In Het derde huwelijk brengt Tom Lanoye ons plompverloren de wereld binnen van het schijnhuwelijk. Hoofdpersoon Maarten Seebregs krijgt het verzoek om te trouwen met de Afrikaanse verloofde van een wildvreemde figuur die hem hierover in een café aanspreekt. ‘De man en ik zijn de enige klanten in dit vergeethol.’ Typische Lanoye-zin: hij zet sfeer en plaats als bij een toneelaanwijzing in één klap neer. En dan heb ik het nog niet eens over de eerste zin van het boek: ‘“Je trouwt met haar, je woont met haar, je leeft met haar. Maar raak haar aan en ik sla je morsdood.”’ Met deze zin schetst Lanoye het skelet van deze razendsnel vertelde roman. Want je voelt het aankomen: Seebregs gaat in op het verzoek, de Afrikaanse woont bij hem in huis, ze trouwen, ze leven met elkaar en ja, ze raken elkaar ook aan, al is dat een soort aanraking die je eerder in pornografieboekjes zou verwachten dan in deze zowel wanhopige als ook merkwaardig vrolijke roman.
Tom Lanoye is een meester van de schijnbeweging. Hij beschrijft allerlei verdrietige en soms rechtstreeks moorddadige situaties zonder dat je het gevoel krijgt dat het allemaal heel erg is. Seebregs’ vriend is bijvoorbeeld kortgeleden aan de gevolgen van aids overleden. Lanoye geeft van de laatste verschrikkelijke dagen een nauwkeurig verslag, zo is hij wel, maar hij zorgt er steeds voor dat ons de tranen niet in de ogen springen, het mag van deze zeer precies opererende schrijver nooit pijnlijk sentimenteel worden. Er moet gelachen kunnen worden, ook om allerlei in de grond uitermate pijnlijke en zelfs puur gewelddadige scènes. Lanoye wil het verschrikkelijke niet de overhand laten krijgen, wat hij ook beschrijft. Ach- en-wee-geroep staat niet in zijn woordenboek. In zijn vorige prozawerk was dat ook al zo, bij alle zwartgalligheid en maatschappelijke vervreemding bleef hij ook daar ruimte openhouden voor een vlotte tegengrap.
In dit boek beschrijft hij bijvoorbeeld opgewekt een pijpscène in een park van de held met een Marokkaanse jongen. Hij slaagt erin het geheel van allerlei schrijnende kanten te ontdoen via vrolijke terzijdes en schertsende wisecracks. ‘Daar waren ze! Twee zachte knoopjes, niet groter dan een kleuternavel. Wat moet je gestudeerd hebben om met deze jongen te vrijen? Braille?’ En verderop schrijft hij vrolijk: ‘Deze zak smaakt naar borrelnootjes.’ En weer iets verder: ‘Deze jongen gaat dadelijk loeihard komen. Wel heel erg snel, als je het mij vraagt.’
Dit is kenmerkend voor Lanoye’s stijl, met dit soort stem en tegenstem slaagt hij erin een zekere lichtheid in zijn proza te brengen. Voortdurend laat hij zijn hoofdfiguur met zichzelf in debat gaan, reflecteren over de gebeurtenissen. Deze roman lijkt een monoloog van een tragische held, maar door de overal opduikende terzijdes en commentaren heeft het ook een sterk dialogische toon. Binnen het hoofdpersonage klinken allerlei stemmen: de cynicus, de tedere man, de opschepper, de harde jongen en de wanhopige. De bloedige scène waarin de held in elkaar wordt geslagen door een groepje Marokkaanse vandalen houdt iets laconieks en vrolijks. De held kan het niet laten er toch nog even gauw iets toneelmatigs in te zien: ‘Het ziet er allemaal zo levensecht uit. Waar blijft die presentator?’ Soms schiet de sentimentaliteit van Lanoye natuurlijk door, je kunt niet de hele tijd in zee blijven gaan met opgewekte afstandelijkheid. De scène waarin de Afrikaanse bruid de ongelukkige held na de knokpartij opnieuw moet leren pissen, staat nu nog op mijn netvlies. Niet alleen door de precisie waarmee Lanoye hier alle pijnlijkheden beschrijft, ik kreeg er zelf last van zal ik maar zeggen, maar ook door zijn warme en tedere gevoelens voor de bruid die de held hier niet langer weet te verbergen. Ze is trouwens toch een prachtige figuur.
Lanoye doet zijn uiterste best, zoals dat bij zijn stijl hoort, om haar niet te fraai en te warm af te schilderen, altijd zet hij tegenstemmen in. Maar gelukkig neemt soms de sentimentalist in hem het van hem over. En zo hoort het ook.
Lanoye is een ‘politiek geëngageerd’ schrijver, hij komt daar in interviews rechtstreeks voor uit. Hoe zou je anders moeten schrijven? Het zit hem in het bloed. Dus klinken ook in dit boek in alle scènes maatschappelijke en politieke kwesties door. Aids, asielzoekers, consumentisme, emancipatie van homoseksuelen. Het speelt allemaal een rol en bij een slechte schrijver zou het allemaal om te gapen zo vervelend kunnen zijn. God, alweer een homo die het moeilijk heeft en negers die worden onderdrukt. Maar juist door het spel van stem en tegenstem dat Lanoye vernuftig opvoert, slaagt hij erin van zijn personages geen vertegenwoordigers te maken van moreel correcte meningen die het gelijk allemaal al van tevoren aan hun kant hebben.
Ik werd vrolijk van zijn boek, hoe raar dat ook klinkt. Ik hield van die rare Maarten en al die figuren om hem heen. Ik werd er sentimenteel van.