Dat ‘tuberculose anders verloopt dan andere besmettelijke ziekten’ en dat ‘de patient op het moment van de infectie niets merkt’ is niet juist gesteld. Het verloop van de ziekte hangt voornamelijk af van de lichamelijke toestand waarin iemand verkeert als hij of zij met de Koch-bacterie wordt besmet. Een besmetting hoeft lang niet altijd tot een infectieziekte te leiden en kan ongemerkt voorbijgaan. Ook is het niet zo dat ‘tot ongeveer 1950 tuberculose een dodelijke ziekte was’. Niet voor niets heeft men tuberculose ooit de meest geneeslijke ziekte genoemd. Natuurlijk, het was destijds volksziekte nummer een, maar ik heb velen rechtop uit de sanatoria zien vertrekken. Weliswaar niet altijd als volkomen herboren en genezen mensen, maar ze waren ‘beter’ geworden. Tbc is nu eenmaal niet echt te genezen. Het woord tuberculosestatica zegt het trouwens al: het dynamische, verergerende ziektebeeld wordt ermee omgezet in een statische toestand waar je - mogelijk nog lang - mee kunt leven.
Dat je ‘sindsdien het recept voor een tbc- patient op een bierviltje kan schrijven’, is nogal overdreven. Er zijn lichte, in het beginstadium verkerende gevallen die met medicamenten succesvol kunnen worden behandeld. Na de introductie van deze geneesmiddelen waren echter nog jarenlang andere therapieen noodzakelijk, met name operaties in het geval van ernstige orgaan- en bottuberculose.
Ik heb me verder vooral gestoord aan de uitdrukking ‘hysterie’. Tbc is en blijft een zeer besmettelijke en soms ernstige ziekte die, vergeleken met andere ziekten, gemakkelijk overdraagbaar is. Of daar een infectie uit voortkomt, mag dan wel onzeker zijn, maar ik kan begrijpen - ook gezien de toegenomen recente berichten over ‘explosies’ - dat mensen - en medici! -zich zorgen maken. Dat kun je niet zomaar hysterisch noemen, eerder verstandig en voorzichting.
Ik heb te doen met mevrouw Van Zummerens psychische problemen. Ze is lange tijd ziek geweest, maar gelukkig toch hersteld. Mogelijk spreek ik haar - en anderen die heden ten dage onverwacht met tbc worden geconfronteerd - met het volgende een beetje moed in. Hoewel ik er niet graag over spreek of schrijf, heb ikzelf van 1943 tot 1956 in verschillende tbc-sanatoria gekuurd met een uitzaaiende tbc van longen naar nieren naar botten en enkele andere organen. Genoemde geneesmiddelen (met name para- amino-salicylzuur en iso-nicotinezuur-hydrazide) hebben me er bovenop geholpen en een inmiddels tientallen jaren durende controle heeft de ziekte tot dusver van recidives kunnen weerhouden. Dertien jaar isolement, want cynisch gesproken waren die sanatoria daar eigenlijk voor, is nog iets anders dan dertien maanden, en sommigen van mijn lotgenoten kuurden nog langer. De hoop op ‘een leven erna’ heb ik nooit opgegeven. Ik heb daarna bijna veertig jaar een volstrekt normaal leven kunnen leiden, hard gewerkt en van ‘oorlogstrauma’s’ nimmer last gehad. De hedendaagse benadering van of kwetsbaarheid voor psychische, emotionele problemen na allerlei kortstondige of langdurige ervaringen verbaast me dan ook wel eens.
De Toverberg van Thomas Mann staat ook bij mij in de boekenkast. Ik kon eveneens naar Davos, maar heb dat destijds geweigerd. Je kon toen ook al heel goed in Nederland ‘beter’ worden. De Toverberg geeft naar mijn mening, ondanks de inderdaad ‘treffende beschrijvingen’ geen juiste weergave van het verblijf destijds in sanatoria. Het is een literaire benadering over elitaire mensen die hun ziekte als een interessante luxe beschouwden. En die bestaan nog altijd.
Lisse, JOH. DIEPRAAM