‘Dit is een heel makkelijke wandeling’, zegt de mevrouw van het Office du Tourisme. Ze heeft een kaartje uitgevouwen, en wijst met een perfect gemanicuurde nagel op een blauwe lijn die zich inderdaad aandient als een overzichtelijk rondje.

Ik wil niet altijd in eindigheid denken, maar ik wil wel graag weten wanneer een wandeling weer ophoudt.

Het is stil in het bureau. Met onze entree schrokken drie personen keurig op een rij achter de balie op. Er blijkt een strikte rolverdeling gaande. De stagiair trekt een heel stelsel van archief- en ladekasten open, waarna zijn superieur met een minzame glimlach vanonder haar bureau de ultieme wandeling te voorschijn haalt en de persoon helemaal rechts wil weten waar we vandaan komen, hoe we hier zijn beland en waar we verblijven. Zijn blonde reusachtigheid straalt het type goedaardigheid uit dat ook zomaar zou kunnen omslaan in iets anders. Kiefer Sutherland. Het dorp kan wel wat verbeeldingskracht gebruiken. Te meer omdat nu ook de Franse mannen boven de 35 het een beetje laten lopen. Ze doen geen schoenen meer aan als ze zich naar de Tabac begeven, maar sloffen op plastic teenslippers voort, ze torsen een buik met zich mee die de dadbods ver achter zich laat.

Il est bon d’être père, adverteert een nieuw volkswagenmerk langs de weg.

De domesticatie van de man eist zijn tol.

Het is dat ik het niet wil zien, en Frankrijk trouw wil blijven, maar wat is er gebeurd met de nationale fierheid, schoonheid, elegantie? De gemiddelde dikte (m/v) steekt die van de Grieken en de Ieren naar de kroon. Of is dit gewoon de Europese mens, op weg naar XXL?

Gauw, wandelen.

‘Als u nu met de auto hier naartoe gaat…’

Weer die nagel.

Maar we willen niet met de auto, we willen te voet naar waar het allemaal begint.

‘Aha, dan kunt u hier insteken.’

Ze tekent twee smalle pennenlijntjes vlak boven de kerk die op het kaartje wordt aangegeven met een rondje met een kruisje erop. Het enige richtingteken waar we op hoeven te letten is een geel vogeltje.

We zien geen geel vogeltje bij ons insteekpunt, maar wijten dat aan het feit dat we niet bij het officiële begin van de wandeling, genaamd route des carrières, zijn begonnen.

Wat een carrière zou zijn, vragen we ons ondertussen af. Zij houdt het op iets katholieks, in het aangezicht van een klein kapelletje met een Mariabeeld erin, hij denkt meer richting verlaten mijn.

Een gele streep!

Zij: ‘Ik denk dat het vogeltje vervaagd is.’

Hij, opkijkend van het kaartje: ‘Kijk, daar is de stenen muur. Daar moeten we langs.’

De stenen muur is onmiskenbaar, en best lang.

Hij leest: ‘Vous traversez un oppidum.’

Note to self, mochten ze weer internet hebben: opzoeken wat een oppidum is. En een carrière. Op die mental note stonden al een paar andere zoekopdrachten:

– wat schreef Pé Hawinkels over Berlin van Lou Reed;

Zwijgend stappen ze voort, spaarzaam slokken nemend uit de half gevulde waterfles

– hoe klinkt die muziek van de film Deliverance ook al weer;

– is er een boekhandel aan Columbus Avenue in New York;

– hoe ziet Claudia Roth Pierpont eruit?

Kleine vraagstukken die niet heel urgent zijn, maar waarvan je inmiddels zo gewend bent ze onmiddellijk te kunnen oplossen dat er de hele dag dóór bressen worden geslagen in je bestaanszekerheden.

Ter plekke besluiten ze dat een oppidum de open grasvlakte is die zich nu voor hen uitstrekt en die ze dus zonder aarzelen – nou, heel even – oversteken.

Zij: ‘Misschien hadden we toch meer water mee moeten nemen.’

Hij: ‘We lopen een klein rondje.’

Zij: ‘Op een of andere manier denk ik dat we nu aan het klimmen zijn.’

Hij: ‘Ik heb een sterk circulair gevoel.’

Zij: ‘Liberté, fraternité of egalité?’

Hij: (…)

Zij: ‘Als je moet kiezen. Wat wordt het?’

Zo wil de tijd wel voorbij vliegen. Vooral als een van de partijen weigert te kiezen, en van het een het ander komt. ‘I’m getting in a philosophical kind of mood’, zegt Christopher Walken in True Romance. Het betekent niet veel goeds.

Zwijgend stappen ze voort, ieder alleen met de eigen gedachten. Telkens spaarzamer slokken nemend uit de ene half gevulde waterfles. Rudimentair wordt er wat uitgewisseld. Of dat daar een ezel is, of een paard. Koe? Of de geschiedenis wordt bepaald door bewegingen of individuen. Wat het met je doet als je tussen de bergen woont. Of kippen pijn lijden als ze eieren leggen. Waar het gele vogeltje zal zijn gebleven.

Zij (vrouw): ‘Waar zijn we nu?’

Hij (man): ‘We zijn nu hier.’

Hoeveel je kunt zien omdat je denkt dat je het ziet! De mijngroeve, de vlakte, de abdij daar in de verte. En – voorzichtig alsjeblieft met het water – hoeveel je ook niet ziet!

Zij: ‘Dus hoe lang nog?’

Hij: ‘Half uurtje. Max.’

Feiten zijn er om door de verbeelding te worden vervormd.

Weer eentje: opzoeken wiens motto dat is.

U bevindt zich nu hier