De foto van een uitblinkerslunch (of hoe die ook heten mag) bij Willem-Alexander en Máxima. Een van mijn verhuisvrienden was daarbij, hij had een belangrijke Duitse literatuurprijs gewonnen, en dus ook Christiaan Weijts. Groen van jaloezie was ik, dat Christiaan Weijts op die foto stond. Waarom hij wel en ik niet? dacht ik elke keer als ik naar de wc ging in het Friese dorp waar ik nu ben voor de verhuizing. Ik heb eens gevraagd aan de ene verhuisvriend of die foto daar niet weg kon. ‘Nee hoor’, zei hij. ‘En die Christiaan Weijts vond ik een aardige jongen.’ Onlangs, in het kader van research voor een boek, vroeg ik Christiaan via Twitter hoe zo’n lunch ook maar weer heette. Hij gaf het antwoord (dat ik niet helemaal vertrouw) en liet daarop volgen: ‘Aha, de Anton Wachterprijs zit je nog steeds dwars?’ Toen wist ik ook meteen waaróm hij daar was, maar het loste het probleem waarom ik daar niet was niet op. Ik had verdorie met mijn debuutroman veel meer prijzen gewonnen dan Christiaan Weijts! We debuteerden tegelijk en vanaf het begin ontstond er een soort competitie waar wij zelf niet veel aan konden doen, maar waar we vanwege naïviteit en nu-zijn-we-schrijver-schap aan meededen. Later kwam alles goed, want ik kwam te middageten bij de Koningin zelf, en dat is toch echt een stapje hoger dan de kroonprins en zijn vrouw, zoals ik weer een andere schrijversvriend die er ook eens was fijntjes onder de neus wreef.
De godganse week verhuizers, van een erkend verhuisbedrijf. Nu eens was Brandon er, de dag later niet meer, maar voor hem in de plaats was daar Orlando. Vrijwel met alle verhuizers was wel iets mis. De een vreselijk autistisch (die pik ik er meteen uit), de ander meer een Asperger, een derde contactgestoord. Mijn verhuisvrienden zijn niet heel erg tevreden met het verhuisbedrijf, ik zal de naam niet opschrijven. Er is hier en in het oude huis (hemelsbreed drie kilometer verderop) geschreeuwd, ruziegemaakt en gehuild. Er zijn tientallen liters koffie gezet en gedronken. Iedereen was op van de zenuwen en spanning en vermoeidheid. Met de auto van de verhuisvrienden zijn spullen heen en daarna weer weer gebracht, en uiteindelijk toch maar weer heen. De door de verhuisvrienden gecharterde helpers hebben minstens de helft van alle spullen uit de verhuiswagen gehaald en over het nieuwe huis verdeeld. De vleugel was een huzarenstukje van verhuisonkunde: het ding heeft vier uur op de trap gehangen, twee helpers zaten urenlang opgesloten op de bovenverdieping van het oude huis, zonder eten en drinken. Dolblij ben ik dat ik daar niet bij was, ik heb slechts héél kort met mijn vingers aan de vleugel gezeten, op het moment dat hij definitief op zijn nieuwe plek kwam. De vleugel weegt 750 kilo. Ik kreeg één van de drie poten bijna op mijn voet. Een van de grootste verschillen tussen het oude en het nieuwe huis zijn gierzwaluwen. Bij het oude huis heb ik in de dertig jaar dat ik er kwam nooit een gierzwaluw gezien of gehoord. Hier, meer in het dorp, zwermt het ervan. Vandaag – zondag 2 augustus – bezweer ik ze steeds. ‘Niet weggaan’, zeg ik zacht. ‘Nog even wachten.’ Ze zijn laat gekomen, wellicht blijven ze nog een paar dagen extra. Alles en iedereen is nu weg, het is onwezenlijk stil. Geen Brandon meer, geen Orlando, verdwenen is de drukte, het lachen, het samen eten, dingen uit handen laten vallen, verhuisdozen openklappen en plat vouwen, proppen papier gooien. Ik ben hier nog, er moet nog van alles: schilderijen aan de muur, lampen opgehangen, dit & dat. Dat doe ik graag met het gieren van de gierzwaluwen om het huis, als ze nu weg zouden gaan, nu, vandaag, zou het nóg onwezelijker stil zijn.
Hier in het nieuwe huis is natuurlijk een wc. Er zijn er zelfs vier. Eén ervan is precies zo ingericht als de oude wc, in de week vóór de verhuizing is dat al gebeurd. Kreeg ik meteen weer Christiaan Weijts voor mijn kiezen. En het deed me niets. Helemaal niets. Geen enkel steekje van afgunst of nijd. Ik zag er ineens ook andere mensen op staan. Tom Kleijn, Marianne Vos, Yvon Jaspers en heel veel anderen die ik niet kende. De ene verhuisvriend staat er erg mooi op, hij draagt het mooiste pak van iedereen. Best een leuke foto. Máxima staat stralend te glimlachen, ik denk dat de foto vóór het eten is genomen. Van mijn middageten bij Beatrix is geen enkele foto, het zou zo zomaar niet gebeurd kunnen zijn. Ik zat tegenover Wim Pybes en de hofdame keek me steeds vorsend aan, ik werd erg zenuwachtig van haar. Bij het nieuwe huis hoort een tuin met twee vijvers. Als je de tuin in gaat, hoor je al een plons en als je steeds dichter bij de vijvers komt, is het er als een zwembad met vier duikplanken. Er wonen vreesachtige kikkers. Ik bezorg ze veel lichaamsbeweging, loop graag een rondje langs de twee vijvers. Tegen de tijd dat je weer op het beginpunt bent, springt de eerste kikker – die dapper op de keien is gekropen – al weer in het water.