
‘Iedereen wil ouder worden, maar niemand wil oud zijn.’ Een affiche met deze tekst hangt in een raam bij mij in de buurt, en elke keer dat ik er langs kom sta ik erbij stil. Inderdaad, als kind en vooral als tiener kun je niet wachten tot je groot bent en meetelt. Nu wil ik alleen ouder worden omdat het alternatief – alvast in m’n graf gaan liggen – nóg onaantrekkelijker is. Inderdaad, niemand wil oud zijn. En toch overkomt het steeds meer van ons.
Er is wel een belangrijk verschil met de generatie vóór de babyboomers: deze ouderen zijn over het algemeen hoger opgeleid (en digitaal vaardig), actiever, vitaler, mobieler en welvarender. Voor velen van hen breekt met het pensioen het langverwachte moment aan om te gaan reizen of studeren. Zij zijn nog beter in staat dan de generatie voor hen om er zelf voor te zorgen dat hun troisième âge prettig wordt ingericht.
We willen niet oud zijn, maar we worden het wel. Het Nationale Kompas Volksgezondheid van het ministerie van vws schetste vorig jaar de trend: 2,7 miljoen Nederlanders zijn nu ouder dan 65, dat is 16 procent van de bevolking (ter vergelijking: in 1900 was dat 6 procent). Van die 2,7 miljoen is een kwart boven de 80 (in 1900 was dat 11 procent). De ‘grijze druk’ – de verhouding 65-plussers tot de beroepsbevolking – is nu 27 op 100, een ruime verdubbeling sinds 1900, en die zal de komende decennia sterk toenemen.
Steden, zeker Amsterdam, doen zich graag jong en hip voor, maar de werkelijkheid is anders. ‘De 65-plussers zijn de snelst groeiende groep’, zegt Jeroen Slot, hoofd onderzoek en statistiek bij de gemeente Amsterdam. ‘Dat geldt vooral voor de binnenstad: daar zal in 2030 18 procent van de bewoners boven de 65 zijn. De jongere stadsbewoners komen, maar gaan ook weer. De ouderen blijven: ze hebben eerder een eigen huis en zijn sowieso minder geneigd tot verhuizen. Het aantal oudere Turkse, Marokkaanse en andere niet-westerse ouderen gaat tot 2025 ongeveer verdubbelen.’
In het komende decennium zal vooral de groep ‘oudere ouderen’ van boven de 75 toenemen. In zijn eerder dit jaar verschenen studie Vergrijzing en ruimte wijst het Planbureau voor de Leefomgeving erop dat de ‘actieve ouderdom’ dan zal plaatsmaken voor de fase van de ‘kwetsbare ouderdom’ – met alle gevolgen van dien.
Wat doet het met de stad als steeds meer inwoners oud(er) zijn? De vraag naar woningen verandert, de behoefte aan zorg en aan sociale netwerken in de buurt neemt toe, terwijl de overheid zich steeds verder terugtrekt.
Leon Deben, emeritus hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Amsterdam, is bezig in zijn eigen buurt zo’n netwerk op te zetten, een zogenaamd ‘stadsdorp’, dat per 1 januari officieel van start gaat. Inmiddels zijn er zo’n tien stadsdorpen in Amsterdam alleen al. ‘Het is een hedendaagse vorm van wat zo mooi “nabuurschap” heet’, zegt hij. ‘De bedoeling is dat de leden zo lang mogelijk actief, gezond en veilig thuis en in eigen buurt kunnen blijven wonen, in de wetenschap dat er een netwerk is waar ze op terug kunnen vallen. Je wordt voor vijf euro per maand lid en dan kun je zowel fysiek als via de telefoon als via de website contact met buurtgenoten houden. Dat is voor de gezelligheid maar ook voor hulp met dingen als boodschappen, klussen, vervoer en koken. Naarmate je ouder wordt, wordt je directe leefomgeving steeds belangrijker.’ Het aantal kinderloze ouderen neemt ook toe, van elf procent nu naar achttien procent in 2040, waardoor zij meer behoefte zullen hebben aan een sociaal netwerk en aan ‘formele’ zorg in plaats van familie.
