snel kon inschatten wat de mogelijkheden en onmogelijkheden van het moment waren. Hoewel hij zich in de Discorsi ook van zijn ideologische kant had laten zien, was hij toch voor alles een realist, die vijfhonderd jaar voor Johan Cruijff al tot de conclusie kwam ‘dat men nooit een nadeel kan vermijden zonder met een ander nadeel geconfronteerd te worden’.

Zo wordt uit zijn memorandum Florence na de dood van Lorenzo de Jonge (1519) duidelijk hoe Machiavelli zijn republikeinse idealen trachtte te combineren met het keiharde gegeven dat de familie De Medici in Florence de lakens uitdeelde. Dat laatste had Machiavelli in 1512 aan den lijve ondervonden, toen de Medici na twintig jaar weer de macht in handen kregen en hij in ongenade viel. Toen zeven jaar later zich opnieuw de mogelijkheid leek voor te doen om de Medici buiten het stadsbestuur te houden, waarschuwde Machiavelli voor al te onbekookte maatregelen: ‘Hoewel in Florence de gelijkheid bestaat (…), wonen in de stad toch bepaalde mensen die zich boven de rest verheven voelen, en recht menen te hebben op een voorkeursbehandeling. Bij de inrichting van de republiek dient aan hun wensen tegemoet te worden gekomen; want de enige reden waarom het vorige bewind ten onder ging was dat met deze groep mensen geen rekening werd gehouden. Deze mensen kan men alleen tevreden stellen als men de hoogste ambten in de republiek een zekere luister verleent, waaraan zij dan zelf met hun persoonlijkheid gestalte kunnen geven.’ Het lijkt ons, burgers van een comfortabele rechtsstaat, wellicht nogal opportunistisch, maar voor wie zoals Machiavelli niet alleen zijn baan is kwijtgeraakt maar ook nog is gemarteld, is het een vrij realistische benadering van de werkelijkheid.

Als mens, met al zijn ambities, frustraties en humor, komt Machiavelli het meest naar voren in zijn correspondentie met Francesco Vettori. Hierin is de beroemde, prachtig geschreven brief opgenomen waarin hij zijn leven als werkloos politicus beschrijft. Nadat hij ’s ochtends gewerkt heeft op zijn armetierige landgoed, leest hij ’s middags bij een waterbron wat in Dante of Petrarca en gaat vervolgens naar de kroeg om met steenbakkers en molenaars te triktrakken. ’s Avonds betreedt hij zijn studeervertrek en gaat de klassieken lezen: ‘Op de drempel leg ik mijn dagelijkse plunje af, besmeurd met modder en met slijk, en kleed me voor een bezoek aan vorsten en paleizen. Passend gekleed treed ik dan binnen in de oude hoven van de mensen van weleer; daar word ik hartelijk door hen ontvangen, en voed ik mij met de enige spijs die de mijne is, de spijs waarvoor ik geboren ben.’