
De heersende schrijverselite zou bestaan uit Jonathan Lethem, Michael Chabon en Jonathan Franzen (waarom Time Rick Moody, William T. Vollmann en Richard Powers oversloeg bleef een raadsel), die het experimentele niet schuwden, genres vermengden, pop- en cartoonelementen integreerden en het vrijblijvend postmoderne al tijden voorbij waren.
De aanstormende talenten heetten vervolgens Jhumpa Lahiri, Junot Díaz en Joshua Ferris (en niet bijvoorbeeld Dave Eggers, Jonathan Safran Foer en Philipp Meyer), die veel meer dan de geschiedenis van de moeizame multiculturele maatschappij in hun romans verwerkten. Schema’s zijn dan wel overzichtelijk, inzichtelijkheid is een ander verhaal.
Toch was het niet helemaal toevallig dat de naam Joshua Ferris (1974) in Time viel. In 2010 had hij net zijn tweede roman, The Unnamed, gepubliceerd, waarin een gelukkig getrouwde advocaat toegeeft aan zijn drang te lopen en te blijven lopen. Ondanks psychiatrische hulp verlaat die Wanderlust hem niet, totdat hij voorgoed ‘wegloopt’. Nu ook Amerikanen de Booker Prize kunnen winnen en Ferris’ derde roman To Rise Again at a Decent Hour (mei 2014) is genomineerd, blijkt dat Ferris, die filosofie en Engels studeerde en enige tijd in de reclamewereld zat, een bredere schrijver is dan Time in 2010 meende. Hoewel de flaptekst het heeft over een ‘brutally comic’ boek, is zijn verhaal rond religies vooral bloedserieus en gaat het in op essentiële levensvragen: hoe goed ken je jezelf; wat is de zin van het leven voor de ongelovige?
De succesvolle tandarts Paul O’Rourke, met een bloeiende praktijk aan Park Avenue, Manhattan, is de hard werkende maar sociaal geïsoleerde zoon van een manisch depressieve zelfmoordenaar en een moeder met alzheimer. Het liefst wil hij zijn ouders ‘in een kast vol schaamte stoppen’. Maar waar blijft hij zelf? Hij blijkt een overtuigde atheïst die zich verliest in de ouders van de vrouwen op wie hij meent verliefd te zijn. Wat is zijn credo? ‘Pessimisme, scepticisme, klagen en woede. Daartoe zijn wij op aarde.’ Hij werkt zes dagen per week, is tv-fan van de honkbalclub Red Socks en eet kant-en-klare maaltijden. Daarin gaat hij op. Hij doet niet aan internet, e-mail of Twitter, tot er opeens een website opduikt waarin zijn tandartsenpraktijk wordt aangeprezen. Hij ontsteekt in woede omdat hij meent dat zijn identiteit is gestolen. Een anonymus stalkt hem uit zijn naam, niet zozeer zijn betere ik, maar een religieuze fanaticus. In de bijbel – onder meer boek Samuël 1 en 2 – worden de Amalekieten beschreven, die door hun aartsvijand de Israëlieten worden vermoord (koning Agag wordt onthoofd waar God bij staat). Toch weten vierhonderd man op kamelen te ontsnappen, maar door Gods ingrijpen worden ook zij geëlimineerd. De eerste genocide? Zijn de Amalekieten ‘de joden van de joden’? De anonymus suggereert dat de tandarts afstamt van die Amalekieten (Ulmieten) en dat Agag Safek is en dat die naam ‘twijfel’ betekent, het kernwoord in To Rise Again at a Decent Hour.
De tandartsroman begint toepasselijk: ‘De mond is een gekke plek. Niet echt binnenkant en niet echt buitenkant, geen huid en geen orgaan maar iets daartussenin.’ Uit al die monden komen veel bacteriën en komt veel onzin. Het eerste deel van Ferris’ roman, ‘The Son of a Stranger’, blijft te veel hangen in het angstige egocentrisme van de tandarts. Pas in het tweede deel, ‘Ersatz (=surrogaat) Israel’, breekt de wereld een beetje door en komt er een discussie op gang over de essentiële levensvragen.
Dankzij een parallelverhaal – de biografie van de anonymus, die Grant Arthur blijkt te heten – beseft de lezer dat tandarts O’Rourke te veel verdwijnt in andermans mond en zelf nauwelijks iemand is. En wie Grant Arthur heet, wil misschien wel een grootse King Arthur-achtige legende uitventen: niet de joden zijn het uitverkoren volk maar de Amalekieten/Ulmieten. Grant Arthur is een man die zich, verliefd als hij was op een joods meisje, zo fanatiek weet te identificeren met de joden dat hij joodser lijkt dan joods. Maar toch wijst de vader van zijn meisje hem af, omdat hij wel alle wetten en regels kent en volgt, maar atheïst blijft. Waarna hij de mythe van de Ulmieten verzint, met alle antisemitische gevolgen van dien. Lege rituelen zijn dodelijk, ook handelingen die wel geld opleveren maar geen spirituele inhoud. Miljardair Pete Mercer, ook een zogenaamde afstammeling van Ulm, biecht aan Paul O’Rourke op dat hij zich een hoer voelt omdat hij zo ongeveer alle godsdiensten heeft ‘beproefd’. ‘Een hoer die haar hoofd in elk opengedraaid raampje heeft gestoken.’
In wezen is To Rise Again at a Decent Hour een verhaal over licht en donker, over de dag en de nacht, over bang zijn om in te slapen, over dood en leven, zuiverheid en troebelheid, geloven of niet geloven. Wat betekent een zinvol bestaan? Dat je je afvraagt wat je hier en nu kunt doen of dat je afwacht wat er straks, na dit leven komt? Geloven is niet zeker weten, blijven twijfelen en dus zoeken. Toch zal Joshua Ferris de Booker Prize niet winnen, omdat het oppervlakkige eerste deel van zijn roman veel zwakker is dan het diepgravende tweede, waardoor de compositie van To Rise Again at a Decent Hour behoorlijk onevenwichtig is.

Joshua Ferris: To Rise Again at a Decent Hour. Little, Brown and Company, 337 blz., € 16,90
Booker Prize
Geen prijs ter wereld – vergeet die Nobelprijs! – heeft zo’n invloed op verkoopcijfers als de MAN Booker Prize. Op 14 oktober wordt hij in Londen weer uitgereikt, dit jaar is voor het eerst de restrictie opgeheven dat alle kanshebbers in het Britse Gemenebest moeten wonen. Met andere woorden: de Amerikanen komen eraan. Twee haalden de shortlist: Joshua Ferris met To Rise Again at a Decent Houren Karen Joy Fowler met We Are All Completely beside Ourselves. De andere vier gegadigden zijn de Tasmaan Richard Flanagan (The Narrow Road to the North), de Brit Howard Jacobson (J), de Indiër Neel Mukherjee (The Lives of Others) en de Schotse Ali Smith (How to Be Both). Deze week bespreken we in Dichters Denkers de vier romans die ons het interessantst leken.
Beeld: Nina Subin