1.

Op 14 januari van dit jaar zingt juf Ank – ontblote tanden, verkrampt gezicht – voor het eerst haar iconische ‘Hallo allemaal/ wat fijn dat je er bent/ Ben je voor het eerst hier/ of ben je al bekend?’

Daarna buigt ze zich naar een nieuwe leerlinge, een meisje van Aziatische komaf. ‘Konnichiwa – you Lianne, me juf Ank.’ Haar adoptievader corrigeert haar, het is Rianne. ‘En ze spreekt gewoon Nederlands.’ Waarop juf Ank weer in haar mapje kijkt, en opmerkt dat Rianne niet één maar twee adoptievaders heeft. Met opgetrokken wenkbrauw zegt de juf: ‘Geeft toch niks.’

Later, tijdens een ouderbijeenkomst, komt een zwarte man de klas binnen lopen. Juf Ank wuift hem weg – ‘Thirty minutes, then you can clean the classroom’ – waarop de man naast de adoptievader gaat zitten. Het is niet de schoonmaker, maar de andere vader.

Daarmee was De luizenmoeder wel zo’n beetje geland. Naar de eerste aflevering keken 750.000 mensen, naar de tweede 1,4 miljoen, naar de derde 2,4 miljoen, naar de vierde 3,5 miljoen – een record voor npo 3. In de vijfde aflevering introduceerde het schoolhoofd Anton ‘Winterklaas’, de zelfbedachte politiek correcte oplossing waarmee het Zwarte-Pietdebat omzeild kon worden. In plaats van Pieten heeft Winterklaas ijsberen. ‘Hier halen we DWDD wel mee.’ Als vervolgens de zwarte adoptieouder zich meldt als vrijwilliger krijgt hij te horen dat hij niet mag: ‘Op de noordpool zitten geen bruine beren.’

NRC bestempelde De luizenmoeder als een ‘incorrecte verademing’, terwijl AD-tv-recensente Angela de Jong schreef dat dit het soort tv was waar ‘Sylvana Simons rode vlekken van krijgt en types als Sunny Bergman het apezuur’. Maar in werkelijkheid klommen geen anti-racisme-activisten in de pen, er verschenen geen boze stukken in de opiniekaternen of op de progressieve blogs. De enige echt boze blog die de serie opleverde draaide erom dat De luizenmoeder basisschoolleraren zo dommig afbeeldde – en was dat geen beroepsgroep waarvan de werkdruk alleen maar toenam, en de salarissen alleen maar achteruit gingen?

2.

In de week dat De luizenmoeder haar eerste kijkcijferrecord breekt, zet René van der Gijp bij Voetbal Inside een pruik op zijn hoofd. Hij wordt heel serieus ingeleid door Johan Derksen. Die zegt dat we allemaal even naar Gijp moeten luisteren, dat hij een serieuze mededeling heeft. Gijp richt zich tot presentator Wilfred Genee: ‘Ja, ik wil het niet groter maken als (sic) dat het is Wilfred, maar ik wil verder als Renate.’ Johan Derksen en tafelgast Jan Boskamp lachen niet alleen, ze huilen van het lachen, rood aangelopen koppen, handen voor het gezicht.

Eerder die week heeft de Vlaamse vtm-journalist Boudewijn Van Spilbeeck bekendgemaakt dat hij in transitie is, en voortaan door het leven wil gaan als Bo van Spilbeeck. Al vijftig jaar voelt hij zich niet thuis in het lichaam van een man, en nu, na lang erover gepraat te hebben met zijn gezin, durft hij eindelijk te zijn wie hij echt is. Alle tv-programma’s in Vlaanderen praten erover, zelf schuift Van Spilbeeck bij De wereld draait door aan tafel. De reacties zijn overweldigend positief: wat dapper dat zo’n bekende persoonlijkheid zo’n stap durft te zetten. Good for him.

Als Voetbal Inside van de reclame terugkomt heeft Gijp een gekleurde blouse aan en een platinablonde pruik opgezet. Derksen wil nog even op Van Spilbeeck terugkomen. Dit is best een serieus onderwerp, dat begrijp ik wel, zegt hij. Maar hij heeft zich gestoord aan alle loftuitingen aan het adres van Van Spilbeeck. ‘Iedere gek heeft zijn gebrek’, zegt hij, en: ‘We moeten ook niet net doen alsof het normaal is.’

