Een meisje in mooiste matrozenjurk springt op uit een armstoel, gaat voor de schoorsteenmantel staan en zegt in de tongval der rijksten een wensje in de camera. Haar vader is als soldaat opgeroepen. «En nu hoop ik voor mijn moesje dat hij terugkomt, maar/ ik wens dat voor het hele leger, zonder dat het strijden moet/ ‹Als die wens vervuld mocht worden›, zegt u allen tot elkaar/ ‹dan wordt 1940 een echt gelukkig nieuwejaar.›»
Die scène sluit de nieuwste (derde) special van Andere tijden, dit keer over de jaren dertig af. De ondertitel van het programma, Tussen hoop en vrees, is er prachtig in vervat. Wij van vandaag weten hoe naïef de mensen van gisteren waren: nog 130 nachtjes slapen en ZE kwamen.
Dikke kans dat «paatje» (eerder officier dan soldaat trouwens) het overleefde. Zoals ook de mijne, die ’s nachts op wacht bij vliegveld Bergen een griezelig geluid hoorde: zijn eigen geweerkolf, tikkend tegen de metalen afrastering door zijn van angst trillende lichaam. Menselijk, normaal, wellicht Hollands en een piepkleine illustratie van de toch al volstrekt kansloze situatie van het Nederlandse leger.
Maar daarover ging het in de eerste Andere tijden-special (recent herhaald) over de oorlog, waarvan ik aanneem dat menige lezer hem op band of schijf bewaart. Net als de verrassende tweede over de jaren vijftig (in kleur!). Neem 4 juni ook deze prachtige verzameling archiefbeelden, door Godfried van Run tot betekenisvol geschiedverhaal geknipt en geplakt, op. Niet alleen omdat de onvolprezen research van Gerard Nijssen naast bekendere beelden verrassend nieuw materiaal oplevert, maar ook omdat de veelheid van fragmenten en het vaak hoge tempo het onmogelijk maken de volledige rijkdom van informatie op te nemen. Bij de afsluitende nieuwjaarswens concentreer je je op wat het kind zegt. Bij herzien wordt de scène ook precieze bron van kennis over mode, smaak en interieur van de gegoede burgerij van 65 jaar geleden.
En altijd weer die dubbele constatering over «vroeger». Enerzijds: geschiedenis is als een ver, vreemd land – ze doen de dingen anders daar. Anderzijds: ze lijken nét mensen. Ondanks andere uitdossing, taalgebruik, tongval, lichaamshouding zijn ze dan wel geen tijd-, ze zijn wel lotgenoten en er is minstens zoveel dat bindt als dat scheidt. Open deur, jawel, maar deuren die altijd open staan zien we niet meer, tot iemand ze aanwijst. Mij verging dat zo door deze documentaire. Ook al omdat (mijn enige kritiekpunt) in het persbericht wordt benadrukt dat het wel de Crisisjaren betreft, maar dat Andere tijden zal aantonen dat «het niet alleen maar ellende was dat de klok sloeg». Dat vind ik nou een open deur die niet aangewezen hoeft te worden. Het leven ging door heet nota bene hun oorlogsspecial. Dat kon iedereen weten, maar van de jaren dertig lijkt het me helemaal bekend.
Trouwens, op alle vulkanen wordt gedanst. Door rijk maar ook door arm. Diezelfde (aanstaande) vader van me was werkloos; mijn komende moeder dienstmeid. Zie ze op een foto liggen in een hooiberg op een zonnige dag rond 1935. Daar en toen gelukkig – het is niet anders.