Regelt het stadsdorp ook zorg aan huis, zoals in de steeds populairdere zorgcoöperaties gebeurt? ‘Dat gaat boven onze macht’, zegt Deben, ‘we kunnen hooguit advies en bemiddeling bieden.’ Wel wil hij zich graag werpen op administratieve obstakels die het mensen moeilijker maakt thuis te blijven wonen. ‘Stel, de bewoner op vier hoog krijgt een traplift. Die is niet van het gebouw, maar van hem. De andere buren mogen die traplift dus niet gebruiken. Belachelijk!’ Onderlinge hulp wordt belangrijker, zegt Deben.
‘Connectedness’ noemt Sabine Wildevuur het. Zij is hoofd van het Creative Care Lab van de Waag Society en samensteller van de tentoonstelling Designing Health die nu in het Designhuis in Eindhoven te zien is. ‘Europa staat voor de uitdaging om eenzaamheid en isolement te voorkomen bij een groeiende groep senioren’, zegt zij. ‘Er is een groeiende behoefte aan “doe-het-met-anderen”-vormen van zorg. Maar daarnaast kan technologie met games, apps en robots hier veel aan bijdragen.’ In de tentoonstelling en het bijbehorende boek noemt ze onder meer de storytable, waar mensen samen op schermen historische beelden kunnen oproepen, die gespreksstof bieden.
Een hot issue in de zorg is de inzet van ‘caredroids’, robots die eenvoudige taken kunnen verrichten en gezelschap bieden. Ze hebben namen als Rose, Companion-Able Amigo, Meimei, Darwin en Alice. Op een recente bijeenkomst van crisp, het Creative Industry Scientific Programme, werden de gasten welkom geheten door Alice Robokind, een caredroid ter grootte van een klein kind. Haar begeleider Johan Hoorn van de VU reed haar rond in een wagentje dat hij zelf als ‘rollator’ gebruikte terwijl Alice met haar blikkerige stem tegen het publiek praatte.
Waarom zit Alice in een karretje, moet dat niet de senior zelf zijn? ‘Iedereen voelt een zekere vervreemding bij het idee dat hij of zij door een machine wordt geholpen’, zegt Hoorn. ‘Als Alice in het wagentje zit, heeft hij het gevoel dat hij Alice helpt in plaats van andersom.’ Als eerste zorgrobot krijgt Alice software geïnstalleerd die haar van emotionele intelligentie zal voorzien, waardoor ze menselijk overkomt – ze moet immers niet alleen taken verrichten, maar ook gezelschap bieden. Alice wordt nu getest en zal wellicht al volgend jaar aan het ‘werk’ gaan in een aantal zorginstellingen.
Curieus: hoewel we bij zorgrobots weerzin voelen tegen hun veronderstelde kilte kunnen Alice en de haren juist veel meer geduld opbrengen dan wij mensen, of dingen doen waar verzorgers geen tijd voor hebben. Op YouTube is een filmpje van de Wereldomroep te zien waarop een zwaar demente vrouw ‘snoezelt’ met Paro, een zorgrobot vermomd als een wit zeehondje dat op haar reageert, beweegt, aandoenlijke geluidjes maakt en met z’n grote zeehondenogen knippert. Op Paro reageert deze vrouw emotioneel, op mensen niet meer. ‘Dit is een hulpmiddel om diep demente mensen toch te kunnen bereiken’, zegt de vrouw van het verzorgingstehuis.
Het karikaturale beeld van de vergrijzing – met een grond van waarheid – is een weduwe in een inmiddels veel te groot huis in Amsterdam-Zuid. Zeker is dat de vergrijzing van een generatie met relatief veel eigenwoningbezit de veranderde woningmarkt voor dilemma’s plaatst.
Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving vormen ouderen een obstakel voor de mensen die aan het begin van hun wooncarrière staan. Zelfs tot na hun dood: het zijn dan vooral koopwoningen die vrijkomen – ruim 90.000 in 2038 – die voor hun opvolgers onbereikbaar zijn. Naarmate ouderen langer zelfstandig blijven wonen, wat de overheid wil stimuleren, zullen zij meer aanpassingen aan hun woningen nodig hebben. Maar daarvoor is geld van diezelfde overheid nodig en dat is er nu niet. In de binnenstad, waar de meeste senioren wonen, is het juist het moeilijkst om woningen en de openbare ruimte aan te passen. En overal zijn gelijkvloerse appartementen met een lift schaars, ook voor degenen die het kunnen betalen.
