Kunst heet troost, kunst heet verheffing. Het blijft de vraag. Dan moet je zorgen hebben en met bloedend hart verlangen naar de weg omhoog vanuit de diepte. Maar de Concertgebouw-bezoeker is geen ziel in nood die naar muziek grijpt ter verlichting van zijn kwalen. Hij zoekt amusement en schoonheid, zij het van de hoogste orde. Het leed van Mahler is het zijne niet en hij hoeft niet getroost te worden voor een pijn die hem bespaard bleef; hij neemt zijn worstelingen waar op een esthetisch plan van tragisch aangeslagen schoonheid. De verheffing, die tot Bach en Beethoven, is bij de kenner die hij is een min of meer voltooid proces, hij kent de hoogste pieken en de diepste afgronden. Dus troost voor wie?

Op bezoek in San Francisco zie ik dat de geweldige Amerikaanse violiste Hilary Hahn in Davies Symphony Hall Bachs Partita’s en Sonates voor viool solo speelt. Prijzen: van 50 tot 150 dollar. Ik koop een kaartje aan de kassa. Sentimental reasons. Hahn heeft ooit echt iemand getroost: mijn moeder. Ik nam haar, kanker en ten dode opgeschreven, mee naar een recital waar Hahn Bachs Tweede partita speelde, die met de beroemde Chaconne. Ik hoorde niets, zo afgeleid door moeders fier discreet geplengde tranen in het duister van de Arnhemse concertzaal. Na afloop zei ze: dit heeft me op z’n minst een maand respijt gegeven.

Mijn moeder had wat aan troost; ze kon het gebruiken. Dan loop ik van Davies Hall naar mijn hotel en weet niet wat ik zie. Honderden zwervers, een pauperzwerm van bijbelse proporties. Ik ken ze van Los Angeles. Op het grasveld aan de boulevard in Venice zag ik ze jaar na jaar als baardstoppels het groen begroeien, bij elk bezoek in groteren getale. Maar dat was kinderspel bij wat ik hier zie; in de straat van mijn hotel, niet in een achterbuurt, tel ik er uit nihilistische verveling 46.

Bij de hotelreceptie vraag ik wat hier aan de hand is. Niets nieuws onder de zon, vertelt de baliekracht; Silicon Valley. De tech-explosie drijft de woningprijzen op en blokkeert de markt voor sloebers op het randje van de armoe. Ik denk niet, zegt hij, dat Donald Trump die mensen op de radar heeft. Het zal, maar dit nieuwe Gotham is de Derde Wereld. Dit zijn niet de reparabele tv-daklozen van Beau van Erven Dorens. Ik zie zeer ernstige gevallen. Bloederige wonden en afgrondelijke wanhoop met de gekte van het uitzichtloze. Aan troost hebben die mensen niks. Ze hebben geld nodig, medische zorg, een dak boven hun hoofd en betaald werk. Verheffing is het privilege van wie zonder kan.

Toch ga ik naar Bach. Ik wil daar niet geaffecteerd dramatisch over doen maar confronterend is het, want ik ben geschokt.

Hahn speelt in de Grote Zaal met 2700 plaatsen, voor het overgrote deel bezet. In de foyers blanke en Aziatische elite die, hoopvol, de kinderen heeft meegenomen. Ik zie hun klare ogen, lees hun lichte toekomst. Ze gaan naar Harvard en Juilliard School, dan presto door naar Carnegie Hall of een leidinggevende positie bij de Navo. Rond het gebouw, enorm, de bedelaars. We zijn een door de nieuwe Middeleeuwen omsingelde cultuurenclave.

Ik zit op het tweede balkon hoog boven het podium, een kilometer van de speelster. Ik hoor haar van ver, als Nol Rieske die in Vestdijks Koperen tuin door een open raam zijn buurmeisje piano hoort spelen. Weer is ze groots, weer ben ik er niet bij. Ik denk: wat zou er gebeuren als ze Bach zou spelen voor het troepje verworpenen dat ik onderweg van vliegveld naar downtown zag wegrotten in het zwerverskampement onder een spoorwegviaduct? Misschien zou er één zijn die met de dood voor ogen, zelf ex-violist in het San Francisco Symphony, nog genoeg geloof had voor een handvol tranen. De rest zou haar vol bloederige haat verjagen. Trut met je Bach, jij hebt te vreten. Daar dacht ik aan, en de muziek was dood. Ondanks de grootsheid. Het leek me een les.