‘Linus woonde in een grote stad./ De huizen stonden dicht op elkaar in eindeloze rijen./ Achter elk huis lag een kleine tuin. Een eindeloze rij van groene lapjes./ Linus had niemand om mee te spelen./ “Waarom ben ik alleen?” vroeg Linus soms aan zijn moeder. “Waarom komt er nooit iemand op bezoek?”’ Antwoord krijgt Linus niet. Sinds de mysterieuze dood van zijn oudere broer Boris – van wie Linus zich weinig herinnert – spookt zijn in rouw gedompelde moeder zwijgzaam door het verstilde huis. Ze stort zich in huishoudelijk werk en ontloopt angstvallig haar kind, dat – zoekend naar troost – met zijn fantasie zijn broer tot leven brengt.
Linus past in de traditie van de troostfantasie. Zoveel is duidelijk. Maar verder is het verhaal onvergelijkelijk: nog nooit eerder een prentenboek gezien dat is vervaardigd door een driemanschap. Een Vlaams driemanschap dat het ‘één-voor-allen-allen-voor-één-credo’ van de drie musketiers in herinnering roept. Sabien Clement, Pieter Gaudesaboos (verantwoordelijk voor de paginavullende illustraties) en dramaturge Mieke Versyp (tekstverantwoordelijke) vervlochten hun talenten zodanig dat het lijkt alsof Linus de inventieve creatie is van één, zeer veelzijdig kunstenaar.
Knap hoe Clement en Gaudesaboos hun verschil in illustratiestijl doeltreffend gebruiken om de twee dooreenlopende verhalen – het droeve zich in de werkelijkheid afspelende kaderverhaal en Linus’ gedroomde absurde en fantastische avonturen met zijn grote broer – van een eigen karakter voorzien. Clements sobere, maar expressieve emotievolle tekeningen weerspiegelen pijnlijk Boris’ en zijn moeders eenzame werkelijkheid. Terwijl Gaudesaboos’ complexere, associatieve, soms op zoekplaten gelijkende prenten de wilde fantasieën van Linus prachtig passen.
Zo zijn de aan het begin van het verhaal door Linus opgehangen, in typografie variërende rood-zwarte wegwijzers ‘naar mijn huis’ karakteristiek voor Gaudesaboos en verbeelden overtuigend hoe kinderen hoop uit fantasievol spel kunnen putten. Clements daarnaast gelegen tekening keert echter direct terug naar het ondraaglijke alledaagse bestaan. Onbeduidend klein zit Linus aan het einde van een witte krijtstreep, de zwart-paarse achtergrond versterkt zijn verlatenheid. De taal danst onopvallend mee met de illustraties, gelijk een schaduw die volgt. Expressief, beeldend en detaillistisch waar het de fantasieën betreft. Sober, minimalistisch maar betekenisvol waar de stille thuisscènes worden uitgebeeld.
De ontroerendste scène is die waarin Linus zijn verdriet niet meer meester is, de twee verhaallijnen samenkomen en Linus en zijn moeder elkaar vanuit hun beider eenzaamheid hervinden. Door een doos ‘van op zolder, van vroeger’.
Linus is krachtig als een beeldend kunstwerk: iedere aanblik prikkelt de verbeelding, verrast en ontroert. Een kunstenaarstriade is geboren.