Zes weken voor de opening van Tefaf Maastricht, de belangrijkste beurs voor oude kunst en antiek ter wereld, is de branche nerveus. De markt voor moderne kunst kreeg de afgelopen maanden al zware klappen. Een aantal grote Nederlandse bedrijven die serieus kunst verzamelen liet weten de aankoopbudgetten met een kwart te verminderen en de handel in Londen (Frieze) en Miami (ArtBasel) liet ernstig te wensen over. Nu geldt oude kunst misschien als wat meer waardevast dan de moderne, die zo van hypes en media afhankelijk is – Rubens blijft Rubens – maar het koperspubliek voor oude kunst bestaat uit een bedaagder echelon, dat sterker steunt op oud geld. Daar is veel van, zeker in België, maar het zat wel bij Fortis in de kluis, en daar zijn ze negentien miljard armer dit jaar.
De Brussels Antiques & Fine Arts Fair (Brafa) is een herstart van de oude Antiekbeurs België, ondergebracht in de gerestaureerde hallen van Tour & Taxis. Dat is een formidabel complex, een voorbeeldige restauratie van industrieel erfgoed, met het prachtige Koninklijk Pakhuis (1906) als blikvanger en grote ‘Sheds’ daarachter. Met de naamsverandering moet Brafa zich mengen in de concurrentie tussen de betere internationale beurzen, meer precies tussen Maastricht en Parijs. De helft van de exposanten is Belgisch; onder de overigen zijn Franse en Zuid-Europese antiquairs sterk vertegenwoordigd, met een klein aandeel voor Nederlandse, Duitse, Britse en Amerikaanse.
Het is een stijlvolle, maar niet een avontuurlijke beurs. De kwaliteit is hoog, maar er zijn geen absolute topstukken, zeker niet in de oude meesters; in Brussel niet de Dürer en de Rembrandt, die je in Maastricht nog wel eens tegenkomt. De nadruk ligt op diversiteit. Sommige stands geven de indruk dat zij meer de inrichters van lobby’s van designhotels willen bedienen dan serieuze collectioneurs. Toen die vorige week in de preview de zalen betraden, voorafgegaan door koningin Paola, vloeide de champagne rijkelijk en ging de foie gras ruimhartig rond, maar van oorverdovend kassagerinkel was geen sprake.
Toch gingen hier en daar de zaken goed. De Londense handelaar Finch & Co, bijvoorbeeld, biedt een ware Wunderkammer aan kleinere objecten. Ceremoniële schedels uit Nieuw-Guinea, een Jupiterkopje uit Noord-Afrika, twee narwaltanden, drie zeventiende-eeuwse jaspis tazza’s, een lelijke buste van Nero ergens uit een tuin, een Egyptische kat uit de Late Dynastie (ooit eigendom van Carlos Blacker, goede vriend van Oscar Wilde) en een Keltische manskop met karakteristieke ‘treurige snor’, ooit bezit van Bruce Chatwin. Finch is een uitzondering, omdat er bij de objecten een prijskaartje ligt. Dat doen de dure jongens niet, daar moet je discreet informeren, en dan zit je meteen in zo’n verkoopgesprek, waar niemand natuurlijk echt zin in heeft.
Het is een persoonlijke voorkeur, maar zo’n toegankelijke, exotische variëteit appelleert direct aan het oerinstinct van de verzamelaars, het ware enthousiasme voor het schone en het curieuze. Bij Finch pakte dat in elk geval goed uit: de elegante Vlaamse in haar Chanel-outfitje naast mij kocht à la minute een achttiende-eeuws Duits parfumflesje van amber en ivoor. Ze bracht de prijs terug van 750 naar 550 euro. Dat dan weer wel.

Brafa, Tour & Taxis, Brussel, t/m 1 februari. www.brafa.be