Toen hij aan deze fase van zijn carrière begon, de opmars naar het presidentschap, werd hij door de gevestigde orde beschouwd als een geschifte miljardair, slachtoffer geworden van zijn rijkdom. Een vergissing. Niet hij maar zijn tegenstanders werden het slachtoffer en op het ogenblik is hij de enige serieuze Republikeinse kandidaat.
Het grootste tekort van al zijn tegenstanders is dat ze hem grenzeloos hebben onderschat. We moeten langzamerhand rekening gaan houden met een toekomst die aan het begin van deze campagne nog voor volstrekt onmogelijk werd gehouden: Trump de komende vier jaar de machtigste man ter wereld.
Wat zijn daarvan de oorzaken, hoe heeft het zo ver kunnen komen? We hebben een fase bereikt waarin deze vragen in de openbare mening steeds dringender worden gesteld. Het eerste antwoord is dat Barack Obama geen sterke staatsman is geweest. Hij heeft de geweldige fouten van zijn voorganger George W. Bush niet weten te compenseren. Na de Arabische lente is het Midden-Oosten een grotere chaos dan ooit tevoren. Syrië is binnen vijf jaar een totaal verwoest land geworden; Irak, waar de regering van Bush de democratisering van de regio had willen beginnen, is een failed state; en voor Libië, dat door de Amerikanen volgens de nieuwe strategie van leading from behind werd benaderd, geldt hetzelfde. De Navo, eens de grootste militaire macht ter wereld, is na de Koude Oorlog een aarzelend bondgenootschap geworden. Het tijdvak waarin Amerika de leider van het Vrije Westen was, is voorgoed voorbij.
Hoe is het intussen met Obama’s binnenlandse politiek gegaan? Op het gebied van sociale voorzieningen heeft hij zijn best gedaan, maar al te vaak was het verzet sterker. In de acht jaar van zijn bewind is Amerika in een andere samenleving veranderd. Er is een onderklasse ontstaan, een groeiende massa met een lager inkomen tot werkloos, slachtoffer van de economische crisis en rechtsongelijkheid, en geen politieke partij die zich erop toelegde om de belangen van deze achtergeblevenen te verdedigen. Een permanent miskende massa van wat we hier de boze burgers noemen.
Onder die omstandigheden is Donald Trump verschenen. In vrijwel geen enkel opzicht lijkt hij op de gebruikelijke politicus. Bij voorkeur kiest hij voor een ongenuanceerd standpunt dat hij dan op een ongenuanceerde manier verdedigt waarbij hij een ongenuanceerd gezicht trekt. Afwezigheid van nuance in alle opzichten is zijn politieke waarmerk. Onder de omstandigheden die we nu nog normaal noemen is dat hoogst uitzonderlijk. Maar hoe langer hoe meer is het de vraag of we nog veel plezier van dit normale zullen hebben.
Wat we nog niet zo lang geleden als de normale, onkwetsbare samenleving beschouwden wordt van steeds meer kanten aangetast. Internet is er de oorzaak van dat we binnen een generatie aan een totaal nieuwe manier van communiceren hebben moeten wennen. Door de steeds bloediger wordende crisis in het Midden-Oosten is een zondvloed van vluchtelingen ontstaan waardoor de Europese samenleving wordt ontwricht zonder dat onze bestuurders daarop een afdoend antwoord weten.
De oude ideologieën hebben hun overtuigingskracht verloren. Het is geen wonder dat onder deze omstandigheden de zittende elite van de bestuurders het vertrouwen van de kiezer verliest.
En dan herrijst het oude spook. Op de voorpagina van The International New York Times (30 mei) wordt gemeld dat de opkomst van Trump de herleving van het fascisme doet vrezen. Hij is een late geestverwant van Hitler en Mussolini. In dergelijke gevallen wordt deze vergelijking onvermijdelijk.
In 1981 is het essay Anmerkungen zu Hitler van de Duitse historicus Sebastian Haffner verschenen, met daarin het hoofdstuk Leistungen, over hoe Hitler in de eerste jaren van zijn bewind een natie in diepe crisis het zelfvertrouwen teruggeeft. Dat zou straks de overeenkomst met Trump kunnen zijn. Maar steeds weer gaat het om de manier waarop dit gebeurt. Er is geen overeenkomst tussen Hitler en Trump behalve dat ze zich in hun bondgenoten vergissen.