
Wat was de favoriete auto van Roland Barthes? Hoe heeft de Franse Revolutie bijgedragen aan het ontstaan van restaurants? En waarom zijn Franse obers toch zo onbeschoft? Journalist Peter Giesen heeft na vijf jaar correspondentschap voor de Volkskrant antwoord op alle vragen die je over Frankrijk zou kunnen hebben en springt als toergids binnen een paar pagina’s moeiteloos van het ochtendritueel van de Zonnekoning (de hovelingen keken toe hoe de vorst werd aangekleed) naar het liefdesleven van Jacques Chirac, die door zijn minnaressen ‘meneer drie minuten inclusief douche’ genoemd werd.
In Retour de France leidt Giesen de lezer vanuit Parijs naar de Côte d’Azur. De weg naar het zuiden gaat niet toevallig over de Route 7, die hij typeert als ‘een Franse Route 66, symbool van naoorlogs optimisme’. Het boek beslaat niet alleen een divers geografisch gebied, maar geeft ook inhoudelijk blijk van een brede blik, die steeds schakelt tussen de politieke, economische, culturele, religieuze en historische krachten die Frankrijk vormen.
Daarmee ontstijgt Giesens verklaring voor de onbeleefde Franse obers het niveau van makkelijke clichés over arrogantie en chauvinisme. Hij verbindt het fenomeen aan de Franse Revolutie: ‘Gelijkheid zou tot stand gebracht kunnen worden door de adel omlaag te halen. Maar het omgekeerde was ook mogelijk: de gewone man zou geadeld kunnen worden.’ Een vrij mens is in Frankrijk dus eigen baas, die zichzelf weliswaar per contract kan verhuren, maar voor niemand hoeft te buigen of glimlachen. Zo verandert de verveelde ober die komende zomer je bestelling opneemt plotseling van een stuk chagrijn in ‘hertog op zijn eigen terras’.
Het boek wisselt reportages, die vaak eerder in de krant verschenen, af met historische uitstapjes en in het verlengde daarvan culturele duiding. Op dat terrein is Giesen op z’n sterkst, bijvoorbeeld als hij de veel hardere Franse sociale strijd contrasteert met het Nederlandse poldermodel: waar wij de economie veelal bezien als een min of meer onveranderlijke natuurkracht die je hoogstens kunt bijsturen, geloven de Fransen nog steeds sterk in politieke soevereiniteit die voortkomt uit de monarchistische traditie. Zowel op links als op rechts zijn daardoor felle antiliberale geluiden te horen.
De sporen van het ancien régime van adel en kerk lopen als rode draad door de analyse van het moderne Frankrijk en duiken steeds weer op, soms op onverwachte plaatsen. Zo zijn de werknemers van staatsbedrijven de ‘aristocratie van de arbeidsmarkt’, die de meeste privileges genieten en zich dan ook hevig verzetten wanneer hieraan getornd dreigt te worden door internationalisering en privatisering. In 2015 rukten personeelsleden van Air France letterlijk het hemd van het lijf van hun directeur. In Nederland is dat compleet onvoorstelbaar. Als het al zou gebeuren, zou je de geschokte reacties vooraf kunnen uittekenen. Zo niet in Frankrijk, waar Giesen op verbazend veel begrip voor het geweld stuit. ‘Ze hadden hem aan zijn kloten moeten trekken’, tekent hij op uit de mond van een ‘keurig ogende pilote’.
Des te opvallender is het dat in 2017 toch de liberale Emmanuel Macron verkozen werd, een man van nuance die geparodieerd wordt omdat hij zo vaak en même temps zegt, ‘tegelijkertijd’. Ook economisch gezien is hij uitgesproken liberaal en koestert hij, anders dan de Franse katholieke traditie voorschrijft, geen enkel wantrouwen tegen geld: ‘We hebben jonge Fransen nodig die zin hebben om miljardair te worden.’ Giesen is voorzichtig optimistisch over de pragmatische president, al zag hij ook in het voorjaar van 2018 al beren op de weg. ‘Het werkt in de praktijk, maar werkt het ook in theorie?’ citeert hij een hoge ambtenaar om de bestuurlijke mentaliteit in Frankrijk te illustreren. Het draait niet alleen om cijfers en resultaten, ook het verhaal van een politicus telt hier zwaar mee. Eigenlijk stopt het boek te vroeg: aan het einde ben je nieuwsgierig naar Giesens analyse van het roerige afgelopen jaar, waarin de Gele Hesjes Macron op de proef stelden en de brand in de Notre-Dame voor hem, cynisch genoeg, een geschenk uit de hemel was: een uitgelezen kans op nationale verbroedering.
De veelzijdigheid maakt het boek tot een lichtvoetig en leesbaar geheel, maar zorgt er ook voor dat het soms wat fragmentarisch aandoet. We passeren plaatsen, stappen heel even uit voor een rondje over het plein en praten kort met een paar inwoners, om vervolgens weg te rijden en hen niet meer terug te zien.
Evengoed geeft Retour de France knap inzicht in de cultuur van een complex en veelvormig land, dat in deze tijd van globalisering nog altijd het liefst met een been in het verleden blijft staan. Een boek om komende zomer op de achterbank te leggen op weg naar het zuiden. De favoriete auto van Roland Barthes was trouwens de Citroën DS, die hij in een lofzang met een middeleeuwse kathedraal vergeleek. Veel Franser wordt het niet.