In opdracht van verzekeraar Achmea heeft architect Paul de Ruiter twee jaar geleden een plan bedacht voor een ‘verticaal stadsdorp’ met energieneutrale woningen rondom een groen dorpsplein. ‘Net als in een dorp wonen dan verschillende leeftijden en levensstijlen door elkaar heen’, vertelt hij. ‘Daarbinnen zijn er flexibele en aanpasbare appartementen, zowel groot als klein, met ruimte voor mantelzorg en voor het inkopen van voorzieningen. In het plan zitten verschillende types als de “kangaroewoning”, waarbij een woning voor ouders en kinderen gelinkt is aan een eenheid voor de grootouders, en de “old friends-woning” voor twee alleenstaanden die wel samen willen eten maar niet samen willen wonen.’ De Ruiter heeft voorbeelden uitgewerkt voor Ommoord in Rotterdam, Hengelo en het Amstelkwartier in Amsterdam. Zoals zoveel woningbouwplannen wacht het nog op verwezenlijking.
Het idee om in Nederland in navolging van Amerika aparte steden of dorpen voor senioren te bouwen, is hier nog niet aangeslagen. Er zijn wel plannen geweest, in zowel de Noordoostpolder als Zeeland. ‘De marktvraag was er wel degelijk’, zegt initiatiefnemer en directeur van het bedrijf Beyond Now Alex Sievers op de site seniorenstad.nl. ‘Grote vastgoedpartijen haakten al snel aan. Maar de afwachtende houding van overheden en onwennigheid van het projectteam om senioren daadwerkelijk zelf te betrekken bij de ontwikkeling zorgden voor vertraging op vertraging.’ Hij is ervan overtuigd dat vijftien tot 25 procent van de vijftigplussers tussen leeftijdgenoten wil wonen.
In de meer gesegmenteerde samenleving van de VS ligt dat makkelijker: al in 1960 werd de eerste seniorenstad gebouwd, Sun City in Arizona, waar nu veertigduizend mensen wonen. Overal vind je tegenwoordig age-qualified communities, waar je alleen mag wonen als je boven een bepaalde leeftijd bent. Dat heeft soms wrange gevolgen. Mijn oom en tante leefden hun laatste jaren in zo’n community in het zuiden van Californië. Een van hun dochters verloor haar baan en was bang dat ze ook haar huis kwijt zou raken. ‘Ze kan dan niet bij ons komen wonen’, zei mijn tante met een mengeling van bezorgdheid en gelatenheid. ‘Hier mogen mensen van onder de 55 alleen drie dagen komen logeren.’ Dit soort dorpen staan ook verder stijf van de regels: er mogen geen auto’s op straat geparkeerd blijven na zonsondergang, je moet je tuin beplanten met een keuze uit de voorgeschreven plantensoorten, je mag zelfs geen hond zwaarder dan een bepaald gewicht hebben. Alles is erop gericht de waarde van het onroerend goed te beschermen. En daarvoor zijn de inwoners kennelijk bereid hun anders zo zwaar bevochten property rights opzij te zetten.
In de VS doet zich nog een verschijnsel voor op het raakvlak van vergrijzing en verstedelijking: de tijdelijke nederzettingen van senioren die een deel van het jaar, soms zelfs permanent op trektocht zijn met hun recreational vehicle, de hedendaagse pendant van de huifkar. Ze strijken voor één of twee nachten neer op de uitgestrekte parkeervlaktes rond de WalMarts of slaan met honderdduizenden een half jaar lang hun levelers uit in Quartzsite, Arizona, het kloppend hart van de informele ruilbeurzen. ‘Het gevoel dat je deel uitmaakt van een community is hier veel sterker dan in een gewone stad’, zegt een tijdelijke burger van Quartzsite. Als het te warm wordt trekken ze allemaal weer verder, vaak langs familie en vrienden, en lost de ‘stad’ in het niets op.
Journalist Tracy Metz leidt in samenwerking met De Groene Amsterdammer, de Rode Hoed en filminstituut EYE de maandelijkse talkshow ‘Stadsleven’ (kaarten@rodehoed.nl, Keizersgracht 102, Amsterdam). De volgende aflevering, op maandag 25 november, is ‘65 tinten grijs’, over de invloed van vergrijzing op de stad. Sprekers zijn Jeroen Slot (hoofd Onderzoek Statistiek van de gemeente Amsterdam), Sabine Wildevuur (hoofd Creative Care Lab bij Waag Society), Leon Deben (initiatiefnemer Stadsdorp Centrum Zuid) en Roeland Rengelink (lid dagelijks bestuur Stadsdeel Centrum voor welzijn).
Beeld: Stephen Crowley / The New York Times / HH