Nu klimmen de activisten wél in de pen, in columns, in boze opiniestukken. d66 eist excuses van VI, Transgendernetwerk Nederland en coc roepen sponsors van VI op zich terug te trekken – een oproep waar de pvda en GroenLinks zich achter scharen. Zelfs de zender van VI, rtl, zegt de grap niet gepast te vinden.

In de dynamiek, die inmiddels volkomen gestandaardiseerd is, levert een mediarel als deze twee mogelijke uitkomsten op: 1) de beschuldigde biedt zijn excuses aan en zegt dat, hé joh, hij het helemaal niet zo bedoelde, of 2) de beschuldigde gaat vol op het orgel, zegt dat er zoiets als vrijheid van meningsuiting bestaat en dat Nederland niet te harden is door de politieke correctheid. Gijp en Derksen kiezen voor optie twee. Gijp laat weten dat zijn rtl-contract over drie maanden verloopt, en dat hij zijn kijkcijfers net zo lief ergens anders mee naartoe neemt. Derksen draait het om. Niet Van Spilbeeck is dapper, maar hijzelf: ‘Hij verkleedt zich als vrouw en gaat zo de hond uitlaten. Tjongejonge, wat dapper. Nu de talkshowtafels overspoeld worden door hypocriete mannen en vrouwen die Nederland vertellen wat we wel en niet mogen zeggen, is een grap over een transgender minstens net zo dapper.’

In het umfeld van Voetbal Inside wordt er nog een ander argument ter tafel gebracht om aan te tonen dat de mannen het zo slecht niet bedoelen. Angela de Jong, Beau van Erven Dorens én Hugo Borst komen ermee, die laatste in zijn AD-column: ‘We leven in verwarrende tijden. De luizenmoeder scoort astronomische kijkcijfers. De acteurs van de comedy op npo 3 mogen wel politiek incorrecte grappen maken, de plaaggeest Gijp en de provocateur Derksen niet, die verdienen een beroepsverbod.’

3.

Over verwarrende tijden gesproken: terwijl Nederland zich gefrustreerd druk maakt om Voetbal Inside verschijnt in Canada Jordan B. Petersons 12 Rules for Life in de boekhandel, met de ondertitel ‘An Antidote to Chaos’. Sinds de publicatie, op 23 januari, staat het op de derde plek van Amazons lijst best verkopende boeken van 2018.

Op plek één staat de explosieve Trump-onthulling Fire and Fury van Michael Wolff, op plek twee staat het kinderboek A Day in the Life of Marlon Bundo, over een konijntje dat helemaal homo is op een ander konijntje, geschreven door Jill Swiss en getekend door E.G. Keller. Samen zegt die top-drie zo’n beetje alles over de politieke cultuur van het moment: een boek vol onthullingen over een presidentschap dat draait op narcisme, corruptie en toxic masculinity, een lief gay kinderboek met een boodschap van tolerantie en respect, en een boek dat mannen vertelt dat ze mannen moeten zijn, sterk en onbuigzaam in een wereld die wil dat ze plaatsmaken.

Het is altijd super als een man uitlegt wat vrouwen willen. Waar vrouwen volgens Peterson naar verlangen, is de onderliggende partij zijn

Om de Canadees Jordan B. Peterson (1962) te hebben zien aankomen, had je heel goed moeten opletten. Hij gaf als klinisch psycholoog les, eerst op Harvard en daarna aan de Universiteit van Toronto, en publiceerde negentien jaar geleden zijn enige andere boek, het weinig opgemerkte Maps and Meaning. Daarna raakte hij actief op webfora en begon video’s op YouTube te zetten. In die video’s had hij het over alles – over de klassieke mythen, negentiende-eeuwse westerse filosofen, kunst, literatuur, Disney-films, maar vooral over de invloeden van en in de bijbel. Vanuit de bijbel waaierde hij uit naar andere thema’s: betekenis zoeken, opoffering, zelfrespect.

