Het nieuwe boek van dichter en romancier Ilja Leonard Pfeijffer heet Harde feiten, 100 romans. Op de achterflap staat vermeld dat Pfeijffer ‘in alle afzondering bezig is geweest met een geheim project, dat is geboren uit een strenge formele beperking. Hij heeft romans geschreven die stuk voor stuk niet langer mochten zijn dan vijfhonderd woorden (…) volwaardige vertellingen met een kop en een staart.’
Geheel in lijn met de eigen persoonsmystificatie die hij in zijn werk zo graag in stand houdt, doet Pfeijffer het voorkomen alsof hij aan een serie V2-raketten heeft gewerkt. Zoals een andere recensent al eens opmerkte: Ilja Leonard Pfeijffer heeft een heel serieuze status verworven door heel onserieuze boeken te schrijven. Zijn romans Het ware leven (2006) en Het grote baggerboek (2004) zijn daar goede voorbeelden van. Maar hun grote waarde was dat hoe onserieus ze ook leken, ze bloedserieus waren - je kunt ze zien als verliteratuurde versies van de boeken van Herman Brusselmans, hard, geestig en boordevol spelletjes met taal en lowbrow en highbrow kunst.
Zodoende zijn de honderd romans, voor de prijs van één, een interessant project. In de ideale situatie kan het een literaire staalkaart zijn van een schrijver. Honderd visitekaartjes. Je leert de obsessies en de paradepaardjes van de auteur kennen.
Je zou het zelfs als een statement kunnen opvatten, het is immers de perfecte gelegenheid om de diversiteit van proza te tonen, een beetje à la Raymond Queneau, die eind jaren veertig Exercises de style uitbracht, met 99 verschillende beschrijvingen van hetzelfde voorval in een tram.
Dave Eggers bracht een paar jaar terug een boekje uit met short short stories, korte korte verhalen. Ze zullen ook nog geen vijfhonderd woorden lang zijn geweest, maar in elk fragment kwam een personage tot leven. Het verhaal She Waits, Seething, Blooming behoort tot het beste werk van Eggers, over een moeder die op haar zoon wacht en zich erop verheugt om boos op hem te kunnen worden als hij ‘s avonds later dan afgesproken thuiskomt.
Maar Pfeijffer zit nauwelijks op zulke effecten te wachten, blijkbaar. Je vraagt je af of hij deze keer de onserieusheid wel serieus heeft genomen. Want Harde feiten komt als staalkaart niet uit de verf. En om met die metafoor verder te gaan: als je tien kleuren verf door elkaar roert, krijg je geen regenboog maar zompig grijs. De 'romans’ zijn mopjes, anekdotes, korte scènes, maar nergens lijkt de auteur echt geïnteresseerd te zijn. Neem het volgende verhaal als voorbeeld, getiteld Koffiedrinken met Job:
‘Ik had dus een vriend, op zich keurig, die op de wallen woonde. Moet je je voorstellen. Job Lisman. Die jongen had dus elke ochtend als hij wakker werd uitzicht op zo'n hoer en als hij ’s avonds thuiskwam, zat ze er nog. Hij placht dan vriendelijk te groeten.
Op een ochtend had hij zoiets van, oké, ik spreek haar aan. “Buurvrouw”, zei hij. Zij had een lichaam van albast met amandelsaus, geurde naar spijs van ebbenhout en welfde als een gotische kathedraal die wiegde in de wind. Het zou onzin zijn te beweren dat mijn vriend nooit aan haar had gedacht, tussen zijn natte haren in de ochtend en zijn vermoeide avondcoiffure, tussen zijn bleke wangen in de avond en zijn aftershave in de ochtend. Hij had zelfs van haar gedroomd, dat heeft hij mij zelf verteld.
“Buurvrouw”, zei hij, “zullen we een keer gaan koffiedrinken?” Ze keek hem aan op de manier die hij had gehoopt. Ergens spleet iets in de wereld.
“Koffiedrinken twintig euro.”’
Dit is het verhaal in zijn volledigheid, 166 woorden. Op zich een leuke mop, maar literatuur? Als Harde feiten een proeve van de literaire smaken van Pfeijffer is, dan zou dit een uitprobeerseltje zijn in spreektaal. Dat zit ‘m duidelijk in de informele stijl, de lakse woordkeuze: 'Ik had dus een vriend’, en ‘zo'n hoer’. Maar wat doet het woord ‘placht’ er dan in? Dat is weer te formeel. Vervolgens gaat hij informeel verder (‘Op een ochtend had hij zoiets van, oké, ik spreek haar aan’), bedenkt zich dan en gooit er een woest literaire, sensuele zin uit zoals we die van Pfeijffer kennen (albast, amandelsaus, ebbenhout, kathedraal, et cetera), dan weer een lelijk bruggetje (twee keer de avond-ochtend-tegenstelling), dat ‘Ergens spleet iets in de wereld’ is dan wel mooi, en dan komt de clou.
Ik moest erom grinniken.
Een beetje.
Het enige echt literaire is nog dat zijn hoofdpersoon Job Lisman heet, zoals niet toevallig ook de hoofdredacteur van uitgeverij Prometheus heet. Ik heb ‘m even opgebeld. Hoor-wederhoor in de literatuurkritiek, at your service. Of hij wist dat hij in Pfeijffers boek genoemd werd? 'Ha! Je bedoelt op bladzijde 108?’ vroeg Job vrolijk. Op een borrel had hij deze anekdote, zo ongeveer, aan Pfeijffer verteld.
Nou, moet Pfeijffer gedacht hebben, nu moet ik er nog maar 99.

Ilja Leonard Pfeijffer
Harde feiten, 100 romans
De Arbeiderspers, 172 blz., € 17,95