Strategisch zwijgen, daar zijn Turkse regeringen goed in. Meer dan een half jaar laten ze de Amerikanen nu al in onzekerheid over de vraag of VS-militairen vanuit Zuid-Oost-Turkije het aangrenzende Irak kunnen binnenvallen. Toestemming voor een troepenmacht van maximaal tachtigduizend, vroegen de Amerikanen. En de mogelijkheid, alstublieft, om grootscheepse bombardementen vanaf Turkse vliegbases te houden. Dat laatste verzoek, zo dacht de regering-Bush, was kat-in-het-bakkie. Turkije — nota bene Navo-partner — verlengt al meer dan tien jaar elke zes maanden de permissie om de basis Inçirlik te gebruiken voor Brits-Amerikaanse vluchten ter afdwinging van de noordelijke no fly-zone boven Irak. Die zone werd samen met een zuidelijke variant in 1991 in het leven geroepen door de Verenigde Naties, om Saddam Hoessein te beletten de Koerden in het noorden en de sji’ieten in het zuiden te verpulveren. Dat kon de Irakese dictator met gemak: zijn Republikeinse Garde was tijdens de Golfoorlog nauwelijks aangevallen.

Maar kat-in-het-bakkie bleek het bepaald niet. De Turkse regering zwijgt, en de Amerikanen vreten zich op van ergernis. Vorige week publiceerde The Washington Post een artikel waarin tal van Amerikaanse diplomaten hun gal spuwden. «We hebben de deur zo lang mogelijk voor ze open gehouden, vroegen zelfs wat ze nodig hadden om de drempel over te gaan. Maar het wordt moeilijker en moeilijker», verzuchtte een van hen. De Amerikanen hebben de Turkse steun hard nodig voor het openen van een tweede front. Als Turkije net als in 1991 meewerkt, kan Irak zowel vanuit het zuiden als vanuit het (Turkse) noorden worden aangevallen. Dat zou de oorlog aanzienlijk bekorten, menen Amerikaanse analisten. De generaals beginnen haast te krijgen: voor het gereedmaken van Turkse luchtmachtbases en het stationeren van Amerikaanse troepen is veel tijd nodig.

Maar de Turken doen het rustig aan. Ze lijken aan te sturen op een nieuwe resolutie van de Veiligheidsraad waarin geweld tegen Saddam Hoessein expliciet geëist wordt, voordat ze willen instemmen. Vóór 27 januari zijn ze hoe dan ook niet bereid actie te ondernemen. Op die datum moeten de VN-inspecteurs hun definitieve bevindingen in handen geven van de VN-Veiligheidsraad. De leider van de inspectiemissie, Hans Blix, stelde maandag nadrukkelijk dat hij meer tijd nodig had. Maar wordt die hem gegeven?

Nu de VS de druk opvoeren, doen Turkse politici het voorkomen alsof ze onheus worden bejegend door oppermachtige westerse bullebakken. Maar in feite zijn zij het zelf die al sinds 1991 een uiterst cynische Irak-politiek voeren. Turkije is als de dood dat Irak uiteenvalt na een Amerikaanse overwinning op Hoessein, en dat de Koerden in het noorden autonomie krijgen binnen een federaal Irak. Dat zou de Koerden in Zuid-Oost-Turkije opnieuw tot gewapende opstand kunnen bewegen, net nu de voormalige PKK en het Turkse leger na vijftien jaar bloedige burgeroorlog de strijd beslecht hebben.

Om verschillende redenen beschouwt Turkije Noord-Irak als essentieel achterland. In juli vorig jaar stelde toenmalig premier Bülent Ecevit enkele spijkerharde eisen aan de Amerikaanse onderminister van Defensie Paul Wolfowitz, eisen die moeten worden ingewilligd alvorens Turkije zijn luchtruim openstelt, laat staan bereid is na te denken over het stationeren van troepen. Allereerst: er komt geen Koerdische staat in Noord-Irak. Komt die er wel, dan is dat reden tot oorlog. Ten tweede: er komt financiële compensatie voor de schade die oorlog en embargo sinds 1991 aanrichtten. Ten derde: het bestuur van de olierijke Koerdische regio’s Mosoel en Kirkoek krijgt een aparte status.

Thijl Sunier, universitair docent antropologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, volgt de Turkse media nauwgezet en ziet de bezorgdheid over de mogelijke oorlog groeien. Twee weken geleden werd een belangrijke opiniepeiling in Turkije gehouden waaruit bleek dat meer dan tachtig procent van de bevolking mordicus tegen een Irakese oorlog was. Sunier: «Die afwijzende houding tegenover oorlog in Irak komt niet zozeer voort uit moslimsolidariteit, maar veeleer uit angst voor de praktische gevolgen van een oorlog. Vluchtelingen, geweld, ellende. Tijdens de campagne tegen Hoessein in 1991 heeft de Turkse economie een enorme dreun gekregen. Nu denken de mensen: we hebben toen meegewerkt aan de oorlog, en we zijn er veel slechter uit gekomen dan we erin gingen. Laten we ons er nu buiten houden.»

De Turkse economie leed enorme schade door de VN-boycot van Irak en door de oorlog zelf. Ooit was Turkije de grootste handelspartner van Irak, maar na de oorlog stortte de handel in, van 2,5 miljard dollar per jaar naar nog geen 122 miljoen. Dat was een van de oorzaken van de enorme crisis die Turkije in 2000 velde. De werkloosheid explodeerde en de lira kelderde als nooit tevoren. Slechts leningen van het IMF konden het land overeind houden. Er is sprake van een traag herstel, maar Turkije is nog altijd volledig afhankelijk van IMF-steun. En daarmee van Amerikaanse goodwill, want de VS hebben al enige malen het IMF overgehaald leningen aan Ankara te verstrekken.