Op een ik-draai-er-niet-omheen-knul-toon sprak hij een steeds groter wordende groep kijkers toe over het leven. En het leven is hard, het is lijden, we moeten niet denken dat iedereen aardig, tolerant, meegaand, conflict vermijdend mag zijn. Trap niet in de progressieve ideologieën dat we alles met elkaar kunnen delen. De wereld bestaat uit een verzameling competitieve hiërarchische systemen, en je moet je rug rechten en je mouwen oprollen om status, geld en liefde te verwerven.

In 12 Rules for Life borduurt hij hierop verder. Het leven is verdeeld in twee mogelijkheden, zegt hij. In orde en in chaos. Orde is verkend terrein: ‘Dat is de honderden miljoenen jaren oude hiërarchie van plaats, status en autoriteit. (…) Orde is stam, religie, haard, huis en land. Het is de warme geborgen huiskamer waar de haard brandt en de kinderen spelen. Het is de vlag van de natie. Het is de waarde van de valuta. Orde is de vloer onder je voeten en je plannen voor de dag. Het is de grootsheid van traditie, de rijen schoolbanken in het klaslokaal, de treinen die op tijd rijden, de kalender en de klok.’ En, zegt hij herhaaldelijk, orde is mannelijk.

Chaos daarentegen is vrouwelijk, irrationeel, onvoorspelbaar: ‘Chaos is wat zich, eeuwig en ongelimiteerd, uitstrekt voorbij de grenzen van alle staten, alle ideeën en alle disciplines. Het is de buitenlander, de vreemdeling, het lid van een andere bende, het geruis in de struiken ’s nachts, het monster onder het bed, de ingehouden woede van je moeder, en de ziekte van je kind. Chaos is de vertwijfeling en de ontzetting die je voelt als je schandelijk verraden bent. Het is de plaats waar je terechtkomt als je wereld instort; als je dromen verdampen, je carrière een knauw krijgt of je huwelijk op de klippen loopt. Het is de onderwereld van sprookjes en mythen, waar de draak en het goud dat hij eeuwig bewaakt naast elkaar bestaan.’

Die chaos neemt toe, door ons eigen toedoen, schrijft Peterson. Sinds het moment dat Nietzsche God dood verklaarde zijn we ons morele kompas verloren, het onderscheid tussen mannelijk en vrouwelijk verdwijnt de laatste veertig jaar zienderogen, waarheden die millennia onze normen bepaalden worden weggerelativeerd. De millennials die zich nu inschrijven bij geesteswetenschappen om de beste boeken ooit geschreven te mogen lezen, krijgen niets van de morele waarden van die boeken mee; in plaats daarvan krijgen ze ideologische identitaire aanvallen op de teksten. Peterson beschrijft dat hij op een congres een hoogleraar een groep studenten hoort vertellen dat hij en zijn vrouw – gezien de staat van de planeet – bewust maar één kind hebben genomen, en dat zij moeten overwegen hetzelfde te doen, als ze zichzelf als ethische wezens beschouwen. Peterson vindt het exemplarisch voor de ‘anti-humane’ intellectuele elite: die wil dat je je schaamt dat je bestaat, en dan vooral als je een man bent.

Daarmee is meteen duidelijk wat de doelgroep van Peterson is: jonge mannen die op school en op het werk voorbij worden gestreefd door vrouwen en door minderheden. Ze voelen zich vernederd, overbodig, ze worstelen met fluïditeit en relativisme, missen een autoriteit, leidende (vader)figuren, en zoeken naar iets dat betekenis geeft.

En dus heeft Peterson twaalf regels opgesteld. Hij begint met de kreeft. Als een kreeft een gevecht met een andere kreeft heeft verloren, en bijvoorbeeld een voelspriet is kwijtgeraakt, dan verandert zijn fysionomie. Hij wordt banger, kleiner, zijn hersenen krimpen zelfs. Zo komt hij bij zijn eerste regel: wat er ook gebeurt, als je niet wilt dat je hersens krimpen: loop rechtop, schouders naar achteren.

4.

