Tallinn — Verkeren homo’s en niet-blanken in Estland in levensgevaar? Die gedachte zou de krantenlezer in Nederland kunnen bevangen na de berichtgeving over de opmerkelijke actie van Hare Majesteits buitengewoon en gevolmachtigd ambassadeur in de republiek Estland, Hans Glaubitz. Deze verklaarde in een aan vrienden geadresseerde, maar naar de Nederlandse pers gelekte brief dat zijn echtgenoot, het zwarte Cubaanse model Raúl García Lao, in zijn «lelieblanke» gastland geregeld met verbaal geweld wordt geconfronteerd: «Het is niet fijn om op straat regelmatig door dronken skinheads voor ‹nigger› te worden uitgescholden en onophoudelijk door iedereen te worden aangegaapt alsof je zojuist uit een ufo bent gestapt.»

De Estse pers verwijt Glaubitz dat hij geen concrete voorbeelden van wangedrag tegen zijn partner heeft aangevoerd. Het is zelfs niet duidelijk of er aangifte is gedaan. De Estse politie blinkt niet uit in geloofwaardigheid, maar aangifte is nodig om actie te kunnen ondernemen en het bewust verzuimen ervan zal door Estland als minachting voor zijn politieapparaat worden uitgelegd. Toomas Hendrik Ilves, europarlementariër, oud-ambassadeur in de VS en de gedoodverfde nieuwe president van Estland, sprak er zijn verwondering over uit dat een diplomaat «op zo’n volkomen onzinnige wijze zijn privé-leven tot een publieke en politieke zaak meent te moeten maken».

Conservatisme en bekrompenheid zijn Estland niet vreemd, waarbij racisme een groter probleem is dan homofobie. Een homo is beter af in Tallinn dan in Warschau of Moskou — de blanke mannelijke partner van een Canadese diplomaat alhier heeft nooit problemen ondervonden. De voormalige Oost-Europese arbeidersparadijzen zijn bijna vijftig jaar lang afgesneden geweest van de ingrijpende sociale processen die de Scandinavische landen, Nederland, de Bondsrepubliek of Frankrijk hebben doorgemaakt. Geen libertijns-anarchistische «1968-revolutie», geen immigratie uit niet-Europese landen, geen multiculturalisering. De voormalige sovjetsatellieten zijn nog maar net begonnen deze achterstand in te halen.

Glaubitz en zijn echtgenoot zijn hier pas sinds eind september 2005. Kan men zich in negen maanden een goed beeld van een land vormen? Groepjes «dronken skinheads» vormen in Tallinn inderdaad een plaag, maar enkel bij de historische Viru-poort en in het populaire winkelcentrum Viru Keskus. Hun ouders zijn werkloos of combineren verschillende banen om het hoofd boven water te houden. Zodoende hebben ze geen tijd om hun kroost op te voeden, dat op straat zwerft en vatbaar is voor militante denkbeelden en de verlokkingen van de alcohol. Naschoolse opvang en antiracismevoorlichting zetten hier waarschijnlijk meer zoden aan de dijk dan het lekken van een brief.