Een nieuwe oorlog zou Turkije opnieuw een slordige tien miljard dollar kunnen gaan kosten. De regering-Bush probeert van het Congres toestemming te krijgen voor een hulppakket van veertien miljard dollar. Maar Turkije vindt dat niet genoeg. De Turkse minister van Economische Zaken meent, tot woede van Amerikaanse diplomaten, dat de totale schade honderd miljard dollar beloopt.

Zouden die diplomaten zich realiseren welke astronomische bedragen het Turkse leger verdient met de smokkel van Noord-Irakese olie? Rond Kirkoek en Mosoel bevinden zich enorme olievelden. Thijl Sunier: «Het gebied waarin Kirkoek en Mosoel liggen, behoorde vroeger tot het Ottomaanse Rijk. Toen er nog werd gevochten met de PKK liepen in de media het azen op olievelden en het controleren van Koerdisch gebied door elkaar. Er werd gezegd: pas op de olieaanvoer. En: het is een historische fout geweest die gebieden aan Irak te geven.»

Afgelopen zondag nog liet minister van Buitenlandse Zaken Yasar Yakis net iets te duidelijk doorschemeren dat Turkije historische claims heeft op Kirkoek en Mosoel. Dat kwam slecht uit, gezien de rondreis die de Turkse interim-premier Abdullah Gül langs staten in de regio maakte om te benadrukken dat Turkije geen imperialistische bedoelingen heeft. Overigens was het Gül zelf die eerder zei dat Atatürk, stichter van de Turkse Republiek, «zijn grootste fout ooit beging toen hij de olierijke provincie Mosoel aan de Britten gaf».

Vanaf 1991 vielen de Turken met de regelmaat van de klok Noord-Irak binnen. Nog voor de strijd in Irak goed en wel losbarstte, wilde de toenmalige premier Turgut Özal een permanente bezetting doorvoeren van Mosoel en Kirkoek, schrijft Bert Cornillie in Turkije en zijn Koerdische achtertuin, een nauwgezet hoofdstuk uit de onlangs verschenen bundel In de schaduw van Saddam: Het Koerdische experiment in Irak. Özal werd tegengehouden door de Turkse generaals, die inzagen dat dat een brug te ver was. Sinds die tijd voert Turkije in Noord-Irak een politiek van verdeel-en-heers. De Turkse invasies hielden het geweld nodeloos in stand en droegen bij aan de enorme armoede. Vele duizenden Koerden vonden de dood of werden verdreven.

De Turken speelden hun machtsstratego volgens negentiende-eeuwse regels. Ze verjoegen de hulporganisaties, manipuleerden de VN, speelden de Koerdische facties van de machtbeluste KDP en PUK tegen elkaar uit en werkten zelfs samen met het Irakese leger, tot grote frustratie van de VS. Maar, al even cynisch: de Amerikanen gedoogden het Turkse machtsspel, omdat ze het strategisch gelegen Turkije te vriend wilden houden.

Volgens Bulent Aliriza, directeur van het Turkey Project van het in Washington gestationeerde Center for Strategic and International Studies, zal Turkije uiteindelijk moeten inbinden. Aliriza: «Turkije is afhankelijk van Amerikaanse economische steun. Zeker nu het land pas na 2004 kan toetreden tot de Europese Unie.» Volgens Aliriza — en Sunier valt hem daarin bij — is er geen andere optie voor Turkije dan de «westerse optie». In 1991, toen de Sovjet-Unie uiteenviel, leek Turkije ook andere mogelijk heden te hebben: een strategische rol in Centraal-Azië, of een voortrekker in het Arabisch-dictatoriale Midden-Oosten als seculiere democratie naar westers model. Sunier: «Toen de grenzen met de voormalige sovjetrepublieken opengingen, vertrokken daar hele busladingen Turkse journalisten naartoe om de culturele verbondenheid met de volkeren daar uit te dragen. Hier stond iets groots te gebeuren. Maar die euforie is voorbij. Er is niets van terecht gekomen; Centraal-Azië heeft niks te bieden.»

«Ook als de Irakese kwestie niet speelde, zou duidelijk zijn geworden dat de verhouding van de VS en Turkije opnieuw gedefinieerd dient te worden», meent Bulent Aliriza. Tijdens de Koude Oorlog was de Turkse rol duidelijk — een Navo-land dat grensde aan het sovjetrijk. Nu ligt dat ingewikkelder. In Noord-Irak lopen de belangen uiteen. Turkije is gebaat bij een verdeel-en-heers-politiek, waar de VS juist de steun zoeken van een verenigd Koerdisch front in de strijd tegen Hoessein. Aliriza: «De tegenstellingen zijn zo groot dat een noordelijk front vanuit Turkije voor de VS misschien te laat komt. Maar Turkije zal tóch iets moeten doen. Als het nog jaren buiten de EU blijft, heeft het land Amerikaanse steun hard nodig.»

Intussen speelt de zwijgzame Turkse regering haar strategische spel, volgens oude regels van verdeel-en-heers. Dit weekend werden 150 Amerikaanse militairen toegelaten die komen onderzoeken of vliegbases benut kunnen worden door de VS. Maar over de openstelling van het luchtruim en het stationeren van Amerikaanse troepen vanuit Ankara geen woord. Wel werd een handelsmissie op poten gezet: naar Bagdad. En onlangs werd duidelijk dat Turkse troepen opnieuw posities hebben ingenomen in Noord-Irak. Om vluchtelingenstromen te voorkomen, luidt de officiële verklaring.