Veel van de beste boeken over Nederlandse geschiedenis zijn geschreven door buitenlandse historici. Dit geldt met name voor de geschiedenis van de Republiek in de zeventiende en achttiende eeuw. Het standaardwerk over deze tijd is van Jonathan Israel en het was Simon Schama die ons in Overvloed en onbehagen leerde dat de welvarende burgerij van de Gouden Eeuw zich vaak ongemakkelijk voelde bij al haar rijkdom.
Van dit onbehagen is weinig terug te zien in Lisa Jardine’s Gedeelde weelde. In dit boek over de culturele wisselwerking tussen Engeland en Nederland in de Gouden Eeuw laat de Britse historica bijvoorbeeld zien hoe de burgerij van de Lage Landen omvangrijke lusthoven liet aanleggen naar Engels voorbeeld. De hoofdrol is hierbij weggelegd voor Constantijn Huygens, op wie Jardine wel erg zwaar leunt in haar onderzoek. Zij lijkt erg gecharmeerd van de dichter, maar Huygens toont zich soms nogal een pocher. Na de zoveelste brief aan een vriend waarin hij schrijft over zijn uitgebreide banketten of een nieuw tuinontwerp wordt het wat vermoeiend.
Gedeelde weelde opent als een spannend jongensboek. Met verve brengt Jardine een weinig becommentarieerd historisch fenomeen aan het voetlicht: de invasie van Willem III van Engeland in 1688. Ze verhaalt hoe Willem III met vijfhonderd schepen, veertigduizend man en, voor dramatisch effect, tweehonderd ‘zwarten’ naar Engeland voer om de katholieken mores te leren en de troon op te eisen. De dubieuze bekroning van bijna een eeuw cultuuroverdracht.
Dagboekpassages van de secretaris van Willem III, Huygens junior, geven deze geschiedenis een persoonlijke dimensie, die soms geestig uitpakt. Zo beschrijft Jardine hoe Huygens zich beklaagt over het taaie schapenvlees dat hij na de landing in Braxton in een Engelse taveerne te eten krijgt. De rest van het boek is kabbelend van toon. In vertaling zijn de scherpe randjes van de oorspronkelijke ondertitel afgevijld: het polemische How Engeland Plundered Hollands Glory is vervangen door een wat gematigder stelling. Deze vertaling is een gunstige, want bij de Engels-Nederlandse cultuuroverdracht kwam nauwelijks plundergeweld kijken. Het is meer een geschiedenis van keurige briefjes en beleefde wederzijdse bezoekjes. Niettemin levert dat soms opmerkelijke verhalen op, zoals hoe de Engelsen nutteloze dijkjes en kanaaltjes aanlegden in hun tuinen, omdat ze zo onder de indruk waren van het Hollandse landschap.
Dichters & Denkers
Tweehonderd zwarten
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/2008/34
www.groene.nl/2008/34