Het motto van rtl 7, de zender waarop Voetbal Inside wordt uitgezonden, is ‘Meer voor mannen’ en dat maakt het programma waar. Aan tafel zit een groepje witte mannen die eruitzien als types die, mocht je ze uitnodigen op je barbecue, hun eigen emmertjes satésaus meenemen. Ze hebben het over dat weekend gespeelde voetbalwedstrijden, maar hebben het net zo makkelijk over politiek of het Songfestival. VI is een programma, zoals tv-recensent Frank Heinen eens opmerkte, ‘voor mensen die Studio Voetbal te intellectueel vinden’. In plaats van technische analyses van wedstrijden heeft het programma (ook omdat het de rechten op de sportbeelden niet heeft) een meer borrelpraatachtig gehalte.

Die borrelpraat is het unique selling point, én het permanente verdedigingsmechanisme. Met elke rel die het programma creëert – bijvoorbeeld als Gijp homo’s wegzet als kappers, of wanneer Derksen Sylvana Simons met een aap vergelijkt – wordt er met het excuus geschermd dat het programma het televisie-equivalent is van een ‘man cave’, waar mannen mannen mogen zijn, dat het niet serieus is bedoeld. Nu zullen ze zelf dat excuus niet geven: het zijn kreeften. Ze voldoen precies aan de mantra van Jordan Peterson: zit rechtop, met je schouders breed en schaam je niet voor wie je bent. Een term die nog wel eens valt is ‘atavistische mannelijkheid’: een ouderwetse mannelijkheid die onaangetast is door moderne mores, plat en onbeholpen.

Je kunt je afvragen hoe onbeholpen het is. Hoewel het programma chaotisch lijkt, zijn de tafelgasten vakkundig op elkaar ingespeeld. In zijn boek De wereld volgens Gijp schrijft Michel van Egmond dat Gijp in het echt een stuk minder hard om zijn eigen grappen lacht dan op tv. In Van Egmonds andere bestseller, Topshow, blijkt dat de jovialiteit aan tafel ophoudt als de camera’s uit gaan. Door de jaren heen konden de vaste krachten elkaars bloed drinken. Vanuit hun dikke auto’s maakten ze fuck you-gebaren naar elkaar in de parkeergarage.

In de rolverdeling is Derksen duidelijk de meest dominante figuur, maar hij is niet de reden dat er twee keer per week zo’n zevenhonderdduizend kijkers op VI afstemmen. Dat blijft Gijp. Hij is het grappigst, het meest flamboyant – en met afstand het meest tragisch. Als profvoetballer (rechtsbuiten) speelde hij vijftien keer in Oranje, al is de communis opinio dat hij veel meer uit zijn talent had kunnen halen als hij serieuzer was geweest. Van Egmonds Gijp (2012) gaat heel erg over zijn verschillende burn-outs: het kreeg de NS Publieksprijs en werd zo’n bestseller dat het, in de woorden van Gijp, ook werd gelezen ‘door mensen die normaal gesproken de menukaart van de shoarmazaak al een hele opgave vonden’. De wereld volgens Gijp (2016) gaat over hoe hij zijn leven bij elkaar probeert te houden als volkomen onverwacht de moeder van zijn zoon overlijdt.

Op een bepaalde manier zijn die boeken best ontroerend, omdat ze bijna te openhartig een beeld schetsen van een man die op de vlucht lijkt voor zijn eigen leven. Gijp leeft vooral ’s nachts, alleen, in een vlekkeloos huis, waarin hij tot in de ochtend oude beelden van sporters terugkijkt, of drie keer achter elkaar dezelfde aflevering van De wereld draait door. Hij mijdt zo veel mogelijk prikkels, zegt hij, en als hij dan toch wat prikkels wil, kijkt hij naar talkshows, om de prikkelingen van vreemden te krijgen. ‘Ik ben erg ontvankelijk voor de emoties van anderen.’

5.

Voor veel van wat Peterson zegt valt iets te zeggen. Ja, rechtop lopen kan geen kwaad. Jezelf behandelen als iemand voor wiens zorg je verantwoordelijk bent (regel 2) is een goede tip, net als het idee dat je beter alleen vriendschappen kunt sluiten met mensen die het beste met je voor hebben (regel 3) en dat je pas kritiek op de wereld mag hebben wanneer je je eigen huis op orde hebt (regel 5).

