Nabucco, De Nationale Opera

Het is een van de populairste opera’s van Giuseppe Verdi (1813-1901), Nabucco, uit 1842 – de jonge componist was bij de succesvolle première in Milaan nog geen dertig jaar. Deze kaskraker was bijna vijftig jaar niet te zien en te horen bij De Nationale Opera of diens voorganger De Nederlandse Opera. Pierre Audi heeft dertig jaar lang vooral de nadruk gelegd op oude en juist heel moderne opera’s, de negentiende eeuw kwam er aanvankelijk enigszins bekaaid af en Verdi al helemaal.

De Zwitsers-Nederlandse Sophie de Lint, de nieuwe operadirecteur, ziet er niet tegenop werken uit het ijzeren repertoire te programmeren, maar probeert er een bijzondere draai aan te geven – zoals ook gebeurde met het overbekende tweeluik Pagliacci / Cavalleria rusticana in een pirandellesk theatraal superrealisme.

Ook Nabucco – een coproductie met Opernhaus Zürich, De Lints vroegere werkgever – krijgt nu een wat vreemde setting. Niets oudtestamentisch, maar ook geen hedendaagse decors en kostuums. Regisseur Andreas Homoki kiest voor de tijd waarin de opera is geschreven, toen er in Italië een geest van nationale opstand woedde. Verdi voelde zich daarmee zeer verbonden, al is het de vraag of hij aanvankelijk al een parallel zag tussen de naar Babylon verbannen joden en de door buitenlandse machten onderdrukte Italianen.

In de visie van Homoki en vooral kostuumontwerpers Wolfgang Gussmann en Susana Mendoza ziet het er verrassend uit: de Babylonische dames hebben prachtige, smaragdgroene biedermeier japonnen aan, de heren lijken op generaals. De joden daarentegen zijn in het lichtbeige gekleed en lijken op de landarbeiders in Bernardo Bertolucci’s film Novecento. Dat heeft een speciale betekenis: zij vertegenwoordigen de nieuwe tijd, de Babyloniërs het ancien régime.

Er is goed denkwerk aan besteed, maar het joodse monotheïsme tegenover het Babylonische veelgodendom verdwijnt nu geheel onder tafel. De joodse leider Zaccaria (bas Dmitri Belosselski) maakt daardoor niet zo’n grote indruk. Het decor van Gussmann helpt ook al niet, hoe ingenieus ook: het bestaat uit één gigantische smaragdgroene muur, die kan draaien en schuiven, vaak het toneel verdeelt, en soms het hele koor wegmaait. Het Residentie Orkest is op zich goed op dreef onder de Italiaanse dirigent Maurizio Benini. Maar het beroemde Amsterdamse operakoor slaat in deze opera, waarin het koor juist zo belangrijk is, geen goed figuur. De zangers moeten van de regisseur met zo’n overdreven gestiek en zulke rare gezichtsuitdrukkingen acteren dat het vaak volkomen belachelijk wordt. Daarmee verdwijnt ook elke mogelijke politieke betekenis. Het beroemde Slavenkoor (Va, pensiero) is hier geen strijdbaar hoogtepunt, maar een dromerig intermezzo.

Beter op dreef is Homoki als het gaat om de opera als familiedrama. Al vanaf het begin zien we Nabucco (een warme bariton George Petean) als liefhebbende vader van twee kleine meisjes, ook dan al gekleed in smaragdgroene crinolines. Die twee dochters komen steeds meer tegenover elkaar te staan. De lieflijke Fenena (mezzosopraan Alisa Kolosova) kiest voor de joden, Abigaille (de fenomenale sopraan Anna Pirozzi) werpt zich op als koningin van Babylon. Haar gezongen zelfdoding is het aangrijpende hoogtepunt van een operavoorstelling die door te veel denkwerk danig uit balans is getrokken.

De Nationale Opera, Nabucco, t/m 22 februari in Nationale Opera & Ballet, operaballet.nl