Op de stompzinnigheid in het algemeen en op humorloze politici in het bijzonder. Op geluks-koekjeskretologie, schijnbetrokkenheid en achteloze onderbuiken. De gevangenis waar ik vijf jaar doorbracht, de grootsheid, droefenis en lelijkheid daarbinnen: het bleef goeddeels onbesproken. En een lekkere mening, vers uit het vet, naspetterend – dat was er ook al zelden bij. Ik voelde de behoefte wel eens. Maar anderen deden dat doorgaans zoveel sneller, beter en effectiever dan ik. Daarbij komt: mijn aandacht gaat doorgaans als vanzelf uit naar het incident. De gebeurtenis die aan de opinie vooraf gaat. Niet de verkiezingen, het schandaal of de ramp bedoel ik. Maar de nabije toevalligheden en voorvallen die ons humeur kleuren, onze gedachten sturen. Het gesprek met de werkloze buurman of een gadegeslagen echtscheidingsscène op het schoolplein. Seizoenen. Relaties. Uitzichten. Wat je hoort als je in de bus zit. Kleine dingen die, geloof ik toch, al dan niet bewust de humuslaag van ons wereldbeeld vormen. Dus schreef ik over de taxichauffeur die een rit lang op allochtonen mopperde en daarna toegaf Partij voor de Dieren te stemmen. ‘Want die kunnen er ook niets aan doen.’ Ik schreef over het meisje met de Barbies dat slaapproblemen had. Over de man die in de supermarkt lag te sterven en de ramptoerist in mij die schaamteloos jubelde dat ik vooral moest blijven kijken. En over Kitty, de blonde vrouw in het kasloze kantoor van de bank, die mijn tasje met kleingeld bezag alsof het een zak vol vuile onderbroeken was. Over de poëzie, de liefde en de dood. Wat ik nu vooral overhoud is fantoompijn. Te denken ‘daar zit een stukje in’ en het niet meer voor u kunnen schrijven. Ik waardeerde het dat ik soms een mail van u ontving. Dat u zomaar iets aardigs over mij schreef of twitterde. Mij eens uitknipte en op uw koelkast hing. Of zelfs: op uw toilet. Dank daarvoor.
Column
U
Er zijn veel dingen die ik op deze plaats nooit deed. Zo sprak ik u nooit direct aan – al had dat best gekund. Ook heb ik nooit gescholden, geloof ik. Terwijl er vaak iets te schelden viel.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/2014/15
www.groene.nl/2014/15