Een van hen roept via een luidsprekerinstallatie: ‘We waarderen jullie steun, maar géén slogans, géén spandoeken, géén applaus!’

De vrouwen staan in Turkije bekend als de Zaterdagmoeders, een groep die in 1995 begon met stille sit-ins om aandacht te vragen voor het lot van hun vermiste zonen en echtgenoten. Die verdwenen in de jaren tachtig en vooral de jaren negentig, vaak nadat ze door Turkse veiligheidsdiensten waren opgepakt.

Dat gebeurde vooral in het Koerdische zuidoosten van het land, waar de oorlog tussen de pkk en het Turkse leger op haar vuilst was. pkk-sympathisanten werden opgepakt, en ook andere activisten, journalisten, advocaten en burgers.

Niet veel later moesten de Zaterdagmoeders hun wekelijkse protesten staken vanwege politiegeweld tegen de groep zelf. Maar in 2006 pakten ze de draad weer op. Afgelopen zaterdag kwamen ze voor de vijfhonderdste keer bijeen. Het aantal sympathisanten is overweldigend: het plein is bij lange na niet groot genoeg, de beroemde Istiklalstraat waar het plein aan ligt raakt geblokkeerd. De oproerpolitie die een eindje verderop een oogje in het zeil houdt, komt niet in actie.

De Zaterdagmoeders zijn al lang niet meer alleen moeders. Er zitten broers en zussen van verdwenenen bij, vaders, en dochters en zonen, twintigers vaak die hun vader niet of nauwelijks hebben gekend. Ahmet Cihan zit in de voorste rij met een portret van zijn broer Süleyman, verdwenen in 1980. Hij zegt: ‘Mijn broer verdween, en na 65 dagen zoeken vonden we zijn lichaam terug in een massagraf. We weten nog altijd niet hoe hij is vermoord, en door wie. Daarom kom ik hier elke zaterdag. Voor hem, en voor anderen die zijn verdwenen.’

Velen vonden de resten van hun geliefden nooit terug. De afgelopen jaren is wel veel meer duidelijk geworden over de achtergronden van de politieke moorden. De daders werkten vaak voor Jitem, de illegale doodseskaders van het Turkse leger. Dat er geen vervolging plaatsvindt, toont volgens de demonstranten hoe weinig Turkije veranderd is. Een woordvoerder: ‘Openbaar aanklagers doen soms onderzoek naar de moorden, maar processen volgen er vrijwel nooit. De aanklagers worden onder druk gezet door de staat, die niet wil dat de waarheid boven tafel komt.’