Een warme zondagmiddag: ideale omstandigheden om buiten een boek te lezen, wat rond te fietsen of een potje te kaarten. Maar nee. Er zaten zondag 5,4 miljoen mensen thuis te kijken naar het Nederlands elftal, de massa in de talloze cafés niet eens meegerekend. Eenderde van álle Nederlanders was zo twee uur lang met hetzelfde bezig. ’s Avonds na elf uur onderwierp krap tien procent zich voor de televisie ook nog eens aan de nazorg van Jack van Gelder, een percentage vergelijkbaar met het aantal burgers dat op 16 mei keek naar de rechtstreekse uitzending van het debat in de Tweede Kamer over Ayaan Hirsi Ali.

De eerste conclusie is een open deur.

Het wereldkampioenschap voetbal biedt precies datgene wat ontregeld Holland nodig denkt te hebben. Indachtig de ongerijmde theorie van de Britse journalist David Winner – die van de pot gerukt maar des te boeiender de opkomst van Pim Fortuyn herleidt naar de afgang van Louis van Gaal in de aanloop naar het WK van 2002 – is dit een opsteker voor de zittende macht.

De tweede conclusie is gecompliceerder. Het toernooi is nu al de nederlaag van John de Mol in wiens programma Villa BvD hartgrondig wordt geklaagd over het verbod om de voetbalbeelden vrijelijk te gebruiken, hoewel de nos toch echt hetzelfde probleem heeft met de reguliere competitie van Talpa. Bestuursvoorzitter Harm Bruins Slot van de publieke omroep blijkt dus toch een van de machtigste mannen van Nederland. Bruins Slot komt echter niet voor op de lijst van de tweehonderd machtigste mensen van het land, die de Volkskrant na onderzoek van de Erasmus Universiteit afgelopen zaterdag publiceerde.

Het verlangen om in onzekere tijden te weten wie er in het spinnenweb zit, is zo oud als de massademocratie. Voorzitter Jan Mertens van de katholieke vakcentrale nkv hekelde bijvoorbeeld in 1968 vanuit Sneek de tweehonderd mannen die de volkshuishouding in de vingers zouden hebben. «Volg het geld» is, naast cherchez la femme, bovendien een voor de hand liggende methode om werkelijke macht van formele macht te scheiden.

Maar het is wel een methode uit het verleden. Louter geld is in de postindustriële samenleving geen eenduidige pasmunt meer, zoals formele posities dat niet meer zijn in de politiek. Loonlijsten boeten aan betekenis in. Kasstromen zijn belangrijke graadmeters geworden. Of die nu worden aangestuurd door particuliere ondernemingen of door collectieve instituties is van minder betekenis. Dat hedge funds – heus niet dood sinds Nick Leeson van Barings Bank zijn straf heeft uitgezeten – net zoveel invloed hebben op de koersen van aandelen en valuta als menige centrale bank is een illustratie.

Kortom, het gaat om de bezetting van de kruispunten waar beslissingen langs elkaar heen scheren of juist op elkaar botsen. Macht is niet meer de macht om anderen te laten doen wat jij wilt, macht is weten wat andere machten willen en die machten vervolgens ten eigen bate aan elkaar naaien.

Dat diffuse karakter van deze netwerkmacht brengt de lineaire aard van de parlementaire democratie in verlegenheid. De door de Erasmus Universiteit tot machtigste uitgeroepen Elco Brinkman, de man van de aow in 1994 en daarmee de man achter de grootste electorale schrobbering in de geschiedenis van de Nederlandse christen-democratie, geeft daar in het begeleidende interview in de Volkskrant blijk van. «Uiteindelijk duurt het me allemaal te lang», zegt hij over de klassieke opvatting dat politiek in een parlementaire democratie erop neerkomt dat iedereen ten dele gelijk moet krijgen. «Mijn stijl is: geef bij het ene onderwerp de ene partij volledig zijn zin en bij het andere onderwerp de andere. Het zure is dat ons systeem zo is verziekt dat het onbegonnen werk is het te verbeteren. Het is totaal vastgelopen.» Het wordt hem in de mond gelegd, maar dan komt het hoge woord er bij Brinkman uit: een zakenkabinet gedragen door de grote partijen. «Probeer een brede coalitie te maken, veeg een paar departementen bij elkaar, pak een paar grote plannen aan op het terrein van de ruimtelijke ordening en voer ze uit. Houd eens op met palaveren.»

Hier spreekt niet alleen een spreekbuis van aannemers die timmeren nu eenmaal belangrijker vinden dan overleggen over iets anders dan de prijzen van hun kartel. Hier spreekt ook een exponent van het idee dat de maatschappij een vennootschap is waarin het parlement geen wetgevende taak heeft maar hooguit een rol als toezichthouder. Hier spreekt een vertegenwoordiger van de netwerkdemocratie die de politiek verfoeit. Het idee dat «one man, one vote» tot een afspiegeling van de volkssoevereiniteit zou leiden, is kennelijk ondraaglijk voor hen die hun eigen merites te groot vinden voor welke bredere afweging ook.

Goddank heeft cda-fractievoorzitter Maxime Verhagen dat door. «De paarse jaren hebben geleerd dat een streven naar gedepolitiseerde politiek, zonder ideologische motivatie, alle ruimte biedt aan figuren als Pim Fortuyn, die de boel weer op scherp zetten», zei hij in een reactie op het idee van zijn partijgenoot.

Dat klopt, maar is slechts de helft van het verhaal. De andere helft zou moeten gaan over een proces dat het cda nooit heeft bestreden in diezelfde vermaledijde jaren negentig: de ontstatelijking van de staat, voorzover het althans niet gaat om de repressieve of incassotaken van diezelfde staat. Ook dat heeft geleid tot depolitisering van de overheid als democratische macht. Naarmate de staat steeds meer beheerstaken uitbesteedt aan quasi-marktpartijen, die zich op hun beurt laten controleren door quasi-autonome non-gouvernementele organisaties (quango’s) die door niemand worden getoetst, wordt het democratische gat voor de burger groter. Dat is óók een oorzaak van de Fortuyn-revolte die de machtigste man van Nederland nu denkt te kunnen integreren met een verbod op gepalaver.

Moge de nos van de genegeerde Bruins Slot nog wekenlang onbekommerd gezwets uitzenden. Hoe langer «onze jongens» doorgaan, des te minder kans heeft Pim Brinkman.