Peterson maakt zich er zorgen over dat (masculiene) kracht, dominantie, willen winnen steeds meer gezien worden als ondeugden, en we te veel opkijken naar (feminiene) empathie. Toch betekent dit in combinatie met zijn irritatie over identiteitsdenkers en cultuurrelativisten niet dat hij de weg plaveit voor leiders als Trump. Zoals hij het ziet maken figuren als Trump juist geen kans bij mensen die volgens zijn regels leven: ‘Als zachtheid en onschuld de enige bewust acceptabele deugden worden, dan zullen hardheid en dominantie een onbewuste fascinatie gaan uitoefenen. Wat dit voor de toekomst betekent is dat mannen die te hard geprest worden om te feminiseren steeds meer belangstelling zullen gaan krijgen voor hardvochtige, fascistische politieke ideologieën.’

Voetbal Inside laat een mannelijkheid zien die zich op geen enkele manier veilig voelt in de tijd en daarom zo naargeestig van zich af trapt

De ironie is natuurlijk dat Peterson zelf nogal in handen is gevallen van behoorlijk tot extreem-rechts. Lees de lyrische comments onder zijn YouTube-video’s en de haat naar alles wat progressief, vrouw, moslim of Justin Trudeau is walmt je kamer in. In januari was hij nota bene in Rijswijk te gast bij De Nederlandse Leeuw, een redelijk hardvochtig rechts clubje.

Er zitten meerdere ironieën in zijn onderneming. Bijvoorbeeld dat hij keer op keer zegt dat je geen slachtoffer moet zijn, maar continu de man als een slachtoffer opvoert. Het is niet eerlijk, schrijft hij. Als een vrouw van andere vrouwen wint – op kantoor of op de universiteit – wordt ze bewonderd. Als een vrouw van mannen wint wordt ze dubbel bewonderd. Als een man van vrouwen wint is hij een bruut. En zo is er een scheur ontstaan tussen onze natuur en onze cultuur: we leren onze jongens netter te zijn, vriendelijker, minder agressief, minder fysiek dominant, we dwingen jongens meisjes te worden. Maar: ‘Als vrouwen gezond zijn willen ze geen jongens. Ze willen mannen, ze willen iemand die ze partij kunnen geven, iemand met wie ze zich kunnen meten. Als ze zelf flink zijn, willen ze iemand die flinker is. Als ze slim zijn, willen ze een slimmere.’

Natuurlijk is het altijd super als een man uitlegt wat vrouwen willen. Waar vrouwen naar verlangen, impliceert Peterson keer op keer, is de onderliggende partij zijn. Het patriarchaat functioneerde daarom ook zo goed, in zijn redenatie: elke cultuur of samenleving is een hiërarchie en elke hiërarchie kent winnaars en verliezers. Doordat vrouwen fysiek zwakker zijn, zouden ze eerder verliezen en dus zorgde het patriarchaat – héél nobel – ervoor dat vrouwen niet hoefden mee te concurreren. Graag gedaan.

Hoewel hij schoorvoetend toegeeft dat een patriarchaat ook onderdrukkend kan werken, zegt hij dat macht uiteindelijk irrelevant is: ‘In samenlevingen die goed functioneren (…) is bekwaamheid, niet macht, het belangrijkste element dat status bepaalt. Bekwaamheid. Vaardigheid. Vakkundigheid. Niet macht. Dat is zowel uit de verhalen als feitelijk gezien evident. Niemand met een hersentumor is gelijkmoedig genoeg om de diensten van de hoogst opgeleide, meest vermaarde en misschien best verdienende chirurg af te wijzen.’

Natuurlijk, zeg je dan, vrolijk meritocratisch. Laat vaardigheid het beslissen. Geef mij die vermaarde chirurg maar. Alleen die verhalen en anekdotes laat hij achterwege. Net als welke goed functionerende samenleving hij precies bedoelt – bedoelt hij Canada? De VS? Nederland? Speelt macht in die landen dan geen rol? Zou iemand als, bijvoorbeeld, Thomas Piketty hem niet feitelijk kunnen uitleggen dat wie rijk wordt geboren een aanzienlijk grotere kans heeft nog rijker te worden en zo naar betere scholen kan gaan, en dus makkelijker chirurg wordt? Zou iemand als, bijvoorbeeld, James Baldwin hem erop wijzen dat je huidskleur kan bepalen of je wel of niet het voordeel van de twijfel krijgt van politieagenten, van woningbouwcorporaties, van toelatingscommissies van universiteiten? Zou iemand als, bijvoorbeeld, Simone de Beauvoir hem niet kunnen overtuigen dat er van jongens en mannen iets anders wordt verwacht dan van meisjes en vrouwen, of dat vrouwen juist heel graag willen mee concurreren? Zou iemand als, bijvoorbeeld, Yuval Noah Harari hem duidelijk kunnen maken dat fysieke kracht niet meer relevant is in de 21ste eeuw?

