Maar ik heb op die harde bankjes in het grootste theater van Nederland toch menig gelukkige avond beleefd. Shakespeares De feeks en Brechts De krijtkring waren in de voorbije zomers ware theaterfeesten.
Dit jaar is er in het Amsterdamse Bos iets helemaal misgegaan. De misgreep begint en eindigt bij het gekozen stuk: een soort tutti-frutti, gemaakt uit Spaans materiaal uit de renaissance (de tekst Fuente Ovejuna van Lope de Vega, in het tweede decennium van de zestiende eeuw geschreven) en de bewerking uit 1970, Das brennende Dorf, gemaakt door de filmer Rainer Werner Fassbinder. Hoe de mix precies is gemaakt, weet ik niet; ik ken geen van beide stukken.
De plotlijnen van het op het podium vertoonde eindresultaat zijn snel verteld. Fernán Gomèz de Guzmán is een militair commandant, wiens manschappen even buiten het dorpje Fuente Ovejuna zijn gelegerd. Hij probeert een naburige stad, Ciuad Real, in te nemen. Dat is een van zijn geplande stappen op weg naar de algehele macht in Spanje. De commandant heeft echter ook andere ambities, die meer in de buurt van zijn kruis liggen: hij wil de dochter van de burgemeester van Fuente Ovejuna in zijn bed. Ze heet Laurentia. Ze probeert de commandant te weerstaan, klampt zich vast aan haar vader en aan haar jonge minnaar, Frondoso. De commandant zet zijn zin door, schoffeert de minnaar en grijpt Laurentia. Het dorp Fuente Ovejuna komt vervolgens in opstand en doodt de commandant. Einde verhaal, overigens in het Amsterdamse Bos omgedoopt tot Om de liefde van Laurentia.
Het is niet alleen een triest verhaal, het is eigenlijk vooral géén verhaal. Om de liefde van Laurentia bestaat uit gebakken lucht, uit ruis, uit gedoe. Er wordt wel gesuggereerd dat er in dit drama iets op het spel staat, maar in feite zijn alle ontwikkelingen in het als toneelstuk gepresenteerde pamflet ongeveer een kilometer van tevoren voorspelbaar. De noodzaak, het belang om dit stuk te spelen wordt in het tekst- en programmaboek weliswaar in ernstige bewoordingen uitgelegd, maar helaas is van die uitleg op het grote houten podium niets te zien. Ik heb het nog maar zelden meegemaakt dat acteurs en actrices in het Amsterdamse Bos zo'n enorme wanhoop uitstraalden. En geef ze maar eens ongelijk: ze moeten uit volstrekt overbodig tekstmateriaal proberen een voorstelling voor een duizendkoppig publiek te maken. Een op voorhand verloren wedstrijd.
Maarten Wansink (in de rol van de commandeur) en Margot Ros (in de rol van Laurentia) doen vreselijk hun best. Tjeerd Bisschoff (als de burgemeester) en Jaap ten Holt (als de minnaar) trekken hun mooiste acteerregisters open. Ik heb beleefd gelachen, maar verder vooral veel gegaapt en gegeeuwd. Artistiek leider en regisseur van dit Openluchttheater, Frances Sanders, is met dit waardeloze materiaal diep gezonken - de trucjes werken niet meer, en zelfs de vliegtuigen (altijd aanleiding voor dankbare en komische intermezzi) laten haar en haar spelersploeg in de steek. Ik heb na afloop, als een brave jongen, het stuk nog eens herlezen. En na een pagina of tien het tekstboek woedend in een hoek gesmeten. Ik heb vervolgens geprobeerd me de ingeblikte muziek van Fons Merkies te herinneren. En het enige waar ik op kwam was: met een lach, een dans en een pasje red je geen voorstelling. Het zal best zo zijn dat de overvloedige regen ze daar erg heeft tegengewerkt. Het zal best zo zijn dat ze ontzettend hun best doen. Maar het nominale resultaat is een waardeloze bedoening, Het Openluchttheater in het Amsterdamse Bos onwaardig.
Rubriek
Tutti-frutti van spaanse onzin
Nog tot en met 30 augustus. Inlichtingen: 020-6433286.
Elk jaar wordt in het Openluchttheater van het Amsterdamse Bos een voorstelling gemaakt. En elk jaar komen daar weer duizenden mensen op af - vaak mensen die je nauwelijks in het reguliere theatercircuit aantreft. Elk jaar is de keuze voor het materiaal van de makers in de roos. De aanpak van dat materiaal was niet altijd even gelukkig.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1997/30
www.groene.nl/1997/30