‘Moet je niet naar je vriendin vanavond?’ vraagt een vriendin geïnteresseerd. ‘Het is de laatste avond dat het kan…’ Het is vrijdagavond en we zitten op een terras waar ik met lichte wroeging mijn laatste biertje voor het begin van de Ramadan drink. Wie overdag vast doet er verstandig aan om ’s avonds geen alcohol te drinken en aangezien er tijdens de heiligste maand van het jaar op iedere zonde een hoger goddelijk oordeel rust, is drank extra uit den boze. Dat wordt de komende weken heerlijk helder halal en een overdaad aan thee.
‘Nee, we willen de Ramadan in rust en reinheid beginnen’, zeg ik met enige pijn in het hart en kijk naar mijn zondige biertje.

‘O nou, ik heb een belafspraak met m’n vriend in Marokko zo.’ Ze knipoogt.
Iedere vorm van intimiteit voor ongehuwden is in de islam verboden, maar lang niet iedereen houdt zich daar aan – behalve tijdens de Ramadan. Dan passen de meeste gelovigen hun leefstijl iets aan – zelfs degenen die niet vasten. Hypocriet, misschien. Of een mooie oefening in zelfbeheersing en discipline.
Zelf probeer ik de vastenmaand in ieder geval niet als een lijdenstijd, maar als een zegenperiode in te gaan. Al kan ik niet ontkennen dat terwijl de uren richting de eerste dag aftikken, ik het een beetje op m’n heupen krijg. Nog een keer uit? Nog een glas koud genot? Ik bestel maar een koffie en kijk nog eens naar de islamitische kalender die mij door dezelfde vriendin gestuurd is.
Ik dacht dat de zon toch niet voor half vijf aan de hemel zou staan, maar mijn kalender met de gebedstijden per dag vertelt mij dat ik na kwart over drie geen hap meer mag eten (of drinken, roken, masturberen, de lijst is lang). De eerste slok water is pas weer toegestaan om 21.47, lees ik van mijn met Ramadan-lampjes versierde kalender af. Dat betekent 18,5 uur geheelonthouding. En aangezien de langste dag nog moet komen wordt de dagelijkse vastenperiode steeds iets langer. Ik kijk nogmaals op de weerapp, krijg het op slag heel heet en ruil de koffie in voor een volgend pilsje.
Eenmaal thuis drink ik zoveel water als ik kan, waardoor ik de hele nacht naar de wc moet. Het vooruitzicht van tropische temperaturen en geen druppel vocht schrikt me af.
In de ochtend vertrek ik naar mijn vriendin. Met haar auto haalt ze me van het station op. De begroeting is ongemakkelijk. ‘Ramadan kareem’, groet ik, wat zoiets als ‘moge God je een genereuze Ramadan-periode geven’ betekent. Ze groet me terug. We staren elkaar aan. Dan draait ze haar gezicht naar me toe. Voorzichtig geef ik haar een kusje op haar wang en begint ze te rijden. Uit de speakers klinkt de Soera van de Koe. Tijdens de Ramadan-periode is het de bedoeling de hele koran uit te lezen (of luisteren). De Ramadan-app van mijn vriendin heeft een intensief dagelijks lees- en luisterschema opgesteld. Willen we het goed doen, dan luisteren we vandaag 85 minuten naar recitatie en lezen we de Engelse vertaling op haar telefoon mee, want we zijn beiden het klassiek Arabisch niet erg machtig.
Het is twaalf uur ’s middags en ik heb dorst. De warmte is moordend. Ik verlang naar koffie. Het cafeïnetekort bezorgt de trouwe koffiedrinkers de eerste dagen hoofdpijn. Gelukkig ben ik geen roker, maar nu drinken en eten zijn uitgesloten verlang ik opeens enorm naar een shisha (waterpijp). Eenmaal gearriveerd hangen we loom op de bank. Eten en drinken nemen eigenlijk heel veel tijd in, net zoals naar de wc gaan. Nu er niets in komt, hoeft er ook niets uit.
Ik zou graag naar buiten willen, maar vanwege het verbod op water is dat te riskant. Je droogt simpelweg uit. Wanneer we toch even naar de supermarkt gaan, heb ik het gevoel in een parallelle werkelijkheid te leven. Om mij heen Hollanders in korte broeken en zomerhemdjes. IJsjes in de hand. Bier op het terras. Heel Nederland is buiten, behalve het islamitische gedeelte van de bevolking. Ik heb nog nooit zo weinig hoofddoekjes in deze buurt gezien. Met de spaarzame moslims die ik wel tegenkom voel ik opeens een grote verbondenheid, zelfs al groeten we elkaar niet. Het is toch een beetje wij versus zij zo. Verbondenheid met de vastende groep – of van hen van wie ik vermoed dat ze dat doen – maar afstand tot het niet-vastende deel van de bevolking dat vrolijk op de fiets zit op weg naar strand, cafés en festivals.
Op het balkon de geur van buurt-barbecues. Ik voel me slap en energiek tegelijk. Druk op in de kamer. Ren een rondje door het huis uit pure verveling. Uit de stereo klinkt islamitische aanbiddingsmuziek (in het Engels, Arabisch en Turks). Allah-gospel van ware sterren zoals Sami Yusuf en Maher Zain. De muziek is mij vertrouwd en verschilt in bewoordingen en stijl weinig van de christelijke worship-songs uit de Verenigde Staten en Australië. Toch merk ik dat ik moeite heb met de lyrische aanbidding van de profeet Mohammed (vrede zij met hem). Voor een boodschapper die uiteindelijk gewoon een mens was, neemt de adoratie en aanbidding soms wel erg messiaanse proporties aan. Schuldbewust realiseer ik me dat mijn vriendin eenzelfde soort ongemak bij mijn Jezus-songs moet voelen en zet de muziek maar wat harder.
Mijn lichaam trekt me alle kanten op. Onhandig lopen mijn vriendin en ik langs elkaar heen. Bidden, zij aan zij. De spanning loopt hoog op soms. Gelukkig hebben we de laatste uren van het vasten afleiding. Het ontroerende Thuis ontheemd van Raja El-Mouhandiz in Theater Zuidplein in Rotterdam. De voorstelling over een leven van verscheurdheid tussen thuis en buiten, breken met familie en de zoektocht naar roots, de afwijzing door de samenleving en de liefde van Allah en de botsende beschavingen van een protestantse basisschool en de koran thuis, voelt niet alleen pijnlijk bekend, maar komt zo vastend naast mijn islamitische vriendin in een zaal vol bezoekers die gulzig flesjes water aan de lippen zetten beklemmend dichtbij.
Uiteindelijk doorbreken we het vasten ongemakkelijk in het theatercafé met de speciaal daarvoor bestemde dua (smeekbede):
ذَهَبَ الضَّمَأُ وَ ابْتَلَّتِ الْعُرُوقُ, وَ ثَبَتَ الأَجْرُ إِنْ شَاءَ اللهُ
‘De dorst is verdwenen, de aders zijn vochtig geworden en de beloning is vastgelegd met de wil van Allah.’
Ik eet m’n dadel, drink veel te snel het flesje water leeg en haal haastig m’n broodjes boerenomelet uit m’n rugtas. Na een paar happen zit ik vol. De hele dag verheugde ik me op het eten van iets – wat ook – maar nu het eenmaal mag, merk ik dat ik geen hap door m’n keel krijg. Het is een beetje een desillusie zo, al voel ik me gezegend. Al was het maar met de kus van m’n vriendin die zoeter smaakt dan honing.