Maar Piketty, Baldwin, De Beauvoir én Harari ontbreken in zijn literatuurlijst. De grootste ironie is zo dat Peterson maar blijft benadrukken dat je je geen illusies over de wereld moet maken – terwijl hij zelf alle bestaande politieke machtsstructuren over het hoofd ziet.

Johan Derksen reageert op de ophef in Vandaag Inside, 28 april 2022 © Screenshot Youtube

6.

Een theorie: je kunt het niet over mannelijkheid hebben zonder die te problematiseren. Als je aan John Wayne zou hebben gevraagd wat het betekent om een man te zijn, zou hij zijn schouders hebben opgehaald. De kracht ervan zit in de vanzelfsprekendheid. Op het moment dat je erover nadenkt, breng je het terug tot iets dat eindig is, en perk je dus de kracht in.

In die zin is het een misvatting om te denken dat Peterson de atavistische mannelijkheid kan terugveroveren op de maatschappij. Als er eenmaal cultuur is geweest, kan er nooit meer natuur zijn, zei Adorno. Het zal nooit meer vanzelfsprekend zijn.

Een theorie over Voetbal Inside: we zijn geneigd de mannen aan tafel te zien als leden van een oudere generatie, die in een man cave leven waar de tijd stilstaat. Maar als je de boeken over Gijp leest, lees je over een sentimentele man, geenszins de rechtop lopende kreeft die Peterson idealiseert. Het is ook geen ouderwetse man. Wat Voetbal Inside laat zien is juist een extreem moderne mannelijkheid, namelijk eentje die ingeperkt wordt, die voorbijgestreefd wordt, eentje die zich op geen enkele manier veilig voelt in de tijd en daarom zo naargeestig van zich af trapt.

Als je de grappen van De luizenmoeder naast die over Bo van Spilbeeck legt, zie je twee verschillende dynamieken: die van De luizenmoeder draaien niet om het foute plezier van racistische grappen, maar om de sociale krampachtigheid van de hoofdpersonen. Voor elk stereotype dat de serie opvoert, maakt ze in feite direct excuses, want de grap gaat altijd ten koste van het personage dat iemand stereotypeert. Je lacht niet om de adoptievader, maar om juf Ank. Je lacht niet om Zwarte Piet, maar om het schoolhoofd.

De controversieelste grappen die de mannen van Voetbal Inside maken zijn daarentegen nooit gericht op henzelf, maar op Bo van Spilbeeck – of op Sylvana Simons, of homo’s, of Marokkaanse Nederlanders. Het zijn defensieve grappen, grappen die van zich af trappen. Zoals Peterson zich niet links of rechts laat vangen, zou je ook moeilijk raden wat iemand als Gijp zou stemmen. Misschien moet je hem niet eens conservatief noemen – in de zin dat een conservatief een bepaalde wereld voor ogen heeft. In zijn boek over de opkomst van conservatief Amerika, Nixonland, schreef Richard Perlstein dat je sommige politieke ontwikkelingen niet politicologisch moet willen uitleggen, en snapten sommige politici juist dat hun kiezers zaten te wachten op iemand die inspeelde op ‘the nameless dread, the urge to make it all go away; to make the world placid again, not a cacophonous mess’.

Dat is wat de narrige mannen aan tafel bij Voetbal Inside boven alles uitstralen: hou op met al die prikkels. Laat ons met rust. Laat de wereld hier alsjeblieft niet binnen komen. We kunnen de veranderingen niet aan.

Wat is er moderner – en tragischer – dan dat?


De citaten komen uit de Nederlandse uitgave van 12 Rules for Life, die 20 april verschijnt (vertaald door Ton Heuvelmans, Mario Molegraaf, Rob van Moppes, Susan Ridder en Theo Schoemaker; Prometheus, 496 blz